ECLI:NL:RBNHO:2023:8308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/341272 / JU RK 23-1018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in het belang van de ontwikkeling en gemoedsrust

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige. De minderjarige en zijn moeder hebben al langere tijd geen contact, en de geldende zorgregeling wordt niet nageleefd. Dit zorgt voor onrust en druk bij de minderjarige, die bij zijn vader woont. De kinderrechter heeft besloten om de zorgregeling te wijzigen, zodat er geen omgang meer wordt vastgelegd tussen de minderjarige en de moeder. Hierdoor kan de minderjarige zelf bepalen wanneer hij contact met zijn moeder wil opnemen, zonder druk of verplichtingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, ondanks dat deze niet wordt nageleefd, voor onrust zorgt en dat het in het belang van de minderjarige is om duidelijkheid te scheppen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging van de zorgregeling direct van kracht is. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij de minderjarige, de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en benadrukt dat het belangrijk is dat hij de periode van onrust kan afsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/341272 / JU RK 23-1018
Datum uitspraak: 9 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van 2 maart 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 5 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
9 augustus 2023. Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart met de kinderrechter heeft gesproken;
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 5 november 2021 onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 2 november 2022 is de ondertoezichtstelling vervolgens verlengd tot 5 november 2023.
2.4.
De ouders hebben hun relatie in 2012 beëindigd. Daarna hebben zij – onder meer – overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling). In 2017 hebben de ouders de zorgregeling gewijzigd met behulp van een mediator. De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld dat is opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 27 september 2017.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 maart 2020 is vervolgens bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] met ingang van 27 april 2020 bij de vader is en is een zorgregeling vastgesteld op basis waarvan [de minderjarige] drie van de vier weekenden bij de moeder verblijft, van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, alsmede iedere week een doordeweekse dag, waarbij de vader hem telkens naar de moeder brengt en hem daar weer ophaalt. De vakantieregeling is ongewijzigd gebleven.
2.6.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 mei 2020 bepaald dat [de minderjarige] in het tweede weekend van de drie weekenden waarin [de minderjarige] volgens de geldende zorgregeling bij zijn moeder verblijft naar de scouting zal gaan, waar hij door zijn moeder naar toe wordt gebracht en waar hij weer door haar wordt opgehaald. Bij diezelfde beschikking heeft de voorzieningenrechter de vader veroordeeld om [de minderjarige] over te dragen aan de moeder conform de zorgregeling die is vastgelegd in de beschikking van de rechtbank van 18 maart 2020, hetgeen ook inhoudt dat hij [de minderjarige] niet ophaalt voor scouting of andere activiteiten wanneer [de minderjarige] bij de moeder verblijft, op straffe van een dwangsom van €500,- voor elke dag dat hij daarmee in gebreke blijft met een maximum van €10.000,-.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de op 14 mei 2020 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat er geen omgang wordt vastgelegd tussen [de minderjarige] en de moeder en [de minderjarige] zodoende zelf mag bepalen hoe en wanneer hij het contact met zijn moeder wil vormgeven, zodra hij er voor open staat om contact met zijn moeder te hebben. De GI verzoekt tevens de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI naar voren gebracht dat [de minderjarige] al langere tijd geen contact heeft met zijn moeder. Na een gesprek tussen de moeder, [de minderjarige] en zijn toenmalige hulpverlener in april 2022 is besloten dat [de minderjarige] tijdelijk niet meer naar zijn moeder hoefde te gaan. Hoewel de vader aangeeft dat [de minderjarige] contact mag hebben met de moeder, neemt [de minderjarige] sindsdien geen initiatief meer om het contact op te pakken. De zorgregeling die in 2020 door de rechtbank is vastgesteld, is echter nog ongewijzigd. Dit zorgt voor onrust bij [de minderjarige] en de vader. De GI acht het daarom in het belang van [de minderjarige] om de in de praktijk bestaande wijziging te laten vastleggen. Dit zorgt voor duidelijkheid bij alle betrokkenen en kan de bestaande onrust bij [de minderjarige] wegnemen. Verder is de wijziging van belang voor de vader vanwege de mogelijke financiële consequentie als hij [de minderjarige] niet conform de zorgregeling naar de moeder brengt. De vader zal [de minderjarige] de boodschap blijven geven dat hij contact mag hebben met zijn moeder. Ook de GI zal naar [de minderjarige] de boodschap blijven uitstralen dat hij zelf initiatief mag nemen tot contactherstel met de moeder als hij daar aan toe is.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht. [de minderjarige] geeft consequent aan dat hij geen contact met de moeder wil. Hoewel de zorgregeling niet wordt nageleefd, ervaart [de minderjarige] druk doordat er nog steeds omgang met zijn moeder is vastgelegd. De GI vindt het belangrijk dat de zorgregeling wordt gewijzigd, zodat [de minderjarige] zonder druk of verplichting contact met de moeder kan opnemen als hij daar zelf aan toe is. Verder heeft de GI het voornemen uitgesproken om de ondertoezichtstelling te gaan afronden, omdat de zorgen over (de ontwikkeling van) [de minderjarige] zijn afgenomen.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het heel goed met hem gaat. Hij heeft zijn school afgemaakt en gaat na de zomervakantie starten op het MBO. Hij heeft het naar zijn zin bij de vader. [de minderjarige] wil vanwege de gebeurtenissen met zijn moeder in het verleden geen contact meer met haar. Hij ziet daarin geen verandering meer komen. Hij zou het prettig vinden als de zorgregeling wordt gewijzigd zodat hij de gebeurtenissen uit het verleden kan afsluiten. [de minderjarige] wil zekerheid over de situatie.
