ECLI:NL:RBNHO:2023:7985

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10133308 / CV EXPL 22-5915
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens een huurachterstand van 18 maanden voor een opslag-/kantoorruimte in Haarlem. De huurprijs bedroeg € 1.875,00 per maand, maar [gedaagde] heeft sinds januari 2021 geen huur meer betaald, met uitzondering van een betaling van € 4.750,00 in februari 2022. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat hij schade heeft geleden door diefstal van goederen uit het gehuurde, en dat hij deze schade wil verrekenen met de huurachterstand. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het beroep op verrekening niet kan worden toegewezen, omdat de gegrondheid van het verweer niet eenvoudig vast te stellen is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand is opgelopen tot € 49.625,00 en dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Daarom heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke handelsrente, en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10133308 \ CV EXPL 22-5915
Uitspraakdatum: 7 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: A. Abbasov (Juristu Incassodiensten BV)
tegen
[gedaagde] ,voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 27 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk en (aanvullend) mondeling geantwoord.
1.2.
Op 10 mei 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 15 maart 2019 van [eiser] een opslag-/kantoorruimte aan de [adres] (hierna: het gehuurde) te Haarlem. De huurprijs bedraagt € 1.875,00 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Hij heeft vanaf 1 januari 2021 geen huur meer betaald, met uitzondering van een betaling van € 4.750,00 in februari 2022.
2.3.
Op 16 maart 2022 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van diefstal van een groot aantal goederen uit het gehuurde in de periode 15 februari 2022 om 18.00 uur tot 16 februari 2022 om 16.00 uur.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (kort weergegeven) dat de kantonrechter:
a. voor recht verklaart dat [gedaagde] te kort is geschoten in de naleving van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst;
b. de huurovereenkomst ontbindt;
c. [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
d. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
- € 34.625,00 aan huurachterstand, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 1 juni 2022;
- € 1.875,00 per maand vanaf datum dagvaarding tot aan beëindiging van de huurovereenkomst en € 1.875,00 per maand vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming;
- de kosten die direct voortvloeien uit de gedwongen ontruiming;
- € 1.210,12 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan. Ten tijde van dagvaarden ging het om een achterstand van 18 maanden, zodat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
3.3.
[gedaagde] vindt dat hij de huurachterstand niet hoeft te betalen omdat hij schade heeft geleden die met de achterstand verrekend moet worden. Op het verweer van [gedaagde] zal de kantonrechter hieronder ingaan.

4.De beoordeling

De huurachterstand en het beroep op verrekening
4.1.
[eiser] heeft op de zitting van 10 mei 2023 een actueel overzicht van de huurachterstand overgelegd. Daaruit blijkt dat de huurachterstand tot en met mei 2023 is opgelopen tot € 49.625,00. [gedaagde] heeft dit bedrag als zodanig niet betwist. Wel heeft [gedaagde] een beroep gedaan op verrekening. Hij heeft aangevoerd dat [eiser] het slot van het gehuurde heeft vervangen waardoor hij het gehuurde aanvankelijk niet meer kon betreden. Toen hij het gehuurde weer in kon, was een groot deel van zijn spullen verdwenen. Hij heeft daarvan aangifte gedaan. Een deel van de spullen is op een later moment weer in de loods teruggebracht, maar de meeste waardevolle zaken niet. De schade door de diefstal bedraagt volgens [gedaagde] € 11.500,00. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij als gevolg van de diefstal zijn onderneming heeft moeten staken, waardoor hij € 75.000,00 schade heeft geleden. [gedaagde] houdt [eiser] , althans diens zoon, verantwoordelijk voor de diefstal en de schade.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat hij een beroep op verrekening kan verwerpen, als de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (artikel 6:136 van bet Burgerlijk Wetboek). Daarvan is hier sprake. [eiser] heeft immers stellig ontkend iets met het verdwijnen van de goederen van [gedaagde] te maken te hebben. Ook heeft hij betwist dat hij het slot van het gehuurde heeft vervangen. [eiser] stelt dat hij in februari 2022 ‘slechts’ het slot heeft doorgeboord nadat was gebleken dat onbekenden het gehuurde met medeweten van [gedaagde] illegaal gebruikten voor onder meer de tijdelijke opslag van flessen lachgas. [gedaagde] heeft daar – zoals hij zelf ook niet betwist – € 5.000,00 voor gekregen kreeg. Met het doorboren van het slot wilde [eiser] naar eigen zeggen voorkomen dat deze personen nog langer toegang zouden hebben tot het gehuurde. Volgens [eiser] is het aannemelijk dat deze personen uit vergelding goederen van [gedaagde] hebben meegenomen.
4.3.
Hoewel (ook) de handelwijze van [eiser] enige vragen oproept, kan niet eenvoudig worden vastgesteld dat [eiser] iets te maken heeft met het verdwijnen van de goederen van [gedaagde] , laat staan dat [gedaagde] een tegenvordering op [eiser] heeft. Het beroep op verrekening wordt daarom verworpen. Dat betekent dat [gedaagde] de huurachterstand aan [eiser] moet betalen, die over de periode januari 2021 tot en met september 2022 € 34.625,00 bedraagt. [gedaagde] zal daartoe worden veroordeeld. Tevens zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van € 1.875,00 per maand aan huur vanaf oktober 2022 tot de ontbinding van de huurovereenkomst, en tot betaling van € 1.875,00 als gebruiksvergoeding vanaf de datum van die ontbinding tot de datum van de ontruiming van het gehuurde.
Wettelijke handelsrente
4.4.
Nu sprake is van een handelsovereenkomst tussen partijen is [gedaagde] tevens wettelijke handelsrente verschuldigd. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2022 over de hoofdsom van € 34.625,00 kan echter niet volledig worden toegewezen. Een deel van die hoofdsom, te weten € 5.625‬,00 (juli, augustus en september 2022) was immers op 1 juni 2022 nog niet opeisbaar, zodat Van de Linden met betaling daarvan op 1 juni 2022 niet in verzuim was. De wettelijke handelsrente over dat bedrag zal daarom toegewezen vanaf de respectievelijke verzuimdata.
Verklaring voor recht
4.5.
De huurachterstand is zodanig groot dat sprake is van een ernstige tekortkoming is in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
4.6.
Aangezien [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst zal de kantonrechter de huurovereenkomst ontbinden. Ook de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen. Dat de huurovereenkomst al op enig moment zou zijn geëindigd door opzegging, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is niet gebleken. [gedaagde] heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien erkent hij de gestelde huurachterstand en staat niet ter discussie dat hij nog spullen in het pand heeft opgeslagen.
4.7.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
Vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van € 1.210,12 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de naleving van zijn verplichtingen als huurder uit hoofde van de met [eiser] gesloten huurovereenkomst;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen te [adres] aan de [adres] met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, te ontruimen en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo 444 Rv bepaalde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 34.625,00 aan huurachterstand over de periode januari 2021 tot en met september 2022, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 29.000,00 vanaf 1 juni 2022, en met de wettelijke handelsrente over € 5.625,00 vanaf de (respectievelijke) data van verzuim, een en ander tot aan de dag van de gehele betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.875,00 per maand vanaf oktober 2022 tot het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een gebruiksvergoeding van € 1.875,00 per maand vanaf het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van de ontruiming;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.210,12 aan [eiser] ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 133,57
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 1.588,00
nakosten € 132,00 voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt;
5.9. wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter