In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2023 een beschikking gegeven over een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het familie- en jeugdrecht. De minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten jeugdzorginstelling, heeft in de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het van belang is dat deze ontwikkeling wordt voortgezet in een open setting, waar de minderjarige de nodige behandeling kan ontvangen.
De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, heeft op 6 juni 2023 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2023 zijn de moeder en de vertegenwoordiger van de GI gehoord. De kinderrechter heeft de minderjarige ook in raadkamer gehoord. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige].
De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De GI heeft aangegeven dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om te werken aan een mogelijke terugkeer naar huis, waarbij hulpverlening in de thuissituatie essentieel is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] is en heeft het verzoek van de GI toegewezen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 3 juli 2023 tot 3 april 2024, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.