ECLI:NL:RBNHO:2023:8484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
22/2900
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van bedrijfsverzamelgebouwen in Zwanenburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 22 augustus 2023, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van twee bedrijfsverzamelgebouwen aan de Weerenweg in Zwanenburg beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend. De zaak betreft een aanvraag van derde-partij, Twins Bouwbedrijf B.V., die op 14 oktober 2020 een omgevingsvergunning heeft aangevraagd. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer op 15 februari 2021, en na bezwaar van eisers op 22 april 2022 is deze beslissing gehandhaafd.

Eisers, waaronder Blue Star B.V., hebben diverse bezwaren ingediend, waaronder schending van hoorplicht en strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat eisers voldoende gelegenheid hebben gehad om hun bezwaren toe te lichten. Ook oordeelt de rechtbank dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien de bedrijfsactiviteiten binnen de toegestane categorieën vallen. De rechtbank wijst de argumenten van eisers over parkeernormen en de impact op de omliggende woningen af, en stelt vast dat de parkeernorm van 45 parkeerplaatsen adequaat is berekend.

De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met het Bouwbesluit en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de verleende vergunning. De rechtbank bepaalt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van eisers dient te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de verlening van omgevingsvergunningen en de rol van de rechtbank in het toetsen van bestuursbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

1.
Blue Star B.V., uit Noordwijk,
2.
[eiser], uit [woonplaats] ,
3.
[eiseres] B.V., uit Zwanenburg,
eisers
(gemachtigde: mr. J.D. Poot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,verweerder
(gemachtigde: M. Guimaraes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Twins Bouwbedrijf B.V. uit 's-Gravenzande (derde-partij)
(gemachtigde: mr. [naam 4] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de aan derde-partij verleende omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van twee bedrijfsverzamelgebouwen aan de Weerenweg (kadastrale locatie A 9834) in Zwanenburg.
1.2
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 15 februari 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de verlening van de omgevingsvergunning gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens Blue Star B.V., de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, [naam 3] namens derde-partij en de gemachtigde van derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1
Op 14 oktober 2020 heeft derde-partij bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van twee bedrijfsverzamelgebouwen (Weerenweg 26 D, E, F, G, H, I, J, K, L, M en Weerenweg 26 N, P, R, S, T, U, V, W, X) aan de Weerenweg, kadastrale locatie A 9834 in Zwanenburg.
3.2
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Zwanenburg West en De Weeren” (het bestemmingsplan) en het “Parapluplan parkeerregels”. Het bouwplan is gesitueerd op gronden met de bestemming “Bedrijventerrein”, de functieaanduiding “Bedrijf tot en met categorie 3.2” en de gebiedsaanduiding “Luchtvaartverkeerzone – lib”.
3.3
Eisers sub 1 en 2 zijn eigenaren van het pand aan de Weerenweg 28 A tot en met C en eiser sub 3 is gevestigd op het adres Weerenweg 26 A.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voor de activiteit “het maken, hebben, veranderen van een uitweg, of het gebruik veranderen van een uitweg” als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo. Het bouwplan voldoet aan de bouw- en gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan. Voor het bouwplan zijn 45 extra parkeerplaatsen benodigd. Het bouwplan voorziet in 76 parkeerplaatsen op eigen terrein.
Is gehandeld in strijd met de artikelen 7:2 en 7:9 van de Awb?
5.1
Eisers voeren aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord, terwijl aan derde-partij wel de gelegenheid is geboden om met twee personen aanwezig te zijn. Daarmee is sprake van ongelijkheid bij de behandeling van de bezwaren. Voorts heeft verweerder na de hoorzitting nog nieuwe stukken naar de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften (de commissie) gezonden. Eisers zijn echter niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord over deze nieuwe stukken en ook is niet specifiek aangegeven dat kon worden afgezien van het recht om te worden gehoord. Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 7:9 van de Awb.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onduidelijk is waarom er namens derde-partij twee personen aanwezig waren op de hoorzitting, kennelijk in afwijking van de oproep van de commissie om de aanwezigen te beperken in verband met het coronabeleid. Niet is gebleken dat eisers hierdoor zijn benadeeld. Eisers hebben in hun bezwaarschrift, op de hoorzitting en in hun nadere reactie voldoende gelegenheid gehad om hun bezwaren toe te lichten. Van schending van artikel 7:2 van de Awb is geen sprake. Voorts is tijdens de hoorzitting met de behandeld ambtenaar de afspraak gemaakt om een nadere berekening van de herziene parkeertoets te overleggen. Deze berekeningen zijn overgelegd en alle partijen hebben daarop schriftelijk gereageerd. De commissie heeft op deze wijze voldoende informatie verzameld om te kunnen adviseren over de beslissing op bezwaar. Er is daarom geen sprake van schending van artikel 7:9 van de Awb.
5.3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb. In de uitnodiging voor de hoorzitting in bezwaar van 23 augustus 2021 wordt de gemachtigde van eisers expliciet verzocht om alleen naar de hoorzitting te komen. De duidelijke bewoordingen van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb laten echter niet toe dat een bestuursorgaan de belanghebbende de gelegenheid onthoudt om in persoon te worden gehoord en die gelegenheid uitdrukkelijk beperkt tot uitsluitend de gemachtigde van de belanghebbende. Dit betekent dat de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb is geschonden. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat eisers daardoor niet zijn benadeeld. Tijdens de hoorzitting in bezwaar is de gemachtigde van eisers in de gelegenheid gesteld om de bezwaargronden toe te lichten. Ook tijdens onderhavige beroepsprocedure hebben eisers voldoende de gelegenheid gekregen om hun bezwaren toe te lichten.
5.3.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met artikel 7:9 van de Awb. Uit het dossier blijkt dat na de hoorzitting in bezwaar drie aangepaste bouwtekeningen zijn overgelegd, een aanvullend brandweeradvies en een toelichting op de herziene parkeertoets. Verweerder heeft eisers in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie te geven op de herziene parkeertoets en eisers hebben dit ook gedaan. De aangepaste bouwtekeningen kunnen niet worden aangemerkt als nieuwe feiten om omstandigheden die na het horen bekend zijn geworden en die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, omdat daarop alleen een bestaande boom en het aantal te realiseren parkeerplaatsen is ingetekend. Dit geldt ook voor het aanvullende brandweeradvies en de toelichting op de herziene parkeertoets, omdat een advies dat voortbouwt op een eerder advies in de regel niet kan worden beschouwd als een na het horen aan het bestuursorgaan bekend geworden feit als bedoeld in artikel 7:9 van de Awb (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7694).
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
6.1
Eisers voeren aan dat het perceel als enkelbestemming “bedrijventerrein” heeft. Binnen deze bestemming zijn bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 toegestaan. Niet duidelijk is of de bedrijfsunits ook daadwerkelijk worden gerealiseerd voor bedrijfsunits in deze categorie. De aard van de bedrijfsactiviteiten is onder meer relevant vanwege de woning die zich op een afstand van circa 30 meter achter het perceel bevindt. Op grond van de staat van inrichtingen betekent dit dat de achterste twee te realiseren bedrijfsunits enkel mogen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten behorend tot categorie 1 en 2, nu deze binnen een straal van 30 meter van de woning liggen. Voor bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 geldt een minimaal afstand van 50 meter, die voor de achterste vier units geldt, en voor bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 geldt een afstand van 100 meter. De bestemming is voor driekwart van het perceel niet realiseerbaar.
6.2.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het bouwplan betreft de nieuwbouw van twee bedrijfsverzamelgebouwen ter vestiging van bedrijven met bedrijfsactiviteiten die passend zijn binnen de bestemming “Bedrijventerrein” en de functieaanduiding “Bedrijf tot en met categorie 3.2”. Het bestemmingsplan bevat geen beperkingen ten aanzien van de omliggende woning. De beroepsgrond slaagt niet.
6.2.2
Nu geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan, komt de rechtbank ook niet toe aan de bespreking van de beroepsgrond met betrekking tot de bevoegdheid van verweerder om van het bestemmingsplan af te wijken.
Parkeernormen
7.1
Eisers voeren aan dat verweerder de parkeerbehoefte onjuist heeft berekend. Bij de berekening van de toename van de parkeervraag, is verweerder uitgegaan van een matig stedelijke locatie op een afstand van 400 meter van Sugarcity en 650 meter van het dichtstbijzijnde treinstation. Daarbij gelden volgens verweerder als uitgangspunten de kwalificaties “matig stedelijk” en “schil centrum”, met een bandbreedte die “minimum” is. Deze uitgangspunten zijn niet juist. Verweerder heeft tegen onrechte de kortst mogelijke afstand genomen tussen Sugarcity en het perceel van derde-partij. In het “Handboek parkeernomen gemeente Haarlemmermeer 2018” (het Handboek) staat dat de maat van de schil rond een centrum (in dit geval Sugarcity) wordt bepaald door de afstand die het winkelend publiek bereid is om vanaf de auto naar het centrum te lopen. Gelet hierop is een afstand naar het midden van het terrein van Sugarcity niet relevant, omdat men daar niet met de auto kan komen. Er dient gemeten te worden vanaf de dichtstbijzijnde toegang tot Sugarcity naar het perceel van derde-partij. Hetzelfde geldt voor het treinstation. Die afstanden zijn 544,59 meter respectievelijk 710,75 meter. Dit betekent dat het perceel van derde-partij niet in de categorie “schil/overloopgebied” valt, maar in de categorie “rest bebouwde kom”. Verder dient als bandbreedte “maximum” aangehouden te worden. Voorts is verweerder voor de berekening van de parkeernorm uitgegaan van de industriefunctie “arbeidsextensief/bezoekersextensief”. Verweerder is daarbij uitgegaan van de opgave van derde-partij, dat sprake is van loodsen, opslagruimten en transportbedrijven. Dat is niet juist. Transportbedrijven vallen volgens de staat van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 en 3.1. Dit is voor driekwart van het perceel echter geen toegestane bedrijfsactiviteit, nu de woning achter het perceel van derde-partij hieraan in de weg staat. Ook bouwbedrijven en opslag voor dergelijke bouwbedrijven valt in categorie 3.2 of 3.1. Overigens ligt het niet voor de hand dat sprake zal zijn van opslagloodsen, nu immers hoogwaardige bedrijfsunits met veel glas worden gerealiseerd, die minder geschikt zijn voor opslag, maar juist wel geschikt om een bedrijf in te exploiteren. Wanneer wordt uitgegaan van de kwalificaties “rest bebouwde kom” en de bandbreedte “maximum” zijn het aantal door derde-partij op eigen terrein te realiseren parkeerplaatsen onvoldoende. Derde-partij zal in alle scenario’s te weinig parkeerplaatsen realiseren op eigen terrein, zelfs als wordt uitgegaan van gebruik met de meest lichte parkeernorm of met de kwalificaties en de bandbreedte die verweerder graag wil hanteren. Voor eisers is het van groot belang dat aan de parkeernormen wordt voldaan. Het industrieterrein is zeer druk en de parkeergelegenheid is schaars.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de typering van het gebied wordt bepaald aan de hand van de afstand naar het centrumgebied of bebouwingsgebied. In dit geval is de dichtstbijzijnde stedelijke bebouwing het complex van Sugarcity. Er zijn geen concrete richtlijnen in het parkeerbeleid opgenomen over de wijze van meten van de afstanden. Op pagina 9 van het Handboek is echter de zin opgenomen “afstand gemeten hemelsbreed”. Dit is de reden dat de meting hemelsbreed is uitgevoerd. Er is gemeten vanuit de noordrand van het bouwplan naar de rand van het bebouwd gebied Sugarcity. De gemeten afstand van 300 meter bepaalt de kwalificatie “schil centrum”. De bepaling van de bandbreedte wordt bepaald door de afstand van het bouwplan tot