4.2.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij zich kan vinden in het verzoek van de GI. De moeder heeft al heel lang geen contact met [de minderjarige] en verwacht dat de voorgestelde wijziging voor rust zal zorgen voor haar en [de minderjarige] . De moeder sluit contactherstel in de toekomst niet uit, maar verwacht wel dat dit nog jaren op zich zal laten wachten.
4.3.
De vader heeft ter zitting bevestigd dat het heel goed gaat met [de minderjarige] . Hij staat achter het verzoek van de GI. De vader probeert [de minderjarige] erop te wijzen dat het goed mogelijk is dat hij in de toekomst weer in contact komt met de moeder. Dit valt niet goed bij [de minderjarige] . De vader vindt het belangrijk dat [de minderjarige] zelf mag beslissen of hij weer contact wil. Verder zou het voor de vader een grote opluchting zijn als de zorgregeling wordt gewijzigd, omdat de dwangsom dan niet langer geldt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI een zorgregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, geldt deze zorgregeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid onder a, BW.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat de geldende zorgregeling al langere tijd niet wordt nageleefd. De relatie tussen [de minderjarige] en zijn moeder is door gebeurtenissen in het verleden al meerdere jaren ernstig verstoord. In april 2022 hebben de moeder en [de minderjarige] , na een langere periode van geen contact, in overleg met de betrokken hulpverlening afgesproken dat er tijdelijk geen omgang tussen hen zou plaatsvinden. Zowel [de minderjarige] als zijn moeder hadden geen behoefte aan omgang. Sindsdien hebben [de minderjarige] en de moeder geen contact meer gehad. De vader en de GI hebben geprobeerd [de minderjarige] te stimuleren om het contact met de moeder te herstellen, maar [de minderjarige] geeft consequent aan dat hij daar niet voor open staat. Ook de moeder kan zich verenigen met de situatie zoals die nu is.
5.3.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de huidige zorgregeling, ondanks dat er geen uitvoering aan wordt gegeven, voor onrust en druk bij [de minderjarige] zorgt. Voor de ontwikkeling van [de minderjarige] is het belangrijk dat er duidelijkheid bestaat over de situatie en hij de periode van onrust in de relatie met zijn moeder kan afsluiten. Daar komt bij dat bij beschikking van 14 mei 2020 een dwangsom aan de vader is opgelegd, waardoor het niet naleven van de zorgregeling financiële gevolgen voor hem kan hebben. Dit zorgt voor onrust in de thuissituatie van [de minderjarige] . De kinderrechter acht het daarom in het belang van [de minderjarige] dat de zorgregeling gewijzigd wordt met dien verstande dat er geen omgang wordt vastgelegd tussen [de minderjarige] en de moeder. Op die manier wordt de onzekerheid en druk bij [de minderjarige] weggenomen en kan hij contact met de moeder opnemen als hij daar zelf behoefte aan heeft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, die laatst door de voorzieningenrechter van deze rechtbank is gewijzigd bij beschikking van 14 mei 2020, met dien verstande dat er geen omgang wordt vastgelegd tussen [de minderjarige] en de moeder;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023 door mr. C. Maat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Jense als griffier, en op schrift gesteld op 15 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.