ECLI:NL:RBNHO:2023:8051

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10233482 \ CV EXPL 22-7172
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en aansprakelijkheid van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht EZY7921 van Amsterdam-Schiphol naar Kopenhagen-Kastrup op 29 september 2022. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 539,20, vermeerderd met wettelijke rente, en kosten voor maaltijden en verfrissingen ter hoogte van € 39,20. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft niet kunnen aantonen dat de vertraging te wijten was aan omstandigheden die hij niet had kunnen voorkomen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de gevorderde compensatie toe, evenals de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. De vordering tot vergoeding van de kosten voor maaltijden wordt eveneens toegewezen, maar de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.

De proceskosten worden toegewezen aan de passagiers, aangezien de vervoerder grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter wijst het verzoek om een certificaat ex artikel 53 Brussel I bis-Verordening af, omdat hier geen belang bij is. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 9 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10233482 \ CV EXPL 22-7172 (DB)
Uitspraakdatum: 9 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde B. Floris (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te London (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. Z.K. Elahi

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 november 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Kopenhagen-Kastrup (Denemarken) op 29 september 2022 met vluchtnummer EZY7921, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 539,20 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 226,88 dan wel € 97,86, dan wel een in redelijke justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Voorts verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.4.
De passagiers stellen daarnaast dat zij vanwege de vertraging van de vlucht kosten hebben gemaakt voor maaltijden en verfrissingen ter hoogte van € 39,20 die de vervoerder dient te vergoeden op grond van artikel 9 van de Verordening dan wel artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.5.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Kopenhagen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders wanneer de vervoerder kan aantonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, die hij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht oorspronkelijk zou worden uitgevoerd met toestel OE-LSL. Dat toestel heeft voorafgaand aan de vlucht twee andere vluchten uitgevoerd, te weten vlucht EZY7911 en EZY7912. Vlucht EZY7911 is 13 minuten vertraagd vanwege code 4 ‘special assistance’ en verder 1 uur en 8 minuten door code 89 ‘restriction at departure airport’. De vertraging ten gevolge van code 89 was te wijten aan de lange wachtrijen bij de security check op Schiphol. Volgens de vervoerder is hij door Schiphol geïnformeerd dat de wachttijden enorm opliepen, waardoor de vervoerder genoodzaakt was om de vlucht te vertragen om zodoende de passagiers die al hadden ingecheckt aan boord te kunnen laten meevliegen. Deze vertraging werkte door naar vlucht EZY7912. Daarnaast is volgens de vervoerder aan vlucht EZY7912 een nieuwe slottijd opgelegd met code 84. Volgens de vervoerder had het toestel om 08:13 (de kantonrechter begrijpt: UTC) de ‘stand’ al verlaten, maar kon het toestel pas om 09:01 (de kantonrechter begrijpt: UTC) opstijgen. Uiteindelijk is vlucht EZY2912 volgens de vervoerder vanwege de slottijd aangekomen met een totale vertraging van 2 uur en 7 minuten om 10:17 UTC.
4.4.
De vlucht in kwestie stond gepland om te vertrekken vanaf Amsterdam om 08:40 UTC. De bemanning die ingeroosterd stond voor deze vlucht zou de twee voorgaande vluchten en nog een aansluitende vlucht (EZY7922) uitvoeren. Vanwege de vertragingen die het toestel had opgelopen tijdens de twee voorgaande vluchten, zou de bemanning echter de wettelijke diensturen overschrijden. Om 11:18 UTC is er volgens de vervoerder besloten om van toestel (naar toestel OE-LSJ) te wisselen en een reservebemanning op te roepen. De reservebemanning heeft 90 minuten de tijd om zich te melden als zij vanuit hun woonplaats moeten komen en vervolgens moet de bemanning geïnstrueerd worden, waarvoor 60 minuten wordt ingepland. De bemanning zou daarom op zijn vroegst om 13:48 UTC de vlucht in kwestie kunnen uitvoeren. Het toestel OE-LSJ stond gepland om een andere rotatie vanuit Amsterdam uit te voeren. Er bestond een risico dat voor deze rotatie de in Amsterdam geldende curfew overschreden zou worden. De bemanning voor deze rotatie zou zich om 11:50 UTC melden en was na een briefing van 60 minuten gereed om te vertrekken om 12:50 UTC. De vlucht in kwestie is uiteindelijk vertrokken om 14:02 UTC.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval in het midden blijven of de vertragingsoorzaken op de voorgaande vluchten zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden. Daartoe wordt als volgt overwogen. De vervoerder heeft niet toegelicht op welk tijdstip de bemanning uit de uren zou lopen en wanneer dit voor de vervoerder voorzienbaar was. De passagiers stellen dat het voor de vervoerder al vóór 09.00 UTC duidelijk had kunnen zijn dat de bemanning niet de volledige rotatie zou kunnen uitvoeren en dat de vervoerder op dat moment al een reservebemanning had kunnen inschakelen. De vervoerder heeft dit niet betwist. Hij heeft enkel betoogd dat hij op ‘het relevante tijdstip’ ervoor heeft gekozen om van toestel te wisselen; volgens de vervoerder op het moment dat de buitengewone omstandigheden zich voordeden. De kantonrechter kan dit niet volgen. Vast staat dat de vervoerder eerst om 11:18 UTC de beslissing heeft genomen om van toestel te wisselen. Dit was dus een uur nadat vlucht EZY7912 met vertraging te Amsterdam was geland, te weten om 10:17 UTC. Dat kan niet worden aangemerkt als het ‘tijdstip waarop de buitengewone omstandigheden zich voordeden’. De kantonrechter is al met al van oordeel dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
4.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de gevorderde compensatie worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagiers hebben de wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf de dag der incident”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 29 september 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.7.
De vordering tot vergoeding van de kosten voor maaltijden en verfrissingen ter hoogte van € 39,20 zal eveneens worden toegewezen omdat de vervoerder hier geen verweer tegen heeft gevoerd. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagiers hebben ook hier de wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf de dag der incident”. Het betreft hier echter géén vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade. In de brief van 26 oktober 2022 die is overgelegd als productie 4 bij dagvaarding en als ingebrekestelling kan worden beschouwd, wordt de vervoerder gesommeerd binnen twee weken na de datum van deze brief te betalen. Derhalve is de gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 39,20 toewijsbaar vanaf 9 november 2022.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.10.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 Brussel I bis-Verordening wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 539,20 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 29 september 2022 en over € 39,20 vanaf 9 november 2022 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 264,00
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter