In deze zaak hebben de passagiers van vlucht FR3104, die op 29 mei 2022 van Dublin naar Amsterdam-Schiphol Airport zou vliegen, compensatie geëist van de vervoerder Ryanair DAC vanwege een vertraging van meer dan drie uur. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder en hebben compensatie aangevraagd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder heeft geweigerd om compensatie te betalen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slotrestricties en vertragingen op voorafgaande vluchten. Echter, de rechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De passagiers hebben recht op compensatie, en de kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 3.500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging.
Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen, terwijl het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg. Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.