ECLI:NL:RBNHO:2023:8832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10406851 \ WM VERZ 23-205
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens parkeren op verboden terrein

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het parkeren van een voertuig op een verboden plek. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 is de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat de bebording ter plaatse onduidelijk was en dat het voertuig niet op de rijbaan, maar op een braakliggend terrein geparkeerd stond. De kantonrechter heeft de situatie ter plaatse beoordeeld aan de hand van foto’s en de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging niet kon worden vastgesteld, omdat het braakliggende terrein niet onder het parkeerverbod viel dat met bord E1 was aangegeven. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd en verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.284,75 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10406851 \ WM VERZ 23-205
CJIB-nummer : 248154153
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : D. van Zon, Appjection B.V. te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene stelt dat de situatie ter plaatse onduidelijk en verwarrend is. Het bord op de lantaarnpijl geeft aan dat het verboden is te parkeren op twee plekken, één links en één rechts van de lantaarnpaal. Het is schijnbaar voor meer mensen niet duidelijk, want er wordt geparkeerd op de tweede plek naast de lantaarnpaal aan weerszijde. De gemachtigde stelt
namens betrokkene dat de situatie ondubbelzinnig is aangegeven en verwijst naar de in het beroepschrift meegezonden foto’s.
2.4.
Op de zitting stelt de gemachtigde aanvullend dat betrokkene niet op de rijbaan heeft geparkeerd, maar op een ander weggedeelte. Daarom is de bebording niet van toepassing. Het gedeelte betreft een stuk niemandsland. Het bord E1 heeft dan geen werking omdat het bord E1 alleen voor de rijbaan geldt, aldus gemachtigde.
Verklaring verbalisant
2.5.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Ik zag toen een motorvoertuig (…) geparkeerd staan buiten een parkeervak op de Schapenmarkt. (…) De Schapenmarkt is een parkeerplaats in het centrum van Purmerend. In het gehele centrum van Purmerend geldt een parkeerverbod(zone), aangeduid door bord E1(zone) van het RVV 1990. (…) Ik verbalisant zag dat de auto op een verhard, onbegroeid terrein deel stond, die eigendom is van de Gemeente Purmerend (zie bijgevoegde foto) Ik, verbalisant, zie dat betrokkene aanvoert dat de bebording ‘verboden parkeren’ onduidelijk aangeeft dat daar niet geparkeerd mag worden. De ter plaatse aanwezige bebording betreft geen bebording uit het RVV 1990 en heeft zodoende enkel een waarschuwende functie. De bebording doet niet af aan de op de toegangswegen geplaatste E1(zone) bebording.”
Beoordeling kantonrechter
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is het volgende van belang. Naar aanleiding van de door de gemachtigde overgelegde foto’s van de situatie ter plaatse en de aanvullende toelichting ter zitting, is de kantonrechter van oordeel dat het voertuig van betrokkene niet op de rijbaan stond geparkeerd, maar op een braakliggend terrein. Het braakliggende terrein met verharde ondergrond aan de Schapenmarkt in Purmerend betreft niet de rijbaan, noch een voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of ruiterpad en valt dus onder een ‘ander weggedeelte’. Onder verwijzing naar het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] overweegt de kantonrechter dat het parkeerverbod, aangegeven met bord E1 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990, zich niet tot dit terrein uitstrekt.
2.7.
Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Proceskosten
2.8.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2016, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2016:3927.