ECLI:NL:RBNHO:2023:8340

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/342205 / KG ZA 23-394
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking aan verkoop van woning in kort geding tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben twee ex-echtgenoten een geschil over de verkoop van een gezamenlijk eigendom, een woning. De vrouw, eiseres, wenst de woning te verkopen, terwijl de man, gedaagde, toedeling van de woning aan zichzelf verlangt. De partijen hebben in het verleden overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, maar zijn het oneens over de afwikkeling van de overwaarde. De vrouw heeft een kort geding aangespannen om de man te dwingen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2023 is gebleken dat de man niet kan worden verplicht om mee te werken aan de verkoop, omdat er feitelijk overeenstemming is over de toedeling van de woning aan hem. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat partijen twisten over de afwikkeling van de overwaarde niet voldoende is om de man te dwingen tot verkoop. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 22 augustus 2023 door mr. A.H. Schotman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/342205 / KG ZA 23-394
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. F.J. ten Seldam te Limmen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. M. Dickhoff te Diemen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 3
  • de producties I en II van de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling van 17 augustus 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Ten Seldam namens [eiser]
  • de pleitnotitie van mr. Dickhoff namens [gedaagde].
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door mr. Ten Seldam voornoemd
  • [gedaagde], bijgestaan door mr. Dickhoff voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen zijn ex-echtelieden. Zij hebben gezamenlijk eigendom van een woning.
De man wenst toedeling daarvan. Partijen lijken overeenstemming te hebben bereikt over de waarde waartegen de woning aan de man kan worden toegedeeld, maar discussiëren over de vraag of enig bedrag in depot moet blijven totdat in de aanhangige echtscheidingsprocedure over de over en weer ingestelde c.q. in te stellen vergoedingsrechten is beslist. Omdat partijen niet tot een minnelijke regeling komen wenst de vrouw de woning te verkopen.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, omdat van de man nu niet gevergd kan worden dat hij meewerkt aan de verkoop en de levering van de woning terwijl partijen in feite overeenstemming hebben bereikt over toedeling van de woning aan de man. De enkele omstandigheid dat partijen twisten over de afwikkeling van de overwaarde maakt niet dat de man gedwongen kan worden zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van de woning.

3.Feiten

3.1.
Partijen zijn gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. In 2022 is de relatie en samenwoning van partijen geëindigd. Op 4 september 2022 is [eiser] verhuisd naar haar huidige woning.
3.2.
Partijen hebben de echtelijke woning aan de [adres 1] in [plaats] verkocht. De echtelijke woning is op 31 mei 2023 notarieel geleverd aan de kopers.
3.3.
Daarnaast zijn partijen gezamenlijk eigenaar van het appartement aan de [adres 2] in [plaats] (hierna: de woning). De woning werd tot 1 april 2023 verhuurd. Op 1 april 2023 heeft [gedaagde] zijn intrek genomen in de woning.
3.4.
Op 3 mei 2023 heeft Verzijlbergen Makelaardij in opdracht van [eiser] de woning getaxeerd tegen een marktwaarde van € 310.000,-.
3.5.
Op 3 augustus 2023 heeft [gedaagde] een verzoek tot echtscheiding met nevenvorderingen bij deze rechtbank ingediend. In die procedure verzoekt [gedaagde] primair om toedeling van de woning waarbij hij [eiser] een bedrag van € 25.000,- betaalt (partijen hebben hierover in september 2022 gecorrespondeerd). Subsidiair verzoekt [gedaagde] om toedeling van de woning, uitgaande van de getaxeerde waarde van € 310.000,-, waarbij hij aanspraak maakt op een vergoedingsrecht van ruim € 135.000,- omdat hij vanuit zijn privévermogen gelden heeft aangewend voor de aankoop van de woning. Meer subsidiair verzoekt [gedaagde] te bepalen dat de woning verkocht zal worden.
3.6.
Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] gestuurd:

Cliënt wenst toedeling van het appartement tegen een waarde van € 300.000.
Cliënt zal er dan voor hebben te zorgen dat uw cliënte uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek wordt ontslagen die thans € 68.150 bedraagt.
Graag verneem ik of uw cliënte daarmee kan instemmen.
Namens cliënt stel ik voor dat de verdeling van de overwaarde, rekening houdend met het vergoedingsrecht van cliënt afgewikkeld wordt nadat in de echtscheidingsprocedure een beschikking is gewezen.
Graag zie ik uw reactie op dit voorstel tegemoet, alsook of het vorenstaande voor uw cliënte aanleiding is het kort geding in te trekken.
Een reactie op deze e-mail van [eiser] is uitgebleven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I. [gedaagde] te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 2] te [postcode] [plaats] aan (een) derde(n), waartoe hij in ieder geval:
a. binnen acht dagen nadat dit vonnis is betekend aan [gedaagde] samen met [eiser] een schriftelijke bemiddelingsovereenkomst dient aan te gaan (verkoopopdracht) met Verzijlbergen Makelaardij, Helena Kuipers-Rietbergenlaan 36 te 2104 TS Heemstede onder de voor een NVM-makelaar gebruikelijke voorwaarden;
b. de verkoopadviezen van de makelaar op eerste verzoek van [eiser] zal opvolgen, waaronder de adviezen ten aanzien van de te hanteren marktconforme vraag- en laatprijs, en alle medewerking zal verlenen aan dat wat nodig is voor een gunstig verkoopproces, waaronder het bieden van gelegenheid voor bezichtigingen door de makelaar al dan niet met potentiële kopers;
c. dient mee te werken aan de ondertekening van een schriftelijke koopovereenkomst op eerste verzoek van de makelaar voor zover de verkoop plaatsvindt tegen minimaal de door de makelaar bepaalde laatprijs dan wel een door partijen overeengekomen andere laatprijs;
d. op eerste verzoek van de makelaar dan wel de notaris dient te verschijnen voor de notaris en alle medewerking zal verlenen aan de totstandkoming van de akte van levering en overschrijving in de openbare registers;
e. de woning zal verlaten voor de datum waarop de notariële overdracht van de woning zal plaatsvinden;
II. te bepalen dat, indien [gedaagde] niet tijdig voldoet aan dat wat is bepaald in I onder a, c en d, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de schriftelijke bemiddelingsovereenkomst met de makelaar, de schriftelijke koopovereenkomst of de notariële akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van [gedaagde] dat hij opdracht geeft tot bemiddeling, de woning (mede) verkoopt c.q. (mede)levert aan de koper(s);
III. te bepalen dat, indien [gedaagde] niet voldoet aan enige verplichting tot het verlenen van medewerking als bepaald in I onder b en e, hij een dwangsom verschuldigd is van € 500,- voor elke keer dat de overtreding plaatsvindt (b) respectievelijk elke dag dat de overtreding voortduurt (e), met een maximum van € 50.000,-;
IV. te bepalen dat ieder van partijen gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, notaris en overige kosten ter zake van de verkoop en de levering van de woning aan (een) derde(n) te dragen en dat deze kosten zullen worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning;
V. te bepalen dat de hypothecaire geldlening bij de Rabobank gevestigd op de woning bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht van de woning zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
VI. te bepalen dat de verkoopopbrengst van de woning in depot zal blijven bij de notaris totdat in de nog aanhangig te maken echtscheidingsprocedure onherroepelijk is beslist over de verrekenvorderingen en de verdeling van de overwaarde van de woning;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij niet in onverdeeldheid wil blijven zitten. [gedaagde] kan de woning uitgaande van de getaxeerde waarde van € 310.000,- overnemen of de woning moet worden verkocht. [gedaagde] maakt geen keuze en laat zich niet uit over zijn plannen. Hij wil dat [eiser] de helft van de hypotheeklasten en de overige eigenaarslasten betaalt, maar zij heeft haar eigen woonlasten. Daarnaast blijft [eiser] tegenover de bank aansprakelijk voor de hypotheekbetalingen van de woning. Mede omdat de huizenprijzen momenteel onder druk staan en dalen wenst zij de woning te verkopen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in dit kort geding slechts de vraag voorligt of [gedaagde] veroordeeld kan worden zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van de woning. Gelet op de onderhavige feiten en omstandigheden beantwoordt de voorzieningenrechter die vraag ontkennend. Dit wordt hierna toegelicht.
5.2.
Uitgangspunt voort de beoordeling van de onderhavige vordering is dat van [eiser] niet verlangd kan worden dat zij langer dan noodzakelijk in een onverdeelde gemeenschap met [gedaagde] blijft.
[gedaagde] heeft aan [eiser] aangegeven dat hij de woning wil overnemen.
Partijen zijn het erover eens dat de woning aan [gedaagde] kan worden toegedeeld tegen een waarde van € 310.000,- met ontslag van [eiser] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Niet is gebleken dat voor die toedeling geen financiering door [gedaagde] kan worden verkregen.
5.3.
De enige reden waarom toedeling van de woning nog niet heeft plaatsgevonden is gelegen in de omstandigheid dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de vraag of de overwaarde (deels) in depot bij de notaris moet blijven.
5.4.
Het belang van [eiser] is met name gelegen in haar aansprakelijkheid voor de hypotheekbetalingen. [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat hij iedere maand de hyptoheeklasten voldoet. Aan dit belang kan worden tegemoetgekomen door in te stemmen met toedeling van de woning aan [gedaagde].
[eiser] zal bij zodanige toedeling van de woning aan [gedaagde] ook geen hinder ondervinden van dalende huizenprijzen.
Het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning weegt onder de geschetste omstandigheden vooralsnog zwaarder dan het belang van [eiser] bij verkoop.
5.5.
De discussie tussen partijen ziet op de vraag welk deel van de overwaarde ter afdekking van overige aanspraken van eeHeerpartijen bij effectuering van de toedeling onder de notaris moet blijven. [eiser] stelt dat zij diverse claims heeft op [gedaagde], die zij in de echtscheidingsprocedure nog zal instellen. Het betreft onder meer claims vanwege een aan haar toekomende schenking en onverdeelde huuropbrengsten. In verband met die claims wenst [eiser] een bedrag in depot te houden bij de notaris, totdat in de al aanhangige echtscheidingsprocedure over deze claims is beslist. [gedaagde] betwist deze claims en wenst dat de overwaarde wordt uitgekeerd.
5.6.
[gedaagde] heeft op 4 augustus 2023 per e-mail een concreet voorstel aan [eiser] gedaan waarop een reactie is uitgebleven.
[eiser] heeft vervolgens op 7 augustus 2023 – dus nadat de echtscheidingsprocedure aanhangig is gemaakt – de dagvaarding voor dit kort geding laten betekenen aan [gedaagde].
Gelet op deze gang van zaken vindt de voorzieningenrechter het momenteel voorbarig om te concluderen dat de woning verkocht moet worden en [gedaagde] hieraan zijn medewerking moet verlenen.
5.7.
De voorzieningenrechter merkt verder op dat aan hem niet is gevraagd om een voorziening te treffen op het punt waarover partijen in relatie tot de afwikkeling van de toedeling van mening verschillen.
[eiser] heeft alleen voor het geval het komt tot verkoop van de woning verzocht te bepalen dat de verkoopopbrengst in depot blijft bij de notaris (en heeft daarvoor geen argumenten aangedragen, anders dan dat er nog in een bodemprocedure afrekening moet plaatsvinden).
Zoals hiervoor overwogen is verkoop thans (nog) niet aan de orde.
5.8.
De advocaten hadden met elkaar kunnen afspreken om over en weer de argumenten voor de gepretendeerde claims aan de voorzieningenrechter toe te lichten en hadden een gezamenlijk verzoek kunnen doen om te bepalen welk bedrag, gelet op die toelichting, bij toedeling bij de notaris in depot moet blijven. Dan waren partijen met de gang naar de rechter nog iets opgeschoten.
5.9.
De voorzieningenrechter hoopt dat hij partijen van dienst kan zijn met de opmerking dat, wanneer partijen hem eenparig zouden hebben gevraagd om op basis van de beperkte informatie omtrent de over en weer gepretendeerde claims en de omgang van partijen daarmee zoals die in de stukken is aan te treffen te adviseren wat een redelijk bedrag is om bij de notaris in depot te houden, het advies zou hebben geluid: € 40.000,-.
Proceskosten
5.10.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het algemene uitgangspunt dat nu partijen een affectieve relatie hebben gehad de proceskosten tussen hen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 22 augustus 2023. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589