ECLI:NL:RBNHO:2023:8047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10284917 \ CV EXPL 23-411 (DB)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident op grond van artikel 843a Rv in een luchtvaartzaak met betrekking tot compensatie en documentatieverzoek

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door B. Floris van Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, vertegenwoordigd door mr. R.W.L. Russell van Russell Advocaten. De vordering betreft compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier stelt dat hij recht heeft op compensatie vanwege een vertraging van zijn vlucht en heeft een bedrag van € 250,00 aan hoofdsom en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de passagier in een incident op grond van artikel 843a Rv verzocht om de vervoerder te veroordelen tot het overleggen van bepaalde documenten die relevant zijn voor zijn vordering. De vervoerder heeft echter betwist dat de passagier recht heeft op compensatie, stellende dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, namelijk problemen bij de grondafhandeling.

De kantonrechter heeft de vordering in het incident afgewezen, omdat de gevraagde documenten niet relevant waren voor de onderbouwing van de aanspraak van de passagier, maar eerder voor het verweer van de vervoerder. De rechter oordeelde dat de passagier niet had aangetoond dat hij rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken. De proceskosten in het incident zijn voor rekening van de passagier gesteld, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De hoofdzaak is verwezen naar een rolzitting voor repliek aan de zijde van de passagier op 30 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10284917 \ CV EXPL 23-411 (DB)
Uitspraakdatum: 2 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser in de hoofdzaak en in het incident
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: B. Floris (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.W.L. Russell (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 9 januari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord. De passagier heeft hierop een vordering in het incident op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingesteld. De vervoerder heeft hierop gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De passagier heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vervoerder te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 250,00 aan hoofdsom en van een bedrag van € 48,40 althans, een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van de vervoerder in de (na)kosten van de procedure.
2.2.
De passagier baseert zijn vordering in de hoofdzaak op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging gehouden is hem te compenseren conform artikel 3, 5 en 7 van de Verordening.
2.3.
De vervoerder betwist de vordering in de hoofdzaak. Volgens de vervoerder is sprake van een buitengewone omstandigheid, namelijk problemen bij de grondafhandeling.

3.De vordering in het incident

3.1.
De passagier heeft in het incident gevorderd om de vervoerder bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, te veroordelen om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de volgende stukken te overleggen:
  • De paragraaf van de SLA waarin opgenomen is hoeveel check-in balies door de vervoerder worden afgenomen
  • Het daily-report van de operations- en of passenger manager of de Aviapartner supervisor zoals opgenomen in productie 2 van de conclusie van antwoord
  • Enige andere documentatie / afschrift waaruit blijkt dat de check-in balies “overspoeld” waren.
Dit met veroordeling van de vervoerder in de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering in het incident ten grondslag gelegd dat de vervoerder in de producties bij de conclusie van antwoord verwijst naar gemaakte afspraken tussen de vervoerder en een door hem ingehuurde derde partij, te weten Aviapartner en dat hij belang heeft bij de bescheiden tussen de vervoerder en Aviapartner.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Een verzoek op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen als aan de drie
volgende cumulatieve voorwaarden van het eerste lid is voldaan:
(1) degene die de vordering instelt, moet een rechtmatig belang hebben,
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (gegevens),
(3) de gedaagde over deze bescheiden de beschikking heeft,
(4) met betrekking tot een rechtsbetrekking waarin de eiser partij is.
Verder bepaalt artikel 843a lid 4 Rv dat niet aan het verzoek behoeft te worden voldaan indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde stukken is gewaarborgd.
Door deze beperkingen kunnen zogenaamde fishing expeditions worden voorkomen.
4.2.
Met betrekking tot de eis van een rechtmatig belang is het aan de partij die afgifte van bepaalde bescheiden verlangt, te stellen waarom zij die bescheiden nodig heeft. Doorgaans zal dit zijn om een vordering of verweer in de hoofdzaak te onderbouwen. Die partij zal dan moeten stellen welk verwijt zij de wederpartij maakt c.q. welk verweer zij wil voeren en waarom dat zou leiden tot toewijzing/afwijzing van de (betreffende) vordering. Voorts zal zij moeten stellen waarom juist de gevraagde stukken relevant zijn voor de onderbouwing van de vordering c.q. het verweer (HR 18 november 2011, ECLI:NL:HR:BS1706).
4.3.
Aan dit vereiste is hier echter niet voldaan. De gevorderde bescheiden strekken hier immers niet tot onderbouwing van de aanspraak van de passagier op compensatie, maar juist tot nadere onderbouwing van het verweer van de vervoerder. Dit blijkt ook uit hetgeen de vervoerder aanvoert in het antwoord in incident. Daarvoor is de procedure van artikel 843a Rv niet bedoeld. Ten aanzien van de gevorderde afgifte van “enige andere documentatie / afschrift waaruit blijkt dat de check-in balies overspoeld waren”, geldt voorts dat deze informatie (te) ruim geformuleerd en niet voldoende bepaald is.
4.4.
Nu aan de onder 4.1 vermelde voorwaarden niet is voldaan en fishing expeditions dienen te worden voorkomen, zal de vordering worden afgewezen. De omstandigheid dat de vervoerder in het antwoord in incident eventueel (een deel van) de gevorderde bescheiden reeds heeft verstrekt en geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering in het incident, leidt niet tot een ander oordeel.
4.5.
De proceskosten in het incident komen voor rekening de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van de vervoerder worden begroot op € 80,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 80,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
in de hoofdzaak:
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 augustus 2023 om 10.00 uur voor repliek aan de zijde van de passagier.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter