ECLI:NL:RBNHO:2023:9111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
HAA 21/2171, HAA 21/3325, HAA 21/3327, HAA 21/3328 en HAA 21/3330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van multifunctionele apparaten in de Gecombineerde Nomenclatuur en douanerechtelijke gevolgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 5 september 2023, zijn vijf zaken behandeld die betrekking hebben op de indeling van multifunctionele apparaten (MFA's) in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de bijbehorende douanerechten. Eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats], heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, die de indeling van de MFA's onder GN-post 9009 12 00 heeft vastgesteld. Eiseres betwist deze indeling en stelt dat de MFA's moeten worden ingedeeld onder GS-post 8471 41 of 8471 60, omdat zij hun wezenlijke kenmerken ontlenen aan de functie van automatische gegevensverwerking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de MFA's bestaan uit een centrale verwerkingseenheid, een moederbord, intern en extern geheugen, en invoer- en uitvoereenheden, en dat deze apparaten zijn ontworpen voor documentbeheer. De rechtbank oordeelt dat de indeling onder GN-post 9009 12 00 terecht is, omdat de kopieerfunctie even belangrijk is als de print- en scanfunctie, en dat er geen enkele functie is die het wezenlijke karakter van de MFA's bepaalt. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/2171, HAA 21/3325, HAA 21/3327, HAA 21/3328 en
HAA 21/3330
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 5 september 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [naam 1] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, verweerder.

Inleiding

Deze beroepen gaan over de indeling van vijf verschillende multifunctionele apparaten die (onder meer en met name) kunnen scannen, printen en kopiëren (hierna: MFA’s) in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op
bezwaar van verweerder van 16 maart 2021 in de zaak HAA 21/2171 en de rechtstreekse beroepen van eiseres tegen de beschikking van 26 maart 2021 op het verzoek om terugbetaling van 12 december 2007 in de zaak HAA 21/3325 en de beschikking van 26 maart 2021 op de verzoeken om terugbetaling van eveneens 12 december 2007 in de zaken HAA 21/3327, HAA 21/3328 en HAA 21/3330.
HAA 21/2171
Verweerder heeft op 23 december 2004 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een totaalbedrag van € 515.607,64 aan douanerecht.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Het bezwaar richt zich op een deel van de utb, te weten het bedrag van € 103.263,24 aan douanerecht dat eiseres volgens verweerder verschuldigd zou zijn voor in het vrije verkeer brengen van MFA’s van het model [model 0] (hierna: [model 0] ).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 maart 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 21/3325
Bij beschikking van 17 januari 2008 heeft verweerder eiseres bericht dat haar verzoek om terugbetaling van het door haar voor het in het vrije verkeer brengen van MFA’s van het model [model 1] (hierna: [model 1] ) betaalde douanerecht niet in behandeling wordt genomen.
Bij uitspraak op bezwaarschrift van 18 april 2008 heeft verweerder het door eiseres tegen de beschikking van 17 januari 2008 gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft het verzoek om terugbetaling van het douanerecht voor [model 1] alsnog in behandeling genomen.
In een nadere onderbouwing van het verzoek van 26 maart 2014 heeft eiseres onder meer verzocht om teruggaaf te verlenen voor het bedrag van € 82.764,62 aan douanerecht voor de in het vrije verkeer gebrachte [model 1] , vermeerderd met gederfde rente.
Bij beschikking van 26 maart 2021 heeft verweerder afwijzend beslist op dit verzoek om terugbetaling van douanerecht.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In haar bezwaarschrift heeft eiseres verweerder gevraagd om in te stemmen met een rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Nadat verweerder hiermee akkoord was gegaan, heeft hij het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank, waarna het door de rechtbank als beroep in behandeling is genomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
HAA 21/3327, HAA 21/3328 en HAA 21/3330
Bij beschikkingen van 17 januari 2008 heeft verweerder eiseres bericht dat haar verzoeken om terugbetaling van de door haar voor het in het vrije verkeer brengen van MFA’s van de modellen [model 2] , [model 3] (hierna: [model 3] ) en [model 4] (hierna: [model 4] ) betaalde douanerechten niet in behandeling worden genomen.
