ECLI:NL:RBNHO:2023:8947

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/15/339868 / HA ZA 23-288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incidenten betreffende voorlopige voorziening en inzage van stukken in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, zijn er twee incidenten aan de orde. De man, eiser in de hoofdzaak, heeft een voorlopige voorziening gevorderd om de verkoop van de gemeenschappelijke woning te faciliteren. Hij stelt dat er een spoedeisend belang is, omdat de vrouw sinds januari 2023 het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De vrouw verzet zich echter tegen de verkoop en betwist de door de man opgestelde afrekening. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende onderbouwd heeft dat hij niet kan wachten op de afloop van de hoofdzaak, en wijst de vordering tot voorlopige voorziening af.

In het tweede incident vordert de vrouw inzage in verschillende financiële documenten, waaronder het jaaroverzicht van de hypotheek en bankafschriften van de man. De rechtbank oordeelt dat de man niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd, maar dat hij wel over het jaaroverzicht van de hypotheek beschikt. De rechtbank veroordeelt de man om dit document aan de vrouw te verstrekken, maar wijst de overige vorderingen van de vrouw af, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond dat zij recht heeft op de gevraagde bankafschriften. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 25 oktober 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/339868 / HA ZA 23-288
Vonnis in incident van 13 september 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident ex artikel 223 Rv,
verweerder in het incident ex artikel 843a Rv
advocaat mr. F.J.J. Baars te Alkmaar,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex artikel 223 Rv,
eiseres in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. T.M. Melissen te Noord-Scharwoude.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de conclusie van antwoord in incident tevens eis in reconventie in incident
  • de akte in het incident met producties van de zijde van de man
  • de akte uitlaten producties van de zijde van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De beoordeling in de incidenten

Het incident ex artikel 223 Rv

2.1.
In de hoofdzaak vordert de man verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap door verkoop van de gemeenschappelijke woning aan de [adres] [plaats 2] (hierna: de woning) en verdeling van de netto-opbrengst tussen partijen overeenkomstig een door hem opgestelde afrekening.
2.2.
De man vordert in het incident dat hij bij wege van voorlopige voorziening wordt gemachtigd om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning en te bepalen dat het vonnis in incident in de plaats komt van noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de vrouw.
2.3.
De vrouw voert verweer. De vrouw betwist dat de man een spoedeisend belang heeft. Zij verzet zich tegen verkoop van de woning en betwist de door de man opgestelde afrekening. Zij voert aan dat zij de woning zelf wil overnemen en daar ook toe in staat is.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer de man daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat de man de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. De wijze van verdeling van de woning is het centrale geschilpunt in de hoofdzaak. De man heeft bovendien onvoldoende onderbouwd dat van hem niet kan worden verlangd dat hij de afloop van de hoofdzaak afwacht. De enkele stelling dat de vrouw sinds januari 2023 het uitsluitend gebruik van de woning heeft, is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal de provisionele vordering dan ook afwijzen.
Het incident ex artikel 843 a Rv
2.6.
De vrouw vordert dat haar binnen vier weken na het vonnis in het incident inzage wordt verleend door overlegging van:
  • jaaroverzicht hypotheek van 31 december 2022;
  • alle stukken vanaf 19 mei 2022 tot en met heden die zien op de hypotheek, waaronder in ieder geval alle stukken die zin op de aan de hypotheek verbonden Bankspaarrekening met kenmerk [rekeningnummer 1];
  • alle stukken die zien op de ING Bankspaarrekening [rekeningnummer 2];
  • de bankafschriften van de man over de jaren 2020 tot en met 2023.
2.7.
De vrouw stelt dat zij recht en belang heeft bij afgifte van de gevorderde stukken, zodat zij in staat is om haar (reconventionele) vorderingen in de bodemzaak te kunnen formuleren. Daarbij voert zij aan dat zij de woning alsnog aan zich wil laten toedelen maar dat daarvoor nodig is dat duidelijk wordt welk bedrag aan overwaarde aan de man toekomt.
2.8.
De man heeft bij akte verschillende stukken overgelegd, te weten:
  • afschriften bankrekening [rekeningnummer 3] (de gezamenlijke bankrekening van partijen) over de periode van 23 mei 2023 terug naar 23 juli 2014, met als specificatie ‘
  • afschriften bankrekening [rekeningnummer 4] (eigen rekening man) over de periode 30 juni 2023 terug tot 1 januari 2020, met als specificatie ‘
  • hypotheekoverzicht 9 juli 2023, met als specificatie ‘
Volgens de man beschikt hij niet over verdere stukken.
2.9.
Bij akte uitlaten producties heeft de vrouw er op gewezen dat de man niet het jaaroverzicht van de hypotheek per 31 december 2022 heeft overgelegd en ook niet de stukken die zien op de ING Bankspaarrekening [rekeningnummer 2] en de bankafschriften van de man over de jaren 2020 tot en met 2022. Voorts voert de vrouw aan dat het niet duidelijk is wat de man met de door hem bij akte overgelegde producties wil aantonen, maar dat uit het bankafschrift van de bankspaarrekening met kenmerk [rekeningnummer 2] wel blijkt dat het bedrag op die bankspaarrekening nog aanwezig is.
2.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.11.
De door de vrouw omschreven ‘eis in reconventie in incident’ moet worden aangemerkt als een afzonderlijk ingesteld incident ex artikel 843a Rv.
Dit artikel voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar deze bepaling stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is of was; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad.
2.12.
De man heeft bij akte een groot aantal van de gevraagde stukken overgelegd. Het jaaroverzicht hypotheek van 31 december 2022 is daarbij door de man niet overgelegd. In de door de man uitgebrachte inleidende dagvaarding wordt echter expliciet naar dit overzicht verwezen, zodat moet worden aangenomen dat de man hier wel over beschikt. De rechtbank zal de man dan ook veroordelen om, zoals gevorderd, afschrift hiervan aan de vrouw te verstrekken. De vordering van de vrouw zal voor het overige worden afgewezen, nu zoals zij zelf ook constateert het spaarsaldo op de ING Bankspaarrekening [rekeningnummer 2] nog aanwezig is en voorshands, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien op grond waarvan de vrouw voor de formulering van haar reconventionele vorderingen dient te beschikken over bankafschriften van de privé rekening van de man van 2020 tot 2023.
In beide incidenten
2.13.
De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding om in het kader van de incidenten een mondelinge behandeling te bevelen.
2.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in beide incidenten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 223 Rv
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident ex artikel 843a Rv
3.3.
veroordeelt de man tot afgifte van een kopie van het jaaroverzicht hypotheek van 31 december 2022 binnen vier weken na datum van dit vonnis,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.5.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 oktober 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155