een openbaar vervoer voorziening. De afstand van 650 meter tot het treinstation Halfweg/Zwanenburg resulteert in bandbreedte “minimum’. Verweerder verwijst in dit kader naar de pagina’s 6, 7, 8 en 9 van het Handboek waarin de richtlijnen voor deze kwalificering uiteen worden gezet. Voor wat betreft de beoogde functie is het uitgangspunt “bedrijf arbeidsextensieve situatie” en “kantoor zonder balie”. Dit is een inschatting waarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden voor de toekomstige invulling van de ruimtes, de in het bestemmingsplan toegestane categorie bedrijven en het karakter van deze bedrijven en dit alles in relatie tot de grote van de bedrijfsruimtes. Een kantoor zonder balie hoort bij dit soort industriële functies. Een meer uitgewerkte cijfermatige benadering, waarbij het aantal gebruikers van de ruimtes per vierkante meter wordt berekend, was op het moment van de aanvraag nog onbekend en daarom niet mogelijk. Gelet op het voorgaande is de parkeervraag 45 parkeerplaatsen en deze kunnen worden gerealiseerd op eigen terrein.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd hoe de gehanteerde parkeernorm van 45 parkeerplaatsen is berekend. Om de ligging van het bouwplan ten opzichte van het centrum te bepalen heeft verweerder de hemelsbrede afstand gemeten vanaf het bouwplan tot aan de rand van Sugarcity. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de afstand op deze wijze is gemeten en de rechtbank kan die motivering ook volgen. Dit betekent dat het perceel binnen de kwalificatie “schil/overloopgebied” valt. Ook ten aanzien van het bepalen van de waarde van de parkeernorm heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de afstand vanaf het bouwplan tot aan de rand van het dichtstbijzijnde treinstation Halfweg/Zwanenburg hemelsbreed is gemeten. Dit betekent dat bandbreedte “minimum” is. Dat verweerder volgens eisers vervolgens bij de berekening van de parkeernorm ten onrechte is uitgegaan van de functies “bedrijf arbeidsextensieve situatie” en ”kantoor zonder balie” kan de rechtbank niet volgen. Zoals reeds onder 6.2.1 is overwogen, mogen zich in de bedrijfsverzamelgebouwen bedrijven vestigen met bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2. De rechtbank acht het gelet op de door verweerder en derde-partij ter zitting gegeven toelichting ook aannemelijk dat dergelijke bedrijven zich in de bedrijfsverzamelgebouwen zullen vestigen. Dat op een afstand van 30 meter vanaf het bouwplan een woning is gelegen, is in dit kader niet relevant. Tot slot overweegt de rechtbank dat in het bouwplan ruimschoots wordt voldaan aan de parkeernorm van 45 parkeerplaatsen. Indien blijkt dat deze parkeernorm toch te laag is, dan zal er alsnog voldoende parkeergelegenheid zijn, omdat er 32 extra parkeerplaatsen op het perceel worden gerealiseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Gaat het bouwplan ten koste van een openbare parkeerplaats?
8.1
Eisers voeren aan dat derde-partij bij haar bouwplannen heeft gemeend de uitrit te moeten wijzigen, waardoor een openbare parkeerplaats komt te vervallen. Op grond van artikel 2.6, zevende lid, onder b, van de Verordening Fysiek Domein Gemeente Haarlemmermeer 2019 (de Verordening) wordt een vergunning voor het veranderen van een uitrit geweigerd, indien de uitrit zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. In dit geval is geen sprake van enige objectieve noodzaak tot verplaatsing van de uitrit. Het perceel van derde-partij wordt goed ontsloten door de huidige uitrit en de herontwikkeling van het perceel is goed mogelijk zonder verplaatsing van de uitrit. Ook de toegang tot het perceel voor vrachtwagens is gewaarborgd. Dat het verlies van de openbare parkeerplaats komt door de wens van eiser sub 2 om zijn uitrit te verbreden, zoals derde-partij stelt, is niet juist.
