ECLI:NL:RBNHO:2023:8369

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
8392455 \ CV EXPL 20-2579
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en redelijke maatregelen door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Tenerife op 4 januari 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vlucht had meer dan drie uur vertraging opgelopen, en de passagiers stelden dat de vervoerder hen moest compenseren voor deze vertraging. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk motorproblemen veroorzaakt door een object van buitenaf, wat leidde tot een verplichte inspectie van het toestel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon worden verweten dat hij enige tijd heeft gewacht met het inhuren van een vervangend toestel, omdat hij eerst de uitkomst van de inspecties wilde afwachten. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om redelijke maatregelen te nemen in geval van vertraging, maar ook dat zij niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor vertragingen die het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden, mits zij adequaat handelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8392455 \ CV EXPL 20-2579
Uitspraakdatum: 16 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1]
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 2]
5.
[eiser 5],wonende te [plaats 3]
6.
[eiser 6],
7.
[eiser 7],beiden wonende te [plaats 2]
8.
[eiser 8]
9.
[eiser 9],beiden wonende te [plaats 4]
10.
[eiser 10],
11.
[eiser 11],
beiden wonende te [plaats 5]
12.
[eiser 12],
12.
[eiser 13],beiden wonende te [plaats 6]
12.
[eiser 14],
12.
[eiser 15],
beiden wonende te [plaats 7]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Sur Reina Sofia Airport, Tenerife (Spanje) met vlucht CND593 op 4 januari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen, te weten drie uur en veertien minuten.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 847,00, subsidiair € 816,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.2.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht (vlucht Benjul- Amsterdam) sprake was van ‘
engine vibration’ (motorvibratie) en ‘
low bleed pressure’ (lage luchtdruk) bij één van de motoren. Na aankomst in Amsterdam moest het toestel worden geïnspecteerd. Uit de inspectie is gebleken dat het toestel beschadigd is en dat de schade, hoewel de exacte oorzaak niet achterhaald kon worden, is veroorzaakt door een object van buitenaf (‘
foreign object damage’), zoals een vogelaanvaring. Er is een object in de motor gekomen waardoor trillingen zijn ontstaan. Door de trillingen zijn verschillende onderdelen beschadigd geraakt. Dit kan niet gekomen zijn door een mankement aan de motor zelf, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar het AOG-rapport.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat het toestel waarmee onderhavige vlucht zou worden uitgevoerd, bij aankomst in Amsterdam een verplichte veiligheidsinspectie moest ondergaan vanwege de motorvibratie en lage luchtdruk bij één van de motoren. Ook heeft de vervoerder voldoende toegelicht dat geen sprake was van een technisch mankement, maar dat de schade is veroorzaakt door een object van buitenaf. De ontstane schade en de daarop volgende verplichte inspectie zijn dan ook in dit geval aan te merken als buitengewone omstandigheden.
4.5.
De passagiers stellen dat voornoemde omstandigheden niet zonder meer kunnen doorwerken naar de onderhavige vlucht. De voorafgaande vlucht is op 3 januari 2019 om 07:38 UTC geland te Amsterdam, terwijl de onderhavige vlucht op 4 januari 2019 om 11:55 lokale tijd zou vertrekken. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling en verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Niet in geschil dat de onderhavige vlucht zou worden uitgevoerd door toestel PH-CDF. Ook staat vast dat voorafgaand aan de vlucht in kwestie met dit toestel de vlucht Banjul-Amsterdam is uitgevoerd. Daarmee staat het rechtstreeks causaal verband tussen de vluchten vast. Resumerend kunnen de onder rechtsoverweging 4.3 genoemde buitengewone omstandigheden doorwerken naar de onderhavige vlucht.
4.6.
De passagiers stellen nog dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met reservetijd. Deze stelling houdt geen stand. Uit het Eglitis-arrest van 12 mei 2011 in de zaak C-294/10 volgt namelijk dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij eveneens overwogen dat geen dermate lange reservetijd wordt verlangd dat de luchtvaartmaatschappij daardoor op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers dient te brengen. De kantonrechter is, gelet op voornoemde arrest, van oordeel dat niet van de vervoerder kon worden verwacht dat uren extra tijd in vluchtschema’s wordt ingeruimd om eventueel inspecties uit te voeren.
4.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers zo snel mogelijk naar de eindbestemming heeft vervoerd door een ander toestel in te zetten. De passagiers betwisten dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen en stellen dat de vervoerder voortvarender had kunnen handelen. De vervoerder heeft lange tijd gewacht met het zoeken naar alternatieve opties, terwijl hij wist dat hij de vlucht niet kon worden uitgevoerd. Volgens de passagiers had de vervoerder ruim voldoende tijd om andere maatschappijen, zoals Air Explore, Titan Airways, Travel Service of Smart Lynx, in te huren om de vlucht uit te voeren. Het is volgens de passagiers onduidelijk wat de reden is geweest waarom de vervoerder zo lang heeft gewacht met het ondernemen van acties. Dit temeer nu Schiphol de thuisbasis is van de vervoerder.
4.8.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat hij, in afwachting van de uitkomst van inspecties, contact heeft opgenomen met zowel zijn zustermaatschappij als met Transavia. De vervoerder heeft naar eigen zeggen op dat moment aan beide luchtvaartmaatschappijen gevraagd of zij de onderhavige vlucht konden overnemen, ook al was op dat moment nog niet duidelijk of dit nodig was. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat hij ook nog op 3 januari 2019 om 12:05 uur lokale tijd een verzoek heeft uitgezet bij de maatschappij Aircharter voor het overnemen van de onderhavige vlucht. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat het niet gebruikelijk is om een ACMI-aanvraag - waarbij een vlucht van een luchtvaartmaatschappij wordt overgenomen door een andere luchtvaartmaatschappij - naar zoveel mogelijk verschillende partijen uit te zetten. Het is in de praktijk gangbaar dat een luchtvaartmaatschappij hiervoor een aantal partijen benadert, aldus de vervoerder. Dit is ook dit geval gebeurd. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat hij het onderzoek aan het vliegtuig wilde afwachten voordat hij over zou gaan tot het daadwerkelijk inhuren van een vervangend toestel. Dit betekent volgens de vervoerder niet dat hij een afwachtende houding heeft aangenomen.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het de vervoerder niet kan worden verweten dat de inspecties enige tijd hebben geduurd en dat hij dit onderzoek wilde afwachten om te kijken welke maatregelen hij moest nemen. Nu de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat hij na het incident is begonnen met het zoeken naar alternatieve toestellen en dat hij voor de definitieve beslissing heeft gewacht op de inspecties, is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder in dit geval binnen de gegeven mogelijkheden alles heeft gedaan. Vast staat dat de vervoerder erin is geslaagd Air Explore in te huren om de onderhavige vlucht uit te voeren. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter