ECLI:NL:RBNHO:2023:8800

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10272881 \ CV EXPL 23-174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na jarenlange burenruzie en poging tot doodslag

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Ymere en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een langdurige burenruzie die heeft geleid tot een poging tot doodslag door [gedaagde 1] op [betrokkene 1]. Ymere heeft de gedaagden gedagvaard en vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] ernstig tekortgeschoten is in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, onder andere door het veroorzaken van overlast en het negeren van een bindend advies dat hen verbood contact te hebben met de buren. De rechtbank stelde vast dat er gevaar voor herhaling bestaat, mocht [gedaagde 1] terugkeren naar de woning na zijn detentie. De gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de huurovereenkomst, wat betekent dat ook [gedaagde 2] verantwoordelijk is voor de gevolgen van het gedrag van [gedaagde 1]. De rechtbank heeft de vorderingen van Ymere toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de verplichting voor de gedaagden om de woning voor 1 november 2023 te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van proceskosten en een maandelijkse vergoeding voor het gebruik van de woning na ontbinding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10272881 \ CV EXPL 23-174
Uitspraakdatum: 16 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. M. Stokvis
tegen

1.[gedaagde 1]2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [plaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. B. Wernik

1.Het procesverloop

1.1.
Ymere heeft bij dagvaarding van 30 december 2022 een vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingesteld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 31 augustus 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ymere heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonen sinds 1 december 1987 in de eengezinswoning gelegen aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning). [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna gezamenlijk te noemen: [betrokkene 1] c.s. ) wonen sinds 28 februari 2000 in de naastgelegen woning aan de [adres 2] te ( [postcode] ) [plaats] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . huren deze woningen van Ymere. In de huurovereenkomst tussen Ymere en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] staat – voor zover hier relevant – het volgende:
(…)ARTIKEL 16.Het is verboden:(…)g. in of bij het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten, en op de galerijen enige, voor de omwonenden, hinderlijke bezigheden te verrichten en aan omwonenden overlast te bezorgen, hetzij door gedrag en handelingen, hetzij door het nalaten of handelen, strijdig met de Wet, de goede zeden en of de normen zoals die in het maatschappelijk verkeer betamen ten aanzien van een anders persoon of goed. (…)
2.2.
Vanaf 2003 zijn tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . diverse conflicten ontstaan.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . hebben mr. F.M. Visser verzocht om via het televisieprogramma ‘ Mr. Frank Visser Doet Uitspraak ’ bindend advies te geven over hun geschil. Daartoe hebben partijen een bindend advies overeenkomst gesloten. Op 11 september 2019 is het bindend advies mondeling uitgesproken (hierna: het bindend advies). De schriftelijke uitwerking is later aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . toegestuurd.
2.4.
In de beslissing van het bindend advies staat, voor zover relevant:
(…)Op grond van het procesdossier en wat mij tijdens het locatiebezoek en de hoorzitting is gebleken, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat het vooral [gedaagde 1] is geweest, die door zijn sociaal onaangepaste gedrag de in deze procedure bedoelde burenruzie heeft veroorzaakt en deze, door het voortdurend blijven zoeken van de confrontatie met familie [betrokkene 2] , gedurende bijna 18 jaar is blijven voortzetten (…).
(…)
d. Het wordt partijen met onmiddellijke ingang verboden om op welke manier dan ook contact met elkaar te hebben, te zoeken of op te nemen, anders dan via korte, zakelijke briefjes, en alleen als daartoe een dringende noodzaak bestaat. Indien partijen, of één van hen, zich daaraan niet houdt, verbeurt de overtreder van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 100,-- per keer aan de andere partij, met een maximum van € 10.000,--. Een en ander geldt als een hoofdelijke verplichting van zowel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] .
e. Het wordt partijen met onmiddellijke ingang verboden om te schelden, te dreigen, te vernielen en/of te mishandelen. Indien partijen, of één van hen, zich daaraan niet houdt, verbeurt de overtreder van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 200,-- per keer aan de andere partij, met een maximum van € 20.000,--. Een en ander geldt als een hoofdelijke verplichting van van zowel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] .
(…)
2.5.
In het bindend advies is verder, voor zover relevant, overwogen:
(…) De verhuurder wordt met klem verzocht mede toe te zien op na1eving van deze beslissing en zo nodig een woninguitzetting te entameren, als partijen, of één van hen, zich daarvan niets aantrekt.
2.6.
Op 19 april 2022 ontving Ymere via haar website een klacht van [betrokkene 1] c.s . over geluidsoverlast op beide paasdagen door [gedaagde 1] . De overlast zag op sloopwerkzaamheden in de tuin. Ymere heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een brief gestuurd dat zij geen overlast mogen veroorzaken.
2.7.
Op 20 april 2022 heeft in een van de DekaMarkt-winkels te [plaats] een incident plaatsgevonden, waarbij [gedaagde 1] met een hamer op het hoofd van [betrokkene 1] heeft geslagen. [betrokkene 1] heeft hierbij letsel opgelopen. [gedaagde 1] is op heterdaad aangehouden op verdenking van poging tot doodslag/zware mishandeling. Hierop is [gedaagde 1] in bewaring gesteld. De voorlopige hechtenis is in eerste instantie verlengd met 30 dagen en is vervolgens nogmaals met 60 dagen verlengd.
2.8.
Bij vonnis van 13 juli 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland is aan [gedaagde 1] een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd. In dit vonnis staat – voor zover hier relevant – het volgende:
(…)Ter zitting is gebleken dat [gedaagde 1] inziet dat de oplossing moet worden gevonden in een verhuizing. Hij heeft aangegeven niet alleen bereid te zijn om te verhuizen, maar ook dat hijzelf wil verhuizen en zijn echtgenote ook. (…).
2.9.
Bij vonnis d.d. 27 oktober 2022 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland [gedaagde 1] ter zake van poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar met een aantal bijzondere voorwaarden. [gedaagde 1] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. [gedaagde 1] zit tot op heden vast.
2.10.
[gedaagde 1] heeft ook tegen het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 13 juli 2022 hoger beroep ingesteld. Het vonnis is bij arrest van het Hof Amsterdam van 6 december 2022 bekrachtigd.
2.11.
Het Hof heeft in dit arrest in r.o. 3.6 het volgende opgenomen:
In dit geding is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] zich tegenover [betrokkene 1] heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict, dat in ieder geval op dat moment volstrekt niet uitgelokt was. Dit handelen, de verklaring van [gedaagde 1] in het strafdossier daarover en zijn gedragingen in het verleden geven blijk van een fixatie van [gedaagde 1] op zijn buren [betrokkene 1] c.s . De echtgenote van [gedaagde 1] heeft in haar verklaring tegenover de politie met zoveel woorden verklaard dat sinds [betrokkene 1] c.s . succesvol hebben geklaagd over geluidsoverlast, [gedaagde 1] bewust bezig is hen te pesten en zich niets aantrekt van de vermaningen van zijn echtgenote om daarmee te stoppen. Uit een en ander leidt het hof af dat gevaar voor herhaling bestaat zodra [gedaagde 1] weer op vrije voeten zou komen en weer in zijn woning zou trekken. Weliswaar bevindt [gedaagde 1] zich op dit moment in voorlopige hechtenis, maar het voortduren daarvan is geenszins zeker. Ook is in deze tijd van woningnood geenszins zeker dat het [gedaagde 1] zal lukken tijdig, dat wil zeggen voordat hij op vrije voeten wordt gesteld, andere woonruimte te vinden. Nu serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat [gedaagde 1] binnen afzienbare tijd weer vrij zal zijn en - bij gebreke van andere huisvesting - weer naast [betrokkene 1] c.s . gaat wonen, hebben [betrokkene 1] c.s . een voldoende spoedeisend belang bij de door hen gevorderde verboden.
2.12.
Ymere heeft zich bereid verklaard om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] via Directe Bemiddeling aan andere woonruimte te helpen. Eén van de voorwaarden voor toewijzing van een woning via Directe Bemiddeling is dat de aanvrager zijn financiële gegevens verstrekt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben deze gegevens niet verstrekt.

