ECLI:NL:RBNHO:2023:8079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
10387318 \ CV EXPL 23-1183
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een consumentenkoopovereenkomst met betrekking tot een auto wegens non-conformiteit

In deze zaak heeft eiser, een consument, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een eenmanszaak, naar aanleiding van een geschil over de koop van een Audi Q7. De koopovereenkomst werd op 12 mei 2022 gesloten voor een bedrag van € 19.000,00, met een garantie van zes maanden. Eiser heeft gedaagde op 15 augustus 2022 in gebreke gesteld vanwege gebreken aan de auto, waaronder problemen met de roetfilter en lambdasonde. Ondanks meerdere ingebrekestellingen heeft gedaagde geen herstel uitgevoerd, wat eiser ertoe heeft gebracht de koopovereenkomst op 26 oktober 2022 buitengerechtelijk te ontbinden.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij altijd bereid is geweest om de gebreken te verhelpen. Hij heeft aangeboden de auto op te halen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter heeft beoordeeld of eiser de overeenkomst terecht heeft ontbonden. De rechter concludeert dat eiser gedaagde onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om de gebreken te verhelpen. Gedaagde heeft niet in verzuim verkeerd, aangezien hij bereid was om de auto te repareren. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en legt de proceskosten op aan eiser, die ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10387318 \ CV EXPL 23-1183 TB
Uitspraakdatum: 2 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [eenmanszaak]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 23 februari 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 10 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [eiser] bijgestaan door zijn gemachtigde en [gemachtigde] met machtiging namens [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 12 mei 2022 een koopovereenkomst gesloten betreffende de koop van een Audi Q7, waarvoor een bedrag van € 19.000,00 is betaald. Partijen zijn een garantie overeengekomen van zes maanden.
2.2.
Op 15 augustus 2022 heeft [eiser] een ingebrekestelling verstuurd aan [gedaagde] , waarin hij klaagt over gebreken die het voertuig heeft: tweemaal melding van de roetfilter, eenmaal melding lambdasonde, en storing voorgloeistaaf, waardoor het lampje gaat branden. [eiser] vordert kosteloos herstel binnen één week na dagtekening.
2.3.
Op 19 september 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] een ingebrekestelling aan [gedaagde] gestuurd en hem gesommeerd om binnen veertien dagen na ontvangst van de brief het voertuig te herstellen.
2.4.
Op 28 september 2022 heeft [gedaagde] per e-mail aan de gemachtigde van [eiser] laten weten dat meerdere malen contact is geweest met [eiser] over de auto en dat meerdere malen kenbaar is gemaakt dat als hij de auto komt brengen dat de problemen worden opgelost. [gedaagde] wil de auto repareren, maar is niet in de mogelijkheid om de auto op te halen.
2.5.
Bij e-mail van 4 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] bericht dat [eiser] de auto niet komt brengen om verdere schade te voorkomen. Er worden vervolgens twee opties gegeven: middels een autoambulance het voertuig op te halen of het voertuig op transport te zetten.
2.6.
Op 4 oktober 2022 heeft [gedaagde] per e-mail gereageerd en [eiser] laten weten dat hij bereid is de auto per autoambulance op te halen op 14 oktober 2022. De autoambulance is op die datum beschikbaar. [gedaagde] verzoekt om een adres op te geven waar de auto op te halen is.
2.7.
Op 18 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] twee voorstellen aan [gedaagde] gedaan: herstel van het voertuig of ontbinding van de koopovereenkomst. [gedaagde] dient binnen drie dagen een van de opties te kiezen.
2.8.
Bij brief van 26 oktober 2022 van (de gemachtigde van) [eiser] ontbindt hij de koopovereenkomst.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 22.253,06 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 en € 965,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure en in de nakosten.
3.2.
De hoofdsom bestaat uit:
  • Restitutie koopprijs € 19.000,00
  • Schadevergoeding
 ANWB-lidmaatschap € 98,80,
 verzekering € 570,26,
 wegenbelasting € 1.964,00
 leenvoertuig € 620,00
3.3.
[eiser] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. Hij voert aan dat de auto non-conform is omdat deze gebreken vertoont. De gebreken zijn een melding van de roetfilter (roetfilter vol of moet worden vervangen), eenmaal melding lambdasonde en storing voorgloeistaaf, waardoor het lampje gaat branden. [gedaagde] heeft de gelegenheid gehad om de gebreken aan de auto te verhelpen, maar heeft geen reactie gegeven op de ingebrekestellingen. Naast restitutie van de koopprijs maakt [eiser] ook aanspraak op aanvullende schadevergoeding wegens non-conformiteit van de auto. Omdat geen reactie is gekomen op de voorstellen, is de koop buitengerechtelijk ontbonden. [gedaagde] heeft geen uitvoering gegeven aan de daardoor over en weer ontstane ongedaanmakingsverbintenissen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij altijd bereid is geweest om te helpen. Er is herhaaldelijk aangeboden om de zaak op te lossen. [eiser] is gevraagd om de auto te brengen. Dat wilde hij niet omdat hij – onterecht - vreesde dat er meer schade aan de auto kon ontstaan. [gedaagde] heeft toen geadviseerd om de auto – op hun risico – naar een garage te brengen om de computer te laten resetten. Ook dat wilde [eiser] niet. Uiteindelijk is door [gedaagde] transport ingepland om de auto op te halen maar daar is geen reactie op gekomen van [eiser] . Het transport zou op kosten van [gedaagde] zijn. [gedaagde] is niet in de gelegenheid gesteld om de auto te beoordelen en zo nodig te repareren. Hij is nog steeds bereid om de auto te repareren. Subsidiair verzoekt [gedaagde] om kilometervergoeding voor de gereden kilometers als de koop ontbonden zou worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kern van het geschil is of [eiser] de tussen partijen gesloten koopovereenkomst terecht heeft ontbonden.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de koop van de auto een consumentenkoop betreft als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] handelde in het kader van zijn bedrijfsactiviteit en [eiser] is consument. [eiser] stelt dat de auto non-conform is omdat er gebreken zijn aan de auto. Voor de beantwoording van de vraag of er aan de zijde van [gedaagde] sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst moet vastgesteld worden of de afgeleverde zaak (de auto) al dan niet beantwoordt aan de koopovereenkomst (oftewel: of er sprake is van (non)conformiteit ex artikel 7:17 lid 1 BW).
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:17 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. De koper mag op grond van de overeenkomst verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Verder volgt uit artikel 7:18 lid 2 BW dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, als de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. Als de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en voorts herstel daarvan onmogelijk is dan wel de verkoper niet binnen een redelijke termijn de zaak heeft hersteld, dan heeft de koper ingevolge artikel 7:22 BW onder meer de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.4.
Allereerst moet de vraag worden beantwoordt of de auto de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan [eiser] de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. [eiser] stelt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat de auto gebreken bevat. [eiser] heeft [gedaagde] daarvan op 15 augustus 2022 middels een ingebrekestelling op de hoogte gebracht. Hij kan niet met de auto rijden omdat deze in de noodloop gaat en er is geadviseerd door een monteur om niet meer met de auto te rijden. [gedaagde] betwist het bestaan van de gebreken niet, echter heeft hij niet de kans gekregen om de door [eiser] gestelde gebreken zelf te beoordelen. Omdat [gedaagde] het bestaan van gebreken op zichzelf niet betwist en [eiser] binnen zes maanden na koop van de auto op 12 mei 2022 een ingebrekestelling heeft verstuurd geldt het wettelijke vermoeden van non-conformiteit.
5.5.
Vervolgens ligt de vraag voor of [eiser] gerechtvaardigd tot buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst is overgegaan. [eiser] mag de overeenkomst immers pas ontbinden nadat [gedaagde] de kans heeft gekregen om te herstellen of te vervangen en [gedaagde] op verzoeken daartoe niet heeft gereageerd of niet tot herstel is overgegaan [1] . De kantonrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is en [eiser] dus niet mocht ontbinden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.6.
Vast staat dat [gedaagde] – na de e-mail van 4 oktober 2022 waarin [eiser] eist dat de auto per autoambulance wordt opgehaald of op transport wordt gezet – diezelfde dag aan [eiser] heeft aangeboden de auto op te komen halen op 14 oktober 2022. Op dat aanbod heeft [eiser] niet gereageerd. Hij heeft daarentegen op 18 oktober 2022 opnieuw een e-mail aan [gedaagde] gezonden met twee nieuwe eisen: herstel of ontbinding. [eiser] heeft op de zitting uitgelegd dat er in deze e-mail nieuwe eisen werden gesteld omdat hij twijfelde over de vraag of herstel wel kosteloos zou gebeuren. Allereerst is niet duidelijk waarom die vrees bestond bij [eiser] omdat de communicatie met [gedaagde] geen aanleiding geeft voor die vrees. En bovendien blijkt ook niet uit de e-mail van 18 oktober 2022 dat dat is waarom [eiser] de auto niet laat ophalen. Verder wordt opgemerkt dat de inhoud van de e-mail van 18 oktober 2022 ook niet strookt met de stelling van [eiser] op zitting. De inhoud van de e-mail komt er namelijk op neer dat de klant aan de garage voorschrijft op welke wijze herstel moet plaatsvinden. Echter is het in beginsel aan de garage om onderzoek te doen naar de gebreken en vervolgens te bepalen op welke wijze gebreken zullen worden hersteld, tenzij het overduidelijk is dat de door de garage voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is. Of de voorgestane wijze van herstel ondeugdelijk is is hier ook niet aan de orde omdat [gedaagde] nog niet de kans heeft gekregen om de gestelde gebreken te beoordelen en een voorstel voor herstel te doen. De kantonrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat [eiser] [gedaagde] onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om tot herstel over te gaan en daarom verkeerde [gedaagde] niet in verzuim. [gedaagde] heeft bovendien zowel op de zitting in april 2023 als op de zitting in juli 2023 aangegeven nog steeds bereid te zijn tot herstel, maar ook daar heeft [eiser] niet op gereageerd. [eiser] had op grond van het voorgaande de tussen partijen gesloten overeenkomst niet buitengerechtelijk mogen ontbinden.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagde] in persoon is verschenen, worden de reis-, verblijf- en verletkosten tot en met vandaag aan zijn kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten voor [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:22 BW.