ECLI:NL:RBNHO:2023:7907
Rechtbank Noord-Holland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter in civiele zaak met incidentele conclusie tot onbevoegdheid
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser op 6 april 2023 een vordering ingesteld tegen gedaagden, [Gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De gedaagden hebben een incidentele conclusie tot onbevoegdheid ingediend, waarbij zij betogen dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, omdat het geschil de competentiegrens van € 25.000,00 overschrijdt, zoals vastgelegd in artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Echter, zij geven aan dat zij akkoord gaan met de bevoegdheid van de kantonrechter op basis van artikel 96 Rv, mits het recht op hoger beroep voorbehouden blijft.
Eiser heeft in zijn antwoord op het incident aangegeven dat hij zich kan vinden in een bevoegdverklaring van de kantonrechter, onder de voorwaarde dat partijen overeenkomen dat hoger beroep open zal staan tegen het vonnis in de hoofdzaak. De kantonrechter heeft de standpunten van partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat zij zich gezamenlijk tot de kantonrechter wenden op basis van artikel 96 Rv, met behoud van het recht op hoger beroep. Hierop heeft de kantonrechter zich bevoegd verklaard.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. De kantonrechter heeft op 12 juli 2023 het vonnis gewezen, dat in het openbaar is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.