ECLI:NL:RBNHO:2023:8364

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
7295068 \ CV EXPL 18-9085
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht EK150 door buitengewone omstandigheden na ongeval op landingsbaan in Dubai

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vennootschap FZE Free Zone Establishment, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht EK150 van Amsterdam-Schiphol naar Dubai op 4 augustus 2016. De passagiers vorderen een schadevergoeding van € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een ongeval op de landingsbaan in Dubai, waardoor het luchtruim tijdelijk gesloten was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder. De vervoerder heeft echter aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet te voorkomen waren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden rondom het ongeval op de landingsbaan te kwalificeren zijn als buitengewone omstandigheden, waardoor de vervoerder niet aansprakelijk is voor de vertraging.

De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet konden worden omgeboekt op alternatieve vluchten. De beslissing is genomen op 16 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7295068 \ CV EXPL 18-9085
Uitspraakdatum: 16 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2.
[eiser 2],wonende te [plaats 2]
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
beiden wonende te [plaats 1]
5.
[eiser 5],wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap: FZE Free Zone Establishment
Emirates
statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 juli 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) op 4 augustus 2016 met vlucht EK150, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 363,00, subsidiair € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel is van de rotatievlucht Dubai-Amsterdam-Dubai (vluchten EK149 en EK150). Het schema, zoals geschetst door de vervoerder, van het toestel is hieronder weergegeven.
LEG
STED UTC
STA UTC
DXB-AMS
10:55
18:00
AMS-DXB
19:50
2:30
Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat op 3 augustus 2016 zich een ernstig ongeval heeft voorgedaan op een landingsbaan op de luchthaven van Dubai. Als gevolg daarvan is het luchtruim boven Dubai tijdelijk gesloten geweest (tot 3 augustus 2016 14:30 UTC) en vervolgens was er tot 4 augustus 2016 13:46 UTC één start/landingsbaan (in plaats van twee) van de luchthaven van Dubai beschikbaar. Landingsbaan 12L/3R is uiteindelijk op 4 augustus 2016 om 13:46 UTC weer in gebruik genomen. Doordat er slechts één baan in gebruik was, was de capaciteit van de luchthaven naar beneden bijgesteld. Gezien deze beperkingen is vlucht EK149 met een vertraging van 3 uur en 53 minuten uit Dubai vertrokken.
4.5.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en stellen dat de vervoerder niet heeft aangetoond waarom de gebeurtenissen op 3 augustus 2016 beperkend hebben gewerkt voor de vlucht in kwestie. Er was slechts sprake van algemene restricties (zie hierbij onder meer NOTAM 1161) en deze hadden geen betrekking op de operatie van de vervoerder. Verder hebben de passagiers betoogd dat er weldegelijk gevlogen kon worden en dat vele vluchten met geen dan wel minder vertraging zijn vertrokken vanuit Dubai (punt 27 bij repliek). De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat door het ongeval landingsbaan 12L/20R gesloten bleef tot 13:46 UTC de volgende dag. Dit volgt uit de NOTAM A1165 en A1167, alsmede uit het vluchtrapport van vlucht EK149 (
DUE NORTHERN RUNWAY CLOSURE 12L/30R). Door de gedeeltelijke sluiting van de luchthaven was de capaciteit sterk verminderd (50%). Vlucht EK149 stond om 10:55 UTC gepland om te vertrekken, ten tijde van de beperkte capaciteit, aldus de vervoerder. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat Dubai zijn thuisbasis is en dat Emirates zodoende het hards werd getroffen door de capaciteitsreductie. Over NOTAM 1161/16 heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers deze verkeerd hebben geïnterpreteerd. Voor alle vliegtuigen gold dat het luchtverkeer zeer beperkt was. Voor code c vliegtuigen en kleiner gold zelfs een verbod, met uitzondering van vertrekkend verkeer. Grote vliegtuigen kregen wel voorrang, aldus de vervoerder. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat slechts 8% van de vluchten die op 4 augustus 2016 zijn vertrokken conform schema zijn uitgevoerd.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de omstandigheid als de onderhavige, waarbij een ongeval bij de landing van een vliegtuig tot gevolg heeft gehad dat de luchtverkeersleiding in Dubai heeft besloten het luchtruim tijdelijk te sluiten en er vervolgens reparatiewerkzaamheden aan de landingsbaan moesten worden uitgevoerd waardoor de baan niet kon worden gebruikt, te kwalificeren als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft hier immers geen invloed op gehad. De vervoerder kan dan ook ten aanzien van vlucht EK149 een geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden nu uit de overgelegde stukken voldoende is gebleken dat deze vlucht vertraagd is uitgevoerd door de hiervoor genoemde beperkingen.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De passagiers hebben gesteld dat omstandigheden betreffende een eerdere vlucht niet kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter volgt deze stelling niet. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vluchten. De vervoerder heeft in deze specifieke zaak voldoende toegelicht en onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de vluchten. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. De stelling van de passagiers faalt om die reden. Nu reeds is vastgesteld dat 3 uur en 53 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 3 uur en 45 minuten door naar de onderhavige vlucht. De passagiers beroepen zich onder meer nog op het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2018, maar dit kan de passagiers echter niet baten. In de onderhavige zaak heeft de vervoerder, anders dan de genoemde zaak, wel de buitengewone omstandigheden voldoende toegelicht en onderbouwd en hoe dit van invloed is geweest op de onderhavige vlucht.
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de vlucht zo spoedig mogelijk en met een beperkte vertraging van 3 uur en 28 minuten heeft uitgevoerd. Verder heeft de vervoerder toegelicht dat het inhuren van vliegtuigen van andere luchtvaartmaatschappijen of het inzetten van reservetoestellen de situatie niet hebben kunnen voorkomen. Deze toestellen zouden immers te maken krijgen met dezelfde beperkingen. Het probleem lag niet in een tekort aan vliegtuigen maar in de beperkte capaciteit van de luchthaven, aldus de vervoerder. Tevens heeft de vervoerder toegelicht dat de passagiers niet omgeboekt konden worden op een alternatieve vlucht, omdat deze vol zaten. Al met al valt niet in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had moeten nemen. De passagiers hebben nog gesteld dat de vervoerder tussen de rotatievluchten een minimale reservetijd in acht moet nemen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van
€ 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter