ECLI:NL:RBNHO:2023:9099

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/15/341104 / FA RK 23-2897
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van minderjarige op basisschool

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van hun minderjarige kind, [de minderjarige 1]. De moeder verzocht om toestemming om met [de minderjarige 1] te verhuizen naar de gemeente [gemeente] en haar in te schrijven op een basisschool aldaar. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat er een noodzaak voor de verhuizing bestaat. De rechtbank overweegt dat de moeder zich onveilig voelt in [plaats] en geen financiële middelen heeft om de gezamenlijke woning over te nemen, maar deze stellingen zijn niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat het in het belang van [de minderjarige 1] is om haar basisschool in [plaats] af te maken, gezien de overstap naar de middelbare school binnen een jaar. De rechtbank heeft ook de communicatieproblemen tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen de vader en [de minderjarige 1] in overweging genomen. De rechtbank heeft daarnaast de verzoeken van de vader om nakoming van de zorgregeling en het opleggen van een dwangsom toegewezen, omdat de moeder de zorgregeling sinds augustus 2022 niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft een opbouwregeling vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/341104 / FA RK 23-2897
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 12 september 2023 (vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving basisschool en zorgregeling)
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W. Kok, kantoorhoudende te Ede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 6, van de moeder, ingekomen op
29 juni 2023;
- de brief, met producties 7 tot en met 18, van de moeder, ingekomen op 21 augustus 2023;
- het verweerschrift op zelfstandig verzoek, met productie 19, van de moeder, ingekomen op 24 augustus 2023;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met producties 1 tot en met 3, van de vader, ingekomen op 25 augustus 2023;
- de brief, met producties 5 en 6, van de vader, ingekomen op 25 augustus 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 augustus 2023 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. D.E.M. Boukens, en de vader. De advocaat van vader, mr. W. Kok is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Daarnaast is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Mr. Boukens heeft het standpunt van de moeder nader toegelicht aan de hand van een pleitnota.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken aan de kinderrechter. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt door middel van het schrijven van een brief. De voorzitter heeft ter zitting een samenvatting gegeven van de inhoud van de brief van [de minderjarige 1] .

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 2008 tot en met juli 2015 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [de minderjarige 1] ).
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige 1] . De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] is bij de moeder.
2.3.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 augustus 2022 in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) bepaald dat:
a. [de minderjarige 1] eens per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijft. De moeder brengt [de minderjarige 1] op vrijdag naar de vader en de vader brengt [de minderjarige 1] op zondag om 20.00 uur weer terug naar de moeder;
b. de vakanties door de ouders in onderling overleg worden verdeeld;
c. [de minderjarige 1] het ene jaar op Eerste Kerstdag bij de vader zal verblijven en op Tweede Kerstdag bij de moeder. Het andere jaar is deze verdeling omgedraaid;
d. ten aanzien van de overige feestdagen de reguliere weekendregeling zal gelden.

3.De verzoeken en verweren

3.1.
De moeder heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om:
a. met [de minderjarige 1] te verhuizen naar de gemeente [gemeente] en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader;
b. [de minderjarige 1] in te schrijven op de [basisschool] te [plaats] , zodat zij daar vanaf het nieuwe schooljaar 2023-2024 met ingang van 4 september 2023 kan starten.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder het volgende aangevoerd. Onlangs is de relatie van de moeder met [ex-partner] (hierna te noemen: [ex-partner] ) verbroken. Uit die relatie is op [geboortedatum] in de gemeente [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige 2] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ). Omdat de moeder vooruit wenst te kijken, wil zij met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verhuizen naar de gemeente [gemeente] , waar zij woonde voordat zij in 2019 naar [plaats] vertrok. De moeder van de moeder woont in [plaats] , gemeente [gemeente] , en de moeder kan daar met de kinderen terecht zolang zij geen eigen huurwoning heeft.
De moeder stelt dat sprake is van een noodzaak om te verhuizen omdat zij geen financiële middelen heeft om de huidige door haar bewoonde woning over te nemen. Deze heeft zij in eigendom samen met [ex-partner] , maar volgens de moeder weigert [ex-partner] op dit moment te onderzoeken of hij die woning kan overnemen. De moeder heeft geen binding met [plaats] . Zij is naar [plaats] verhuisd voor [ex-partner] en zij heeft daar geen vrienden of familie. Die wonen in [gemeente] en omgeving. Ook voelt zij zich onveilig in [plaats] , vanwege het huiselijk geweld dat zich heeft afgespeeld aan het einde van de samenleving met [ex-partner] . De moeder werkt in de zorg in [plaats] . Zij is echter al aan het solliciteren in [plaats] . Omdat er voldoende werk is in de zorg, verwacht zij daar direct aan de slag te kunnen. Ook wil zij graag de opleiding tot doktersassistente weer oppakken. Als de moeder bij haar moeder zou gaan wonen, heeft zij de mogelijkheid om binnen twee jaar een eigen woning te krijgen in [gemeente] . In [plaats] zal dat veel langer duren, omdat zij daar veel korter staat ingeschreven. Het is in het belang van [de minderjarige 1] dat zij in september 2023 op de nieuwe school kan starten, in plaats van dat dit halverwege het schooljaar zou gebeuren. [de minderjarige 1] heeft in de periode 2016 tot en met 2019 al op [basisschool] gezeten, dus dit is voor haar een vertrouwde omgeving. [de minderjarige 1] kan daar ook terecht met ingang van het nieuwe schooljaar.
Hoewel in voormelde beschikking van 17 augustus 2022 een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] is vastgesteld, wordt daaraan geen uitvoering gegeven. Op 19 augustus 2022 heeft zich een incident voorgedaan bij de overdracht, nadat tien weken lang de zorgregeling was afgezegd door de vader. De moeder heeft zich gewend tot het stadsteam van de gemeente. De gemeente heeft aan de ouders bericht dat het stadsteam hun casus (omgang vader en [de minderjarige 1] ) niet verder vanuit het vrijwillige kader kan behandelen, omdat het niet lukt vader bereid te krijgen om samen met moeder in gesprek te gaan over de belangen van [de minderjarige 1] en afspraken te maken. Omdat er nu geen contact is tussen [de minderjarige 1] en de vader, heeft een verhuizing naar [gemeente] dus geen invloed op de zorgregeling. Mocht er wel weer sprake zijn van contact, dan heeft de verhuizing geen beperkende werking omdat de reisafstand tussen de woning van de vader en van [de minderjarige 1] kleiner wordt. De moeder en [de minderjarige 1] hebben goede ervaringen met de [basisschool] . Deze school heeft hetzelfde lessysteem als de huidige school van [de minderjarige 1] en daardoor zal er voor haar weinig veranderen. De moeder meent dat de omstandigheden de beslissing om te verhuizen rechtvaardigen.
3.3.
De vader heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen. Van zijn kant heeft de vader verzocht te bepalen dat de moeder alle benodigde medewerking dient te verlenen aan de uitvoering van de bij beschikking van deze rechtbank van 17 augustus 2022 vastgestelde zorgregeling, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag, dagdeel of keer dat de moeder daarmee in gebreke blijft, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom.
3.4.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek het volgende aangevoerd. Vanaf 2017 heeft de vader heel veel moeite moeten doen om het contact met [de minderjarige 1] in stand te houden omdat de moeder dit steeds tegenwerkt. Dat geldt ook voor de bij beschikking van 17 augustus 2022 vastgestelde zorgregeling, die de moeder al vanaf eind augustus 2022 niet meer nakomt. De moeder probeert de vader uit het leven van [de minderjarige 1] te bannen en daardoor zal er ouderverstoting ontstaan. Dit is niet in het belang van [de minderjarige 1] . Ter onderbouwing van zijn verweer stelt de vader allereerst dat er geen noodzaak voor de moeder bestaat om te verhuizen. Zij kan namelijk met toestemming van [ex-partner] blijven wonen in de woning in [plaats] . Bovendien heeft de moeder inmiddels in [plaats] een urgentieverklaring gekregen. Daarbij merkt de vader nog op dat de moeder in 2019 zonder zijn toestemming met [de minderjarige 1] is verhuisd van [plaats] naar [plaats] . Inmiddels woont de moeder vier jaar in [plaats] . Zij moet daar dan ook een sociaal leven hebben opgebouwd. De moeder heeft ook een baan in [plaats] . Nu wil de moeder weer terug.
De verhuizing is ook niet goed doordacht en voorbereid, omdat de moeder geen concreet zicht heeft op zelfstandige woonruimte in [plaats] . Het belang van [de minderjarige 1] brengt bovendien mee dat zij het laatste jaar van de basisschool kan afmaken in [plaats] . Door de moeder zijn evenmin alternatieven geboden om de gevolgen van de verhuizing voor [de minderjarige 1] en de vader te verzachten en/of te compenseren. Integendeel, de moeder frustreert de zorgregeling nog steeds. De communicatie tussen partijen is slecht en er bestaat wederzijds wantrouwen. Dit is een contra-indicatie voor verhuizing, aldus de vader.
3.5.
De moeder heeft gevraagd het zelfstandige verzoek van de vader af te wijzen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij het volgende aangevoerd. Na een escalatie bij de overdracht van [de minderjarige 1] bij de woning van de vader in augustus 2022 vond de moeder een zorgregeling tussen [de minderjarige 1] en de vader niet meer veilig voor [de minderjarige 1] . De moeder meent dat eerst nadere (veiligheids)afspraken moeten worden gemaakt, alvorens het contact hervat kan worden. Daarom heeft zij zich gewend tot het Stadsteam, maar de vader gaf aan dat hij niet met hen en de moeder in gesprek wilde. Dat is in 2018 ook al het geval geweest. De verzochte dwangsom moet worden afgewezen, omdat het niet alleen aan de moeder ligt dat er al een jaar geen contact tussen [de minderjarige 1] en haar vader is, aldus de moeder.

4.Standpunt Raad

De Raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De manier waarop de ouders communiceren baart veel zorgen. Er is al een jaar geen contact tussen de vader en [de minderjarige 1] , waardoor verdere vervreemding op de loer ligt. Het is daarom niet in het belang van [de minderjarige 1] dat herstel van het contact tussen de vader en [de minderjarige 1] pas plaatsvindt nadat er hulpverlening is opgestart. In zoverre kan de Raad de vader wel volgen. De Raad meent dat de zorgregeling zo spoedig mogelijk moet worden hervat, maar wel op een laagdrempelige manier. Daarnaast is er wel degelijk hulp nodig voor verbetering van de communicatie tussen de ouders. De moeder is eerder met [de minderjarige 1] verhuisd, zonder overleg met de vader. Mede gelet op het gebrek aan communicatie zijn de zorgen van de vader begrijpelijk. De slechte communicatie is ook de reden dat het Stadsteam de zaak heeft ingebracht bij het Schakeloverleg, welk overleg nog moet plaatsvinden. De Raad verwacht niet dat de ouders hun onderlinge communicatieproblemen uitsluitend onder begeleiding van [naam] van het Stadsteam kunnen oplossen. Daar is meer voor nodig.
Ook bij een eventuele ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] zal een beroep worden gedaan op de ouders met betrekking tot verbetering van de communicatie. Wellicht kan de overdracht bij de zorgregeling op een andere manier worden georganiseerd, omdat dit moment spanning lijkt te veroorzaken. Soms is echter de enkele constatering dat partijen niet met elkaar communiceren het maximaal haalbare.

5.De beoordeling

vervangende toestemming verhuizing
5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders over [de minderjarige 1] brengt in dit geval mee dat een ouder voor verhuizing van [de minderjarige 1] toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desverzocht een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van [de minderjarige 1] , maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en [de minderjarige 1] op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen [de minderjarige 1] en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van [de minderjarige 1] , haar mening en de mate waarin [de minderjarige 1] geworteld is in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de zorgregeling na de verhuizing.
5.2.
Uitgangspunt is dat de ouder bij wie [de minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel vervangende toestemming kan krijgen om te verhuizen indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing rechtvaardigen. Die ouder dient echter bij het maken van die nieuwe start niet alleen rekening te houden met de belangen van de minderjarige kinderen, maar ook met die van hun gewezen partner, met name met het oog op de aard en de omvang van zijn zorgtaken jegens de kinderen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en wijziging van de frequentie van de contacten met de andere ouder voor kinderen heel ingrijpend kunnen zijn.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende onderbouwd gesteld dat er een noodzaak is om te verhuizen. De moeder stelt dat zij zich in [plaats] onveilig voelt, onder meer door huiselijk geweld gepleegd door [ex-partner] , dat zij geen financiële middelen heeft om de gezamenlijke woning over te nemen, en dat zij lang zal moeten wachten op vervangende huisvesting in [plaats] . Daarnaast stelt de moeder dat zij geen binding heeft met en geen sociaal netwerk heeft in [plaats] . De moeder heeft haar stellingen echter onvoldoende onderbouwd met (schriftelijke) bewijsstukken.
De stellingen van de moeder over de onveiligheid zien op de relatiebreuk met [ex-partner] . Een (vermeende) dreiging met geweld van [ex-partner] , dan wel uit de familie- en vriendenkring van [ex-partner] , is echter niet gebleken. Wat betreft de gestelde onmogelijkheid tot huisvesting in [plaats] overweegt de rechtbank dat ook dit argument van de moeder niet opgaat, nu is gebleken dat de moeder inmiddels in [plaats] een urgentieverklaring heeft gekregen. Bij die toekenning heeft overigens ook de gemeente overwogen dat door de hulpverleners niet is onderbouwd dat de moeder vanwege de veiligheid niet langer in [plaats] kan blijven wonen, zodat de urgentie niet is afgegeven voor een andere gemeente. Dat de moeder bij de gemeente [gemeente] een verzoek heeft ingediend voor verzilvering van die urgentie (waar nog niet op is beslist) maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarmee is immers nog geen noodzaak voor vertrek uit [plaats] gegeven. Hierbij heeft de rechtbank ook betrokken het feit dat de moeder in het kort geding vonnis van 6 juli 2023 bij uitsluiting van [ex-partner] gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning tot 6 januari 2024. De moeder heeft niet weersproken dat [ex-partner] heeft toegezegd dat de moeder na ommekomst van deze periode langer in die woning mag verblijven indien daartoe noodzaak bestaat. Wat betreft het gestelde gebrek aan binding met en een sociaal netwerk in [plaats] , is de rechtbank van oordeel dat de moeder dit niet concreet heeft gemaakt. Dat de moeder zich momenteel prettiger voelt in de omgeving van [gemeente] , kan de rechtbank begrijpen, maar dat is niet voldoende om de gestelde noodzaak tot verhuizing aan te nemen.
Verder heeft de rechtbank in overweging genomen dat het in het belang van [de minderjarige 1] is dat zij in haar vertrouwde omgeving in [plaats] de basisschool kan afmaken. Een verhuizing, in combinatie met de overstap naar een andere school met binnen een jaar de overstap naar de middelbare school, zal onrust voor haar veroorzaken. De [basisschool] is haar weliswaar bekend, maar de vraag is hoeveel zij zich daarvan herinnert, aangezien zij nog erg jong was in de periode dat zij naar deze school ging. Bovendien zal de samenstelling van de klas niet meer hetzelfde zijn. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat verder het risico dat deze ingrijpende veranderingen in haar leven het contactherstel tussen [de minderjarige 1] en haar vader zullen bemoeilijken. Terwijl dit contactherstel juist zo in het belang van [de minderjarige 1] wordt geacht en al lange tijd op zich laat wachten. De rechtbank acht het daarom in het belang van [de minderjarige 1] dat de zorgregeling vanuit haar huidige vertrouwde omgeving wordt hervat.
5.4.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de moeder de voorgenomen verhuizing op het punt van huisvesting niet goed heeft doordacht en voorbereid. Zij is van plan om, in afwachting van een eigen woning in [gemeente] , bij haar moeder in te trekken. Uit het door de vader bijgevoegde vonnis in kort geding uit 2019 blijkt dat zij ten tijde van haar vertrek naar [plaats] in 2019 juist noodzaak zag de woning van haar moeder (en de omgeving van [plaats] ) te verlaten. Dat dit nu anders ligt, heeft de moeder niet uitgelegd, anders dan dat haar moeder vanwege de veiligheid bereid is om haar en de kinderen weer in te laten wonen. Verder bestaat op basis van alle voorhanden informatie de indruk dat de moeder telkens voornamelijk haar eigen plan trekt, waardoor de communicatie met de vader steeds meer onder druk komt te staan. Daarmee gaat de moeder voorbij aan de positie van de vader in het leven van [de minderjarige 1] en het recht van [de minderjarige 1] op een onbelast en bestendig contact met haar vader. Wanneer de moeder met [de minderjarige 1] verhuist, zal de communicatie tussen de moeder en de vader zo mogelijk nog meer onder druk komen te staan. Hoewel de moeder zich heeft gewend tot het Stadsteam van de gemeente [gemeente] voor hulp, is de rechtbank van oordeel, gelijk de Raad ter zitting heeft geadviseerd, dat die hulp niet dient te worden afgewacht voordat de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] wordt hervat.
5.5.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende en de belangen en omstandigheden van de moeder, de vader en [de minderjarige 1] tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met [de minderjarige 1] naar de gemeente [gemeente] , dient te worden afgewezen.
vervangende toestemming inschrijving school
5.6.
Hierboven is overwogen dat het verzoek van de moeder tot verhuizing zal worden afgewezen. Met inachtneming hiervan dient het verzoek van de moeder betreffende de inschrijving op school hetzelfde lot te ondergaan. Ook dit verzoek wordt afgewezen.
nakoming zorgregeling en dwangsom
5.7.
De vader stelt dat de beschikking van 17 augustus 2022 onverkort moet worden nagekomen, mede gelet op het feit dat er aan zijn zijde geen sprake is van contra-indicaties. De moeder stelt zich op het standpunt dat [de minderjarige 1] sinds een escalatie op 19 augustus 2022 niet meer naar de vader toe wil, en dat er een gesprek tussen partijen dient te komen met hulp van het Stadsteam voordat er weer sprake kan zijn van contact tussen de vader en [de minderjarige 1] .
5.8.
Bij de beoordeling van het verzoek van de vader geldt als uitgangspunt dat de beschikking van 17 augustus 2022 dient te worden nageleefd zolang deze haar kracht niet heeft verloren, tenzij er sprake is van dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-naleving gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat er sinds een incident bij de overdracht van [de minderjarige 1] bij de woning van de vader op 19 augustus 2022 geen contact meer is geweest tussen de vader en [de minderjarige 1] . Zoals hiervoor al opgemerkt, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat hervatting van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] niet pas dient plaats te vinden nadat partijen overleg hebben gehad met het Stadsteam. Er zijn immers geen objectief vastgestelde omstandigheden gebleken die aan hervatting van de zorgregeling in de weg zouden staan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het niet aan de moeder is om eenzijdig te bepalen op welke wijze de vader [de minderjarige 1] bij zich ontvangt en op welke wijze de vader invulling geeft aan het contact met [de minderjarige 1] . Overigens is niet gebleken van de noodzaak van het maken van veiligheidsafspraken. Dat [de minderjarige 1] mogelijk weerstand voelt tegen hervatting van het contact kan zijn ingegeven door het feit dat zij al een jaar lang alleen bij de moeder verblijft en als gevolg daarvan wellicht een eenzijdig beeld heeft ontwikkeld van de vader. De rechtbank acht het daarom wel van belang dat het contact de komende periode wordt opgebouwd, waarbij de rechtbank nadrukkelijk overweegt dat overdrachtsmomenten kort moeten worden gehouden.
5.9.
De rechtbank ziet aanleiding om na te melden opbouw vast te stellen alvorens de zorgregeling weer overeenkomstig de beschikking van 17 augustus 2022 dient te worden nageleefd.
5.10.
De opstelling van de moeder dat zij vrijwel direct na de beschikking van 17 augustus 2022 de zorgregeling heeft stopgezet en tot nu toe op grond van eenzijdige voorwaarden (namelijk eerst nadere veiligheidsafspraken onder begeleiding van hulpverlening) niet heeft meegewerkt aan de hervatting van de vastgestelde zorgregeling, rechtvaardigt een financiële prikkel door het opleggen van een dwangsom als door de vader verzocht. De verzochte dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast, met wijziging van de beschikking van deze rechtbank, locatie Alkmaar, van 17 augustus 2022 in zoverre, dat aan de hervatting van de daarin bepaalde regeling de hieronder onder a, b en c vermelde opbouwregeling vooraf gaat:
de minderjarige [de minderjarige 1] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft bij de vader:
met ingang van de tweede week na de datum van deze beschikking (= week 39):
a. twee maal op een zaterdagmiddag per twee weken van 13.00 uur tot 16.00 uur, waarbij de vader met [de minderjarige 1] iets leuks kan gaan doen op neutraal terrein in de omgeving van [plaats] ;
b. vervolgens twee maal op een zaterdag per twee weken van 10.00 uur tot 18.00 uur (na het avondeten) bij de vader thuis;
c. vervolgens twee maal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 13.00 uur bij de vader thuis,
waarna de regeling volgens de beschikking van 17 augustus 2022 wordt hervat,
en waarbij de moeder [de minderjarige 1] steeds naar de vader brengt en de vader haar weer naar de moeder terugbrengt. De overdracht dient daarbij telkens kort en zakelijk te zijn;
6.2.
bepaalt dat de moeder per dag, dagdeel of keer dat zij in gebreke blijft de beschikking van deze rechtbank van 17 augustus 2022 met nummer C/15/315827/FA RK 21-2134 na te komen, een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van € 250,--, met een maximum van € 5.000,--;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de verzoeken van de moeder over de verhuizing en de inschrijving van [de minderjarige 1] op school af;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. van Diepen, voorzitter, mr. A.S. van Leeuwen en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na te betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.