ECLI:NL:RBNHO:2023:7899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
10293949 \ CV FORM 23-535
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht FR3104 door Ryanair

In deze zaak hebben de passagiers van vlucht FR3104, die op 29 mei 2022 van Dublin naar Amsterdam-Schiphol Airport zou vliegen, compensatie geëist van de vervoerder Ryanair DAC vanwege een vertraging van meer dan drie uur. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder en hebben compensatie aangevraagd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder heeft geweigerd om compensatie te betalen, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slotrestricties en vertragingen op voorafgaande vluchten. Echter, de rechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De passagiers hebben recht op compensatie, en de kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 3.500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging.

Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers toegewezen, terwijl het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg. Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10293949 \ CV FORM 23-535
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2],

3. [eiser 3],

4. [eiser 4],

5. [eiser 5],allen wonende te [plaats 2]

6. [eiser 6],

7. [eiser 7],

8. [eiser 8],allen wonende te [plaats 3]
9. [eiser 9],wonende te [plaats 4]
10. [eiser 10],wonende [plaats 5]

11. [eiser 11],

12. [eiser 12],

13. [eiser 13],allen wonende te [plaats 4]
14. [eiser 14],wonende te [plaats 6]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: A. de Leng-Minnaard (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
Ryanair DAC,
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 13 januari 2023;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 19 april 2023.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Dublin (Ierland) naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht FR3104 op 29 mei 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft allereerst aangevoerd dat passagier [eiser 1] twee keer staat genoemd in het Vorderingsformulier A en dat zij slechts eenmaal om compensatie kan verzoeken. Dit treft doel. Compensatie is een persoonlijk recht en kan slechts eenmaal voor een bepaalde vlucht worden verzocht. Dit betekent dat [eiser 1] – mocht er recht op compensatie bestaan – slechts aanspraak kan maken op een bedrag van € 250,00.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Amsterdam-Schiphol, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van een reeks rotatievluchten. De vluchten zijn allemaal vertraagd uitgevoerd. De onderhavige vlucht is vertraagd uitgevoerd vanwege de door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties en door de vertraging op de voorafgaande vluchten.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of de gewijzigde slottijden en de vertraging op de voorafgaande vluchten als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening kunnen worden aangemerkt. Ook als de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden is niet gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen. De vervoerder heeft slechts in zijn algemeenheid betoogd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen, maar dit is niet voldoende. Dit zegt namelijk niets concreets over de onderhavige vlucht. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om dit (nader) te onderbouwen nu hij een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Daar komt bij dat de passagiers hebben gesteld dat de vervoerder niet heeft aangegeven welke redelijke maatregelen hij heeft getroffen. Dit had de vervoerder nader kunnen uitleggen. De vervoerder heeft aldus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
4.6.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook, gelet op de duur van de vertraging, worden toegewezen tot een bedrag van € 3.500,00.
4.7.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij (grotendeels) ongelijk krijgt.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.500‬,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 244,00 aan griffierecht en € 232,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open