8.2
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het veranderen van de uitrit niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, omdat op de plek waar de uitrit nu is gelegen een openbare parkeerplaats terugkomt. Bovendien is het veranderen van de uitrit, gelet op het bouwplan, noodzakelijk. De afdeling Beheer en Onderhoud heeft de aanvraag voor wat betreft het wijzigen van de uitrit getoetst en een positief advies afgegeven. De verbreding van de uitrit van het perceel ernaast gaat wel ten koste van een openbare parkeerplaats, maar dat maakt geen onderdeel uit van de verleende omgevingsvergunning.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.6, zevende lid, onder b, van de Verordening niet van toepassing is, omdat het veranderen van de uitrit, gelet op het bouwplan en de ter zitting door derde-partij gegeven toelichting, noodzakelijk is. Het ingediende en vergunde bouwplan is daarbij dus het uitgangspunt voor de beoordeling van de noodzakelijkheid en niet de mogelijke herontwikkeling binnen de oorspronkelijke situatie. De vraag of het veranderen van de uitrit ten koste gaat van een openbare parkeerplaats is daarom niet relevant. De beroepsgrond slaagt niet.
Huisnummeraanduiding
9.1
Eisers voeren aan dat de verleende omgevingsvergunning niet juist is, omdat specifiek een omgevingsvergunning is verleend voor bedrijfsunits met een bepaald huisnummer, terwijl derde-partij geen aanvraag heeft gedaan voor het toekennen van huisnummers en/of de toekenning van huisnummers niet is gepubliceerd. De toekenning van huisnummers aan de bedrijfsunits is voor eisers belangrijk, omdat zij willen voorkomen dat er onduidelijkheid bestaat bij leveranciers en afnemers die op verkeerde adressen aanbellen.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het toekennen van huisnummers geen onderdeel is van de verleende omgevingsvergunning. Over de locatie van het bouwplan bestaat geen onduidelijkheid. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de omgevingsvergunning verleend in strijd met het Bouwbesluit?
10.1
Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met artikel 8.1 en artikel 8.2, eerste lid, onder c, van het Bouwbesluit 2012 (het Bouwbesluit). Nu de bouwplannen voorzien in de realisatie van een blinde muur direct tegen het raam van het naastgelegen pand van Blue Star, leveren de bouwwerkzaamheden nadelige hinder op in de zin van het Bouwbesluit. De ramen in het pand van Blue Star worden door de bouwwerkzaamheden belemmerd, waarmee de bruikbaarheid van het pand wordt verminderd en daardoor sprake is van hinder.
10.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een bouwplan dat evident niet kan worden uitgevoerd zonder schade of onrechtmatige hinder te veroorzaken aan de belendende percelen. Vergunninghouder dient zich te houden aan de eisen van voorschriften van het Bouwbesluit en hierop wordt toezicht gehouden. Omdat het bouwplan passend is in het bestemmingsplan, zijn mogelijke privaatrechtelijke belemmeringen geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Mogelijke belemmeringen in de sfeer van onder meer het burenrecht in de uitvoering van het bouwplan komen voor risico van derde-partij als vergunninghouder.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat de omgevingsvergunning niet is verleend in strijd met artikel 8.1 en artikel 8.2, eerste lid, onder c, van het Bouwbesluit. Die bepalingen zien immers niet op het resultaat van de bouwwerkzaamheden, te weten de realisatie van een blinde muur direct tegen het raam van het naastgelegen pand van Blue Star B.V, maar op de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Gelet op hetgeen onder 5.3.1 is overwogen ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank ziet om dezelfde reden aanleiding verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Artikel 7:9
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
Bouwbesluit 2012
Artikel 8.1. Aansturingsartikel
1. De uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden is zodanig dat voor de omgeving een onveilige situatie of voor de gezondheid of bruikbaarheid nadelige hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.
2. Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.
Artikel 8.2 Veiligheid in de omgeving
1. Bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen ter voorkoming van:
c. beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen.
Bestemmingsplan Zwanenburg West en De Weeren
Artikel 5
De voor ‘Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ zijn bedrijfsactiviteiten behorende tot milieucategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 toegestaan, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;