Bij uitspraken op bezwaarschrift van 24 april 2008 heeft verweerder de door eiseres tegen de beschikkingen van 17 januari 2008 gemaakte bezwaren gegrond verklaard. Verweerder heeft de verzoeken om terugbetaling van de douanerechten voor [model 2] , [model 3] en [model 4] alsnog in behandeling genomen.
In een nadere motivering van haar verzoeken om terugbetaling van 29 augustus 2013 heeft eiseres onder meer verzocht om teruggaaf te verlenen voor een bedrag van € 4.941.445,62 aan douanerechten voor de in het vrije verkeer gebrachte [model 2] , [model 3] en [model 4] , exclusief de nog vast te stellen heffingsrente.
Bij beschikking van 26 maart 2021 heeft verweerder afwijzend beslist op deze verzoeken om terugbetaling van douanerechten.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In haar bezwaarschrift heeft eiseres verweerder gevraagd om in te stemmen met een rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Nadat verweerder hiermee akkoord was gegaan, heeft hij het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank, waarna het door de rechtbank als beroep in behandeling is genomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroepschrift in drie zaken gesplitst, te weten
HAA 21/3327 ( [model 2] ) , HAA 21/3328 ( [model 3] ) en HAA 21/3330 ( [model 4] ).
In alle zaaknummers:
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2023 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen: [customs manager] (customs manager), [supply chain manager] (supply chain manager), [engineering manager] (engineering manager) en haar gemachtigde.
Namens verweerder zijn verschenen: mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .

Feiten

1. Partijen verschilden vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw van mening over de indeling van MFA’s. Daarbij zijn tussen partijen afspraken gemaakt, onder meer in de vorm van vaststellingsovereenkomsten.
2. In het kader van die afspraken zijn meerdere beroepsprocedures gevoerd, tot en met cassatieprocedures bij de Hoge Raad. De behandeling van het bezwaarschrift in de zaak HAA 21/2171 en de verzoeken tot terugbetaling in de zaken HAA 21/3325, 21/3327, 21/3328 en 21/3330 zijn door partijen in onderling overleg onder meer in afwachting van de afloop van de cassatieprocedures aangehouden.
3. Voor het in het vrije verkeer brengen van de in de onderhavige zaken in geschil zijnde MFA’s van de modellen [model 0] , [model 1] , [model 2] , [model 3] en [model 4] heeft eiseres in de periode van december 2004 tot en met december 2006 steeds periodiek aangiften gedaan.
4. Eiseres heeft de MFA’s in de aangiften ingedeeld onder GN-post 9009 12 00 (met een tarief van 6%), maar is bij nader inzien van mening dat de indeling moet plaatsvinden in onderverdeling van post 8471 41 of subsidiair 8471 60 van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS- post). Deze onderverdelingen van de GS hebben een nihiltarief.
5. In de zaak betreffende de [model 0] heeft verweerder aangetekend dat het daadwerkelijk belang vele malen groter is dan het bedrag van de in geschil zijnde utb.
De uitkomst van dat beroep zal namelijk ook gelden voor de invoer van de [model 0] die heeft plaatsgevonden na het tijdvak waarop de utb ziet en zal tevens bepalend zijn voor de indeling van andere, vergelijkbare apparaten uit het assortiment van eiseres. Hierover is door partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten.

Geschil

6. In geschil is of de utb van 23 december 2004 tot het juiste bedrag is vastgesteld en of de verzoeken om terugbetaling op 26 maart 2021 terecht zijn afgewezen. Hierbij staat de indeling van de MFA’s van de modellen [model 0] , [model 1] , [model 2] , [model 3] en [model 4] centraal.
7. Eiseres stelt primair dat de indeling van de in geschil zijnde MFA’s moet plaatsvinden onder GS-post 8471 41 en subsidiair dat deze indeling moet plaatsvinden onder GS-post 8471 60. Eiseres is van mening dat de MFA’s op grond van hun objectieve kenmerken en eigenschappen met toepassing van indelingsregel 1 in GS-post 8471 moeten worden ingedeeld, als andere automatisch gegevensverwerkende machine (hierna: AGM), bevattende in een dezelfde behuizing ten minste een centrale verwerkingseenheid en, al dan niet gecombineerd, een invoer- en uitvoereenheid. Volgens eiseres is aantekening 5E op Hoofdstuk 84 van de GN niet van toepassing. De MFA’s zijn AGM’s waarmee gegevensverwerking wordt toegepast voor documentbeheer. Daarnaast kunnen zij printen en scannen, functies die ook vallen onder automatische gegevensverwerking. De kopieerfunctie is ondergeschikt en kan daarom niet tot gevolg hebben dat de MFA’s geen AGM zijn. Eiseres benadrukt dat de onderhavige MFA’s heel andere apparaten zijn dan de MFA’s uit haar assortiment, die centraal stonden in eerdere beroepsprocedures. De aanwezigheid van een AGM is meer dan een technologische vernieuwing, zoals verweerder stelt, zodat ook diens verwijzing naar het Sonos-arrest niet opgaat.
Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op bindende tariefinlichtingen (bti’s), die in 2010 zijn afgegeven voor de [model 2] , [model 3] en [model 4] . Daarin zijn de MFA’s, onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) van 11 december 2008, Kip Europe SA e.a., C-362/07 en C-363/07, ECLI:EU:C:2008:710 (hierna: het Kip-arrest) ingedeeld onder GS-post 8471, onderverdeling in GN-post 8471 41 10, zijnde de indeling die eiseres ook voorstaat. Die bti’s zijn later weliswaar ingetrokken, maar daar is eiseres het niet mee eens.
Eiseres verwijst ook naar Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 620/2011 van de Commissie van 24 juni 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: Verordening 620/2011), waaruit blijkt dat digitaal kopiëren niet valt onder GS-post 9009, die ziet op fotokopiëren. Eiseres is het niet eens met het standpunt van verweerder dat deze verordening niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en tot indeling van de MFA’s in (primair) GS-post 8471 41 of (subsidiair) GS-post 8471 60, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
8. Verweerder stelt dat de indeling van de in geschil zijnde MFA’s terecht heeft plaatsgevonden onder GN-post 9009 12 00.
Bij invoer in de periode vóór 2007, zoals in de voorliggende zaken, gaat het uiteraard over indeling in de GN van vóór 2007. Daarbij draait het meestal om de vraag of indeling moet plaatsvinden in GS-post 8471, als printer of uitvoereenheid van een AGM, of in GS-post 9009, als kopieerapparaat. Complicatie daarbij is dat die twee posten niet alleen onder verschillende hoofdstukken, maar ook onder verschillende afdelingen vallen. Daardoor is volgens verweerder aantekening 3 op Afdeling XVI, inzake het bepalen van de hoofdfunctie niet van toepassing. In die periode zijn meerdere indelingsverordeningen verschenen, waarbij indeling meestal plaatsvond in GS-post 9009, al dan niet met toepassing van indelingsregel 3c. Verweerder wijst hierbij ter illustratie op Verordening (EG) nr. 517/999 van 9 maart 1999.
De indeling van MFA’s in de GN van vóór 2007 is ook in de jurisprudentie aan de orde gekomen. Volgens verweerder heeft met name het Kip-arrest aanwijzingen gegeven voor de indeling van MFA’s in de GN zoals die gold tot 1 januari 2007. Volgens verweerder is een concrete uitwerking hiervan terug te zien in het arrest van de Hoge Raad van 1 maart 2013, nr. 02134, ECLI:NL:HR:2013:BZ2693. Toetsing aan de criteria van het Kip-arrest leidde tot indeling van een MFA uit het assortiment van eiseres in GS-post 9009, met toepassing van indelingsregel 3c. Verweerder stelt dat de jurisprudentie inzake indeling van MFA’s een consistente lijn vertoont, in die zin dat steeds aan de hand van de criteria uit het Kip-arrest, het belang van de diverse functies moet worden meegewogen. Als functies even belangrijk zijn moet gekeken worden naar indelingsregel 3b. Maar een rode draad in deze jurisprudentie is ook dat toepassing van indelingsregel 3b in de meeste gevallen in feite niet mogelijk is, omdat het goed waaraan de MFA’s hun wezenlijke karakter ontlenen (printer of scanner dan wel kopieerapparaat) niet kan worden bepaald.
Verweerder is van mening dat deze lijn in de jurisprudentie ook heeft te dienen als leidraad voor de indeling van de in geschil zijnde MFA’s. Volgens hem is het immers onmiskenbaar dat met de indeling van deze MFA’s, zonder acht te slaan op de kopieerfunctie, voorbij zou worden gegaan aan de richtlijnen die in de jurisprudentie zijn gegeven. Dat wordt niet anders doordat eiseres stelt dat het apparaat is bedoeld voor documentbeheer.
Een blik op de specificaties en toepassingsmogelijkheden leert dat de MFA’s kantoorapparaten betreffen met de gebruikelijke functies: kopiëren, printen, scannen (ook naar een aangesloten emailadres) en faxen (te beschouwen als een ondergeschikte functie).
Een toetsing aan de criteria uit het Kip-arrest leidt volgens verweerder tot de conclusie dat de kopieerfunctie even belangrijk is als de andere functies. Immers: de afdruk- en kopieersnelheid zijn gelijk, de MFA’s beschikken over een sheetfeeder en de MFA’s beschikken over vijf papierlades die alle kunnen worden gebruikt bij zowel de print- als de kopieerfunctie. Gelet op deze drie objectieve kenmerken is de kopieerfunctie even belangrijk als de print- en scanfunctie. Naar de mening van verweerder kan het wezenlijk karakter niet worden bepaald, zoals bedoeld in indelingsregel 3b. Elke module en elk mechanisme, ook de door eiseres zo aangeduide AGM-module, speelt immers een rol bij zowel de print- en scanfunctie als de kopieerfunctie. Nu indelingsregel 3b niet kan worden toegepast wordt toegekomen aan de toepassing van indelingsregel 3c. Deze regel leidt tot indeling in GS-post 9009, de post die in volgorde van nummering het laatst in het tarief is geplaatst.
De stelling van eiseres dat de MFA’s moeten worden aangemerkt als AGM’s (dan wel AGM’s bevatten) kan volgens verweerder niet tot een andere indeling leiden. Er is nog steeds sprake van apparaten die de functies printen, scannen en kopiëren combineren. De (ingebouwde) AGM betekent weliswaar een technologische vernieuwing, maar deze maakt niet dat de MFA’s andere functies gaan vervullen of voor andere functies gebruikt kunnen gaan worden, en leidt op zich ook niet tot een indeling in een ander post. Volgens verweerder valt dit op te maken uit het arrest van het Hof van Justitie van 17 maart 2016, zaak C-85/15 (Sonos Europe B.V.). Daar komt volgens verweerder bij dat ook anderszins niet is voldaan aan de voorwaarden voor indeling in GS-post 8471. Zo is maar de vraag of er sprake is van een computer (AGM) die vrij kan worden geprogrammeerd overeenkomstig de wensen van de gebruiker. Verweerder stelt ook vast dat niet wordt voldaan aan het gestelde in aantekening 5E.
De bti’s waarop eiseres wijst, zijn niet van belang. Deze bti’s hebben betrekking op de indeling in de GN zoals die gold vanaf de wijzigingen per 1 januari 2007. Vanaf dat moment kwam GS-post 9009 niet meer in aanmerking.
Verordening 620/2011 waarnaar eiseres verