Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
hierna te noemen: RIBW
[betrokkene 1]
hierna te noemen: Borgstaete respectievelijk [betrokkene 1]
1.Het procesverloop
2.De feiten
Artikel 27 – Beëindiging van de overeenkomst1. De overeenkomst eindigt: (…)d. na een eenzijdige opzegging door de zorginstelling met inachtneming van het bepaalde in artikel 30; (…)2. Indien de overeenkomst mede inhield het bieden van zelfstandige verblijfsruimte op grond van een huurovereenkomst, eindigt de overeenkomst uiterlijk na een kalendermaand na het moment van beëindigen van de overeenkomst conform het eerste lid van dit artikel. (…)Artikel 30 – Opzegging van de overeenkomst door de zorginstelling1. De zorginstelling is gerechtigd de overeenkomst op te zeggen, indien: (…)b. de cliënt herhaaldelijk diens verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet nakomt of niet kan nakomen, daarop herhaaldelijk is aangesproken maar hij of zij zijn of haar gedrag niet verandert en dit heeft geleid tot een zodanige situatie dat het langer voortduren van de overeenkomst in redelijkheid niet langer van de zorginstelling kan worden gevergd; (…)2. Bij beëindiging van de overeenkomst neemt de zorginstelling een redelijke termijn in acht als mede die zorgvuldigheid betreffende de nazorg, die in redelijkheid van de instelling mag worden verwacht.Artikel 31 – Nazorg (…)2. Indien de overeenkomst gepaard gaat met verblijf, is de zorginstelling behulpzaam bij het vinden van eventuele huisvesting en – indien nodig – het regelen van een uitkering voor de cliënt. (…)
(…)c. RIBW K/AM verzorgt de begeleiding aan de huurder/deelnemer. Doelstelling is het geven van begeleiding aan mensen die zijn opgevangen door RIBW K/AM. Onderdeel van deze begeleiding is het verschaffen van onderdak in woonruimte zolang dat voor de begeleiding nodig is. Het gebruik van de woning is een onderdeel van die begeleiding waarbij de begeleidingsfunctie overheerst.d.. Op grond van het bovenstaande is deze huurovereenkomst onlosmakelijk met genoemde zorgovereenkomst (…) verbonden, en om die reden eindigt deze huurovereenkomst bij het einde van de begeleiding.e. Huurder/deelnemer onderschrijft de doelstelling van de begeleiding en aanvaardt dat hij/zij bij het einde van de begeleiding de woonruimte dient te verlaten. (…)1. Deze huurovereenkomst geldt voor de duur van de begeleiding van de huurder/deelnemer door RIBW K/AM. Op deze overeenkomst zijn derhalve niet van toepassing de artikelen 7:201 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Door het einde van de begeleiding – om welke reden dan ook – eindigt derhalve van rechtswege ook deze huurovereenkomst.
(…) U laat geen begeleiding toe, (…)De woning is vervuild en omwonenden ervaren stankoverlast. Pré Wonen geeft aan dat ze de woning boven uw woning niet verhuurd krijgen omdat uw balkon vervuild is. (…)U verschaft uw begeleiders geen toegang tot de woning, (…)U komt uw verantwoordelijkheden uit de zorgovereenkomst niet na, (…)In feite geeft u aan dat u de zorg/begeleiding van RIBW niet langer op prijs stelt. Dit houdt in dat uw zorgvraag is veranderd, waardoor RIBW niet langer de zorg aan u kan leveren zoals overeengekomen. (…)Aangegeven is dat [betrokkene 1] blijkens het registratiesysteem van RIBW in 2021 55 keer niet op afspraken aanwezig was en in 2022 28 keer. Voorts staat in de opzeggingsbrief dat RIBW [betrokkene 1] op 10 september 2019, 1 oktober 2019, 11 maart 2021 en 10 september 2021 schriftelijke waarschuwingen heeft gestuurd, waarin [betrokkene 1] erop is gewezen dat zijn gedrag gevolgen kan hebben voor zijn woning. Verder heeft RIBW geconstateerd dat [betrokkene 1] sinds 8 december 2021 zijn begeleiders geen toegang tot de woning meer verschaft. RIBW vermoedt dat de woning sterk is vervuild. Ten slotte staat in de brief:
Hoewel de zorg aan u per 7 april 2023 zal eindigen, zal RIBW u de nodige nazorg bieden. Uw persoonlijk begeleider kan u helpen bij het zoeken naar een passende woonvorm of de aanmelding voor de nachtopvang. RIBW kan ook helpen met de verhuizing.
(…)Wij zouden graag zo spoedig mogelijk een melding beschermd wonen ontvangen, zoals de casus bij ons bekend is, is zelfstandig wonen met begeleiding niet haalbaar gebleken en is er nog geen grond voor een WLZ indicatie. Dhr. is niet gebaat bij terug keer naar de maatschappelijke opvang en wij zouden dan ook graag beschermd wonen willen indiceren en deze indicatie toewijzen aan een gecontracteerde aanbieder binnen onze regio. Aangezien er wachtlijsten zijn, hebben we wel 3 maanden nodig om een plek te organiseren, vanzelfsprekend start de overbruggingszorg vanuit beschermd wonen direct en kan op iedere gewenste en passende manier worden ingezet. (…)
3.De vordering
I. tot ontruiming van de woning aan het [adres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
II. tot betaling van € 589,28 per maand voor elke maand vanaf 7 april tot aan de dag van ontruiming;
III. tot betaling van de proceskosten inclusief de nakosten en de eventuele kosten voor ontruiming.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Dit is vooralsnog niet mogelijk gebleken omdat RIBW afhankelijk is van derden, die niet altijd de urgentie van de situatie inzien, en van de medewerking van [betrokkene 1] zelf, die deze medewerking niet wil of kan verlenen.
€ 589,28 per maand aan schadevergoeding vanwege de feitelijke maar onrechtmatige gebruikmaking van de woning tot aan het moment waarop de woning leeg en ontruimd wordt opgeleverd. RIBW acht betaling van dit bedrag gerechtvaardigd omdat [betrokkene 1] verhindert dat RIBW de woning leeg aan Pré Wonen kan opleveren en jegens haar gehouden is de huur te betalen.