In deze civiele procedure, die is gestart bij de kantonrechter in Zaanstad, zijn [eiser 1] en [eiser 2] (hierna gezamenlijk aangeduid als [eiser 1] c.s.) eisers in conventie en [bedrijf] gedaagde in conventie. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een overeenkomst, waarbij [bedrijf] door de kantonrechter is aangemerkt als toerekenbaar tekortschietend in de nakoming van de overeenkomst. In een tussenvonnis van 19 januari 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [bedrijf] in verzuim is en dat de omzettingsverklaring van [eiser 1] c.s. gerechtvaardigd is. [eiser 1] c.s. heeft vervolgens een eisvermeerdering ingediend, waarbij hij zijn schadevergoeding heeft verhoogd van € 23.800,06 naar € 60.064,--, omdat de kwaliteit van de werkzaamheden van [bedrijf] slechter was dan aanvankelijk gedacht. [bedrijf] heeft bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering en verweer gevoerd tegen de overgelegde bewijsstukken.
De rechtbank heeft in dit tussenvonnis geoordeeld dat de eisvermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde en heeft de zaak verwezen naar de rol van 5 juli 2023. Op deze datum hebben partijen vonnis gevraagd, waarna het vonnis op 6 september 2023 is uitgesproken. De rechtbank heeft [eiser 1] c.s. in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van [bedrijf] en heeft de zaak naar de rol van 4 oktober 2023 verwezen voor verdere akten. De beslissing in reconventie is aangehouden totdat in conventie zal worden beslist.