Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1]2. [gedaagde 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…)ARTIKEL 16.Het is verboden:(…)g. in of bij het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten, en op de galerijen enige, voor de omwonenden, hinderlijke bezigheden te verrichten en aan omwonenden overlast te bezorgen, hetzij door gedrag en handelingen, hetzij door het nalaten of handelen, strijdig met de Wet, de goede zeden en of de normen zoals die in het maatschappelijk verkeer betamen ten aanzien van een anders persoon of goed. (…)
(…)Op grond van het procesdossier en wat mij tijdens het locatiebezoek en de hoorzitting is gebleken, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat het vooral [gedaagde 1] is geweest, die door zijn sociaal onaangepaste gedrag de in deze procedure bedoelde burenruzie heeft veroorzaakt en deze, door het voortdurend blijven zoeken van de confrontatie met familie [betrokkene 2] , gedurende bijna 18 jaar is blijven voortzetten (…).
(…)Ter zitting is gebleken dat [gedaagde 1] inziet dat de oplossing moet worden gevonden in een verhuizing. Hij heeft aangegeven niet alleen bereid te zijn om te verhuizen, maar ook dat hijzelf wil verhuizen en zijn echtgenote ook. (…).
In dit geding is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] zich tegenover [betrokkene 1] heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict, dat in ieder geval op dat moment volstrekt niet uitgelokt was. Dit handelen, de verklaring van [gedaagde 1] in het strafdossier daarover en zijn gedragingen in het verleden geven blijk van een fixatie van [gedaagde 1] op zijn buren [betrokkene 1] c.s . De echtgenote van [gedaagde 1] heeft in haar verklaring tegenover de politie met zoveel woorden verklaard dat sinds [betrokkene 1] c.s . succesvol hebben geklaagd over geluidsoverlast, [gedaagde 1] bewust bezig is hen te pesten en zich niets aantrekt van de vermaningen van zijn echtgenote om daarmee te stoppen. Uit een en ander leidt het hof af dat gevaar voor herhaling bestaat zodra [gedaagde 1] weer op vrije voeten zou komen en weer in zijn woning zou trekken. Weliswaar bevindt [gedaagde 1] zich op dit moment in voorlopige hechtenis, maar het voortduren daarvan is geenszins zeker. Ook is in deze tijd van woningnood geenszins zeker dat het [gedaagde 1] zal lukken tijdig, dat wil zeggen voordat hij op vrije voeten wordt gesteld, andere woonruimte te vinden. Nu serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat [gedaagde 1] binnen afzienbare tijd weer vrij zal zijn en - bij gebreke van andere huisvesting - weer naast [betrokkene 1] c.s . gaat wonen, hebben [betrokkene 1] c.s . een voldoende spoedeisend belang bij de door hen gevorderde verboden.
3.De vordering
primairI. de tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en Ymere bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt;
II. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beveelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] met medeneming van al de hunnen en al het hunne te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
III. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 620,77 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na ontbinding van de huurovereenkomst de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] in gebruik houden tot aan het moment dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning hebben ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere hebben gesteld.
subsidiairIV. de huurovereenkomst tussen [gedaagde 1] en Ymere met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt en [gedaagde 1] veroordeelt om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop namens [gedaagde 1] bevindende personen en/of zaken en onder afgifte van de in zijn bezit zijnde sleutels ter vrije en algehele beschikking aan Ymere te stellen;
V. [gedaagde 2] verbiedt om [gedaagde 1] in of op de woning en de bijbehorende tuin en aanhorigheden aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] toe te laten, hem daar te ontvangen en/of te laten verblijven;
indien [gedaagde 2] in strijd met het in V genoemde verbod handelt;VI. de tussen [gedaagde 2] en Ymere bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt met ingang van de dag volgend op die waarop Ymere schriftelijk mededeling aan [gedaagde 2] heeft gedaan dat zij in strijd heeft gehandeld met het verbod;
VII. [gedaagde 2] beveelt om binnen vier weken na ontbinding van de huurovereenkomst en betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] met medeneming van al de haren en al het hare te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
VIII. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 620,77 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde 2] na ontbinding van de huurovereenkomst de woning aan de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] in gebruik houdt tot aan het moment dat [gedaagde 2] de woning heeft ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere heeft gesteld;
primair en subsidiairIX. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding inclusief de nakosten en explootkosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
De tekortkoming ziet erop dat tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . reeds een zeer langdurige burenruzie gaande is, waarvoor er een bindend advies d.d. 11 september 2019 is gegeven. [gedaagde 1] heeft zich niet aan dit bindend advies gehouden en is ook na dat advies doorgegaan met het veroorzaken van overlast voor [betrokkene 1] c.s . met als dieptepunt de mishandeling/poging tot doodslag op 20 april 2022. Het gedrag van [gedaagde 1] kan niet los worden gezien van zijn positie als huurder omdat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen het handelen van [gedaagde 1] en zijn woonsituatie. Daarnaast heeft het incident zich afgespeeld op 370 meter van de woning en blijkt uit het arrest Van Gent/Wijnands dat de verplichting zich als goed huurder te gedragen ook uitstrekt tot zorg voor de woonomgeving. Het is ondenkbaar dat [gedaagde 1] terugkeert naar de woning hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van buren. Door het gedrag van [gedaagde 1] is er geen sprake van goed huurderschap en heeft hij in strijd gehandeld met artikel 16 lid g van de huurovereenkomst.
Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt dat ook zij kan worden aangesproken op grond van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst omdat zij, in dit geval van contractuele medehuur, hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van alle verplichtingen uit de huurovereenkomst. Daarbij speelt mee dat [gedaagde 2] bekend was met het jarenlange overlast veroorzakende gedrag van [gedaagde 1] en heeft zij daartegen geen adequate maatregelen genomen. Gegeven de ernst van het incident van 20 april 2022 mag van [gedaagde 2] ook worden verwacht dat zij meewerkt aan het oplossen van de situatie die [gedaagde 1] in het leven heeft geroepen. Dat zij niet mee wil(de) werken aan een door Ymere geregelde verhuizing, is in strijd met goed huurderschap.
Tot slot legt Ymere artikel 6:258 lid 1 BW aan de vordering ten grondslag nu er sprake is van onvoorziene omstandigheden van dien aard dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de huurovereenkomst niet mogen verwachten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
‘zij nooit vrijwillig voor de buren hun huis zullen verlaten’. Bij de rechtbank en het Hof heeft [gedaagde 2] dus op dit punt nite de waarheid gezegd, hetgeen ook geen blijk van goed huurderschap geeft. Tot slot is het niet goed denkbaar dat [gedaagde 2] in de woning zou blijven wonen en dat zij [gedaagde 1] uit de woning zal weren nu uit het arrest van het Hof blijkt dat [gedaagde 1] zich tot nu toe niks heeft aangetrokken van de beweerdelijke vermaningen van [gedaagde 2] .
6.De beslissing
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;