3.De vordering

3.1.
Ymere vordert dat de kantonrechter:
primairI. de tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en Ymere bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt;
II. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beveelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] met medeneming van al de hunnen en al het hunne te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
III. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 620,77 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na ontbinding van de huurovereenkomst de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] in gebruik houden tot aan het moment dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning hebben ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere hebben gesteld.
subsidiairIV. de huurovereenkomst tussen [gedaagde 1] en Ymere met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt en [gedaagde 1] veroordeelt om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop namens [gedaagde 1] bevindende personen en/of zaken en onder afgifte van de in zijn bezit zijnde sleutels ter vrije en algehele beschikking aan Ymere te stellen;
V. [gedaagde 2] verbiedt om [gedaagde 1] in of op de woning en de bijbehorende tuin en aanhorigheden aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] toe te laten, hem daar te ontvangen en/of te laten verblijven;
indien [gedaagde 2] in strijd met het in V genoemde verbod handelt;VI. de tussen [gedaagde 2] en Ymere bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ontbindt met ingang van de dag volgend op die waarop Ymere schriftelijk mededeling aan [gedaagde 2] heeft gedaan dat zij in strijd heeft gehandeld met het verbod;
VII. [gedaagde 2] beveelt om binnen vier weken na ontbinding van de huurovereenkomst en betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] met medeneming van al de haren en al het hare te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
VIII. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 620,77 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde 2] na ontbinding van de huurovereenkomst de woning aan de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] in gebruik houdt tot aan het moment dat [gedaagde 2] de woning heeft ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere heeft gesteld;
primair en subsidiairIX. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding inclusief de nakosten en explootkosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag – samengevat – dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
De tekortkoming ziet erop dat tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [betrokkene 1] c.s . reeds een zeer langdurige burenruzie gaande is, waarvoor er een bindend advies d.d. 11 september 2019 is gegeven. [gedaagde 1] heeft zich niet aan dit bindend advies gehouden en is ook na dat advies doorgegaan met het veroorzaken van overlast voor [betrokkene 1] c.s . met als dieptepunt de mishandeling/poging tot doodslag op 20 april 2022. Het gedrag van [gedaagde 1] kan niet los worden gezien van zijn positie als huurder omdat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen het handelen van [gedaagde 1] en zijn woonsituatie. Daarnaast heeft het incident zich afgespeeld op 370 meter van de woning en blijkt uit het arrest Van Gent/Wijnands dat de verplichting zich als goed huurder te gedragen ook uitstrekt tot zorg voor de woonomgeving. Het is ondenkbaar dat [gedaagde 1] terugkeert naar de woning hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van buren. Door het gedrag van [gedaagde 1] is er geen sprake van goed huurderschap en heeft hij in strijd gehandeld met artikel 16 lid g van de huurovereenkomst.
Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt dat ook zij kan worden aangesproken op grond van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst omdat zij, in dit geval van contractuele medehuur, hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van alle verplichtingen uit de huurovereenkomst. Daarbij speelt mee dat [gedaagde 2] bekend was met het jarenlange overlast veroorzakende gedrag van [gedaagde 1] en heeft zij daartegen geen adequate maatregelen genomen. Gegeven de ernst van het incident van 20 april 2022 mag van [gedaagde 2] ook worden verwacht dat zij meewerkt aan het oplossen van de situatie die [gedaagde 1] in het leven heeft geroepen. Dat zij niet mee wil(de) werken aan een door Ymere geregelde verhuizing, is in strijd met goed huurderschap.
Tot slot legt Ymere artikel 6:258 lid 1 BW aan de vordering ten grondslag nu er sprake is van onvoorziene omstandigheden van dien aard dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de huurovereenkomst niet mogen verwachten.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de vordering en voeren aan – samengevat – dat de schuld voor de langdurige burenruzie niet enkel bij hen kan worden gezocht. Verder betwisten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat het letsel van [betrokkene 1] ernstig is en voeren zij aan dat dit letsel niet zo specifiek is dat het de verklaring van [betrokkene 1] volledig kan onderbouwen. Zij verwijzen daarbij naar de letselrapportage van de GGD Kennemerland die zij hebben overgelegd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten verder dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Zo heeft [gedaagde 2] nooit overlast veroorzaakt en kan zij ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor het incident op 20 april 2022. Daarbij komt nog dat het incident op 20 april 2022 eenmalig is geweest en niet plaatsvond in of nabij de woning zodat dit incident niet valt onder de reikwijdte van artikel 7:213 BW. Het incident kan daarom ook niet worden gekwalificeerd als onrechtmatige overlast in de zin van het arrest Van Gent/Wijnands. [gedaagde 1] heeft dus niet in strijd gehandeld met artikel 16 onder g van de huurovereenkomst. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonen al meer dan 30 jaar in de woning en hebben hun sociale netwerk in de loop der jaren opgebouwd in de directe omgeving van de woning. Een ontbinding en ontruiming is daarom disproportioneel. Tot slot is [gedaagde 2] niet onwelwillend om te verhuizen maar wil dit pas doen als [gedaagde 1] terug mag keren naar de woning.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dat er sprake is van een verstoring in de relatie tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en hun buren staat vast. De kantonrechter is van oordeel dat ook vast is komen te staan dat [gedaagde 1] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Zowel uit het bindend advies als het arrest van het Hof Amsterdam d.d. 6 december 2022 blijkt dat [gedaagde 1] (grotendeels) aanstichter is van de burenruzie en dat hij [betrokkene 1] c.s . bewust heeft gepest en overlast heeft veroorzaakt. Zelfs na het bindend advies is [gedaagde 1] doorgegaan met dit gedrag wat uiteindelijk heeft geleid tot de poging tot doodslag op [betrokkene 1] op 20 april 2022. Dat dit incident niet heeft plaatsgevonden in de gehuurde woning maakt niet dat [gedaagde 1] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Duidelijk is immers dat het incident het gevolg is van de jarenlange burenruzie en dus verband houdt met de woonsituatie van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Ook heeft het incident plaatsgevonden in de plaatselijke supermarkt, enkele honderden meters van de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (en [betrokkene 1] c.s .) vandaan. Daarbij komt nog dat uit het arrest van het Hof blijkt dat [gedaagde 1] een fixatie heeft op [betrokkene 1] c.s . en dat er gevaar voor herhaling bestaat zodra [gedaagde 1] weer op vrije voeten zou komen en in de woning zou trekken. Uit zijn houding ter zitting is ook niet gebleken van enig berouw of spijt van zijn gedrag. [gedaagde 1] bagatelliseert het incident van 20 april 2022 en de gevolgen daarvan voor [betrokkene 1] en hij legt de schuld nog steeds bij anderen. Gelet op dit alles is het uitgesloten dat [gedaagde 1] terugkeert in de woning na afloop van zijn detentie.
5.3.
[gedaagde 2] heeft in de conclusie van antwoord en ter zitting aangevoerd dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning jegens haar afgewezen dient te worden omdat zij onschuldig is. Zij heeft immers niets te maken met het feit dat [gedaagde 1] [betrokkene 1] op het hoofd heeft geslagen met een hamer en zij is daar ook niet voor veroordeeld. Dit verweer gaat niet op. In dit geval is er sprake van contractuele medehuur. Dit heeft als gevolg dat beide medehuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van alle verplichtingen uit de huurovereenkomst (artikel 7:266 lid 2 BW). Het is dus niet relevant wie van beide huurders tekort is geschoten. Daarbij komt nog dat [gedaagde 2] zowel bij de rechtbank als bij het Hof heeft aangegeven dat zij wel wilde verhuizen maar dat zij aan de wijkagent en Ymere duidelijk heeft gezegd dat
‘zij nooit vrijwillig voor de buren hun huis zullen verlaten’. Bij de rechtbank en het Hof heeft [gedaagde 2] dus op dit punt nite de waarheid gezegd, hetgeen ook geen blijk van goed huurderschap geeft. Tot slot is het niet goed denkbaar dat [gedaagde 2] in de woning zou blijven wonen en dat zij [gedaagde 1] uit de woning zal weren nu uit het arrest van het Hof blijkt dat [gedaagde 1] zich tot nu toe niks heeft aangetrokken van de beweerdelijke vermaningen van [gedaagde 2] .
5.4.
Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meer dan 30 jaar in de woning wonen en hun sociale netwerk in de directe omgeving hebben opgebouwd, doet hier niets aan af nu zij (en vooral [gedaagde 1] ) deze situatie over zichzelf hebben afgeroepen. Zij dienen de consequenties van hun handelen dan ook te dragen. De ontbinding en ontruiming is gelet op alle omstandigheden niet disproportioneel. De stelling van de gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat Ymere geen goed verhuurder is nu zij niet meer bereid is om te bemiddelen om voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een nieuwe woning te zoeken, volgt de kantonrechter niet. Ymere heeft immers diverse keren contact proberen op te nemen met (de gemachtigde van) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor een vervangende woning via Directe Bemiddeling maar zij hebben nagelaten in te gaan op het aanbod van Ymere. Daarmee hebben zij hun kans verspeeld, aldus Ymere. De Kantonrechter begrijpt dit standpunt van Ymere.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de primaire vordering van Ymere zal toewijzen jegens zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] . Nu de gemachtigde van Ymere ter zitting heeft aangegeven dat zij ook akkoord kan gaan met een ontruimingsdatum per 1 november 2023 zal de kantonrechter dit aanhouden. Zo heeft [gedaagde 2] genoeg tijd om de woning te ontruimen (met eventueel hulp van anderen) voordat [gedaagde 1] uit detentie komt.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook veroordeeld tot betaling van het nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Ymere worden gemaakt en de explootkosten. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en Ymere bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] ;
6.2.
beveelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om vóór 1 november 2023, na betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] met medeneming van al de hunnen en al het hunne te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, met afgifte van de sleutels aan Ymere;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling aan Ymere van een bedrag van € 620,77 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na ontbinding van de huurovereenkomst de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] in gebruik houden tot aan het moment dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning hebben ontruimd en ter vrije beschikking van Ymere hebben gesteld.
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Ymere tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 112,30
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van € 99,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Ymere worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter