ECLI:NL:RBNHO:2023:8656

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/339108 / JU RK 23-640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een moeder-kind huis

Op 8 augustus 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder nog onvoldoende waren weggenomen. De gecertificeerde instelling, De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en de uithuisplaatsingscategorie te wijzigen naar een moeder-kind huis, waar de moeder samen met de kinderen kan verblijven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om in het moeder-kind huis te verblijven en hard te werken aan de opvoeding van de kinderen. De vader steunde het verzoek, maar vroeg zich af waarom de kinderen niet bij de moeder thuis konden worden geplaatst. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de opvoedvaardigheden van de moeder en de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie meegewogen in zijn beslissing.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen tot 11 november 2023, met de nadruk op het belang van de kinderen en de noodzaak voor de moeder om te werken aan haar opvoedvaardigheden in een veilige omgeving. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339108 / JU RK 23-640
Datum uitspraak: 8 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking machtiging tot uithuisplaatsing (na spoed) van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief met bijlagen van de GI van 26 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven bij grootouders vaderszijde (vz).
2.3.
De kinderen zijn bij beschikking van 10 maart 2022 onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 april 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] laatstelijk verlengd tot 10 maart 2024.
2.4.
Op 1 mei 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het netwerk van de vader voor de duur van vier weken en is het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft vervolgens bij beschikking van 11 mei 2023 aansluitend een machtiging verleend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in het netwerk van de vader tot 11 augustus 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het verzoek en het standpunt van de GI

3.1.
De GI handhaaft het verzoek en verzoekt dus de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nogmaals te verlengen voor de duur van drie maanden. De GI verzoekt daarbij om de uithuisplaatsingscategorie te wijzigen van het netwerk van de vader naar een moeder-kind huis samen met de moeder.
3.2.
De GI heeft in de stukken aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat ondanks het harde werken van de ouders en de inzet van hulpverlening, het gewenste resultaat voor de kinderen nog niet is behaald. Mede door het korte tijdsbestek is er nog onvoldoende zicht gekomen op de opvoedvaardigheden van beide ouders. Om deze reden acht de GI het van belang dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd, zodat er verder kan worden gewerkt aan de gestelde doelen. De moeder heeft zich aan de gemaakte omgangsafspraken gehouden en werkt mee aan de ingezette hulpverlening. Tegelijkertijd geeft de hulpverlening ook aan dat de moeder beloftes maakt naar de kinderen welke vervolgens niet worden nagekomen. Ook vindt de moeder het lastig om grenzen te stellen en die grenzen vast te houden. De vader is niet op alle gemaakte omgangsafspraken verschenen en er heeft een fysieke escalatie plaatsgevonden tijdens een omgangsmoment, waarbij het vermoeden was dat de vader onder invloed was van drank of drugs. Een andere zorg is dat de moeder en de vader niet open en eerlijk zijn over wat er speelt in hun leven, wie er betrokken zijn in hun leven en wat dat betekent voor de kinderen. De ouders geven bijvoorbeeld aan dat zij geen contact met elkaar hebben maar dit blijkt wel zo te zijn. De GI acht het van belang dat de moeder met de kinderen in een moeder-kind huis gaat verblijven, zodat er goed zicht wordt verkregen op de opvoedvaardigheden van de moeder en de veiligheid van de kinderen gewaarborgd blijft.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI aan het voorgaande toegevoegd dat de moeder de dag voor de zitting naar het moeder-kind huis is gegaan en de kinderen daar in de middag naar toe voor verhuizen. De GI zal [de minderjarige 1] inschrijven op de school daar, zodat hij daar hopelijk na de schoolvakantie zo snel mogelijk kan starten. De GI herhaald verder dat het de moeder niet altijd lukt om de juiste keuzes in het belang van (de veiligheid van) de kinderen te maken. De GI heeft echter ook nog zorgen over haar opvoedvaardigheden. Zo lukt het de moeder soms niet om [de minderjarige 1] de nodige aandacht te geven als [de minderjarige 2] die opeist. De GI acht een plaatsing in het moeder-kind huis -waar 24 uur per dag toezicht is en gedegen wordt gerapporteerd- nodig om goed zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder en om het opgroeiperspectief van de kinderen te kunnen bepalen. De GI heeft afspraken met de woningbouw voor het geval dat een huurder tijdelijk in een moeder-kind huis verblijft, waardoor de moeder haar woning zou moeten kunnen behouden.

