ECLI:NL:RBNHO:2023:7894

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
10267466 \ CV FORM 23-58
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een verzoek ingediend tegen Air France, gevestigd in Parijs, vanwege een vertraagde vlucht (AF8268) van Montpellier naar Amsterdam-Schiphol op 21 augustus 2021. De passagiers hebben een retourvlucht geboekt via Cheaptickets en eisen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers verzoeken de kantonrechter om Air France te veroordelen tot betaling van € 500,00 plus wettelijke rente en bijkomende kosten, omdat de vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en stelde dat de passagiers geen bevestigde boeking hadden voor de vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers met het overleggen van een betaaloverzicht voldoende bewijs hebben geleverd van een bevestigde boeking. De vervoerder voerde aan dat hij niet als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij kan worden aangemerkt, omdat de vlucht door KLM zou worden uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de compensatie, omdat de vlucht daadwerkelijk door KLM is uitgevoerd en niet door Air France.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10267466 \ CV FORM 23-58
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: B.W. Floris
tegen
Air France
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 30 december 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 19 april 2023.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben bij Cheaptickets op 25 mei 2021 een retourvlucht Amsterdam-Schiphol- Montpellier (Frankrijk) geboekt.
2.2.
Vlucht AF8268 van Montpellier naar Amsterdam-Schiphol Airport op 21 augustus 2021 is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Ter discussie staat of de passagiers een bevestigde boeking hadden voor vlucht AF8268 (hierna: de vlucht). De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers enkel een vluchtschema hebben overgelegd zonder dit nader toe te lichten. Een vluchtschema is niet hetzelfde als een bevestigde boeking, aldus de vervoerder. Ook volstaat volgens de vervoerder het overgelegde betaaloverzicht niet.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat passagiers beschikken over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie en zich behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - (tijdig) bij de incheckbalie hebben gemeld. In het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) is een ruimere definitie aan het begrip boeking toegekend. Als passagiers beschikken over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. De bewijslast ter zake van het voornoemde rust op de passagiers.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers met het overleggen van het betaaloverzicht voldoende hebben onderbouwd dat zij beschikten over een bevestigde boeking voor de vlucht. Uit het betaaloverzicht onder het kopje ‘jouw boekingsgegevens’ blijkt immers dat de passagiers een bevestigde boeking hadden voor de onderhavige vlucht. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.5.
De vervoerder voert verder aan dat hij ten aanzien van de onderhavige vlucht niet als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van de Verordening kan worden aangemerkt. De tickets zijn – via Cheaptickets – geboekt voor een vlucht die volgens de vervoerder zouden worden uitgevoerd door KLM onder het volgende vluchtnummer: KLM1408 (productie 1 bij het verweerschrift). De vervoerder verwijst in dit verband ook naar punt 2.2.3. van de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening, waarin staat “
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, is de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert altijd verantwoordelijk voor verplichtingen uit hoofde van de verordening, en bijvoorbeeld niet een andere luchtvaartmaatschappij die het ticket heeft verkocht (…)”. Ook heeft de vervoerder toegelicht dat hij het traject en de planning van de vlucht niet heeft vastgesteld en uitgevoerd. Ook zouden er geen vliegtuigen of bemanning van de vervoerder worden ingezet.
4.6.
Vast staat dat de vervoerder de ticket uitgevende maatschappij dan wel de contracterende luchtvaartmaatschappij is.
4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat hij niet gehouden is aan de richtsnoeren, nu dit geen geldend recht is. Wel kunnen de richtsnoeren richtinggevend zijn. Uit de richtsnoeren in samenhang met de Verordening volgt dat met de Verordening niet is beoogd om passagiers de mogelijkheid te geven om de ticket uitgevende maatschappij aan te spreken voor compensatie op grond van de Verordening. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter met de vervoerder van oordeel dat de vervoerder als de ticket uitgevende maatschappij niet kan worden gehouden tot betaling van compensatie nu de vlucht door KLM is uitgevoerd. Dit blijkt ook uit productie 1 bij het verweerschrift waarin staat “
Operated by KLM 1408”. Niet is niet gebleken dat de vervoerder tezamen met KLM de onderhavige vlucht heeft uitgevoerd dan wel zou uitvoeren
.Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom dan ook worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open