4.De standpunten van de ouders

4.1.
De moeder wil het traject bij het moeder-kind huis aangaan en hard werken om ervoor te zorgen dat de kinderen weer met haar thuis kunnen wonen. De moeder maakt zich wel zorgen dat zij haar woning kwijt raakt, omdat als zij haar huis een aantal maanden niet bewoont, de gemeente de huurovereenkomst kan ontbinden.
Mr. Engels heeft aan het voorgaande toegevoegd dat zij geen oplossing ziet in de plaatsing van de moeder met de kinderen in het moeder-kind huis. De moeder is immers voldoende in staat om de kinderen op te voeden. Het probleem zit in haar beïnvloedbaarheid. Dit maakt dat zij niet altijd in staat is om de juiste keuzes in het belang van de kinderen te maken. Een (tijdelijk) verblijf in een moeder-kind huis zal daar geen verandering in brengen. Anderzijds ziet de raadsvrouw op dit moment geen andere oplossing en acht zij een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder nu ook niet in het belang (van de veiligheid) van de kinderen. Mr. Engels refereert zich daarom aan het oordeel van de kinderrechter. Zij denkt wel dat het goed is als de moeder een weerbaarheidstraining gaat volgen.
4.2.
De vader kan zich vinden in het verzoek maar vraagt zich tegelijkertijd af waarom de kinderen niet bij de moeder thuisgeplaatst kunnen worden. De vader vindt het jammer dat [de minderjarige 1] nu tijdelijk naar een andere school toe moet. Ook vindt de vader het vervelend dat zijn reistijd voor de omgang hierdoor langer is dan het omgangsmoment zelf. De vader is door zijn verslaving alles kwijtgeraakt en hij is bezig een traject aan te gaan in Zuid-Afrika om af te kicken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter neemt daarbij in overweging dat de kinderen bij beschikking van 1 mei 2023 met spoed uit huis zijn geplaatst wegens zorgen over hun veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. Er waren meldingen over harddrugsgebruik en de aanwezigheid van de (ex-)partner van de moeder ( [(ex-) partner] ) in de woning. De moeder had eerder over [(ex-) partner] aangegeven dat hij geen goede invloed op haar heeft en zij in zijn aanwezigheid niet altijd in staat is om voor de kinderen de juiste keuzes te maken.
5.3.
De zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie wegens de beïnvloedbaarheid van de moeder zijn op dit moment nog onvoldoende weggenomen. De ouders hebben onderling contact zonder daar eerlijk over te zijn tegenover de hulpverlening en daarnaast heeft de moeder (opnieuw) een relatie met [(ex-) partner] . Verder heeft de GI nog zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De kinderen kunnen niet langer bij de grootouders (vz) verblijven en een thuisplaatsing van de kinderen is gelet op voornoemde zorgen op dit moment niet in het belang (van de veiligheid) van de kinderen is. Hoewel de kinderrechter de twijfels van de raadsvrouw van de moeder deelt over de effectiviteit van de plaatsing van de moeder met de kinderen in het moeder-kind huis, is dit een veilige omgeving voor de kinderen waar de moeder kan laten zien dat zij de zorg- en opvoeding voor de kinderen kan dragen. Daarnaast worden in het verslag van het intakegesprek met de moeder bij het moeder-kind huis verschillende werkdoelen benoemd voor de moeder die zien op het vergroten van haar weerbaarheid. De leerpunten van de moeder zijn: het maken van keuzes waarbij het belang van de kinderen voorop staat, het in eigen kracht komen te staan, het op een juiste manier contact hebben, en houden, met het netwerk, en het aansluiten bij de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat de moeder met deze punten aan de slag gaat. Positief is dat de moeder zelf ook heeft aangegeven zich volledig te willen inzetten voor een succesvolle plaatsing in het moeder-kind huis.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen voor de duur zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , voor verblijf met de moeder in een moeder-kind huis, tot 11 november 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Kuip als griffier, en op schrift gesteld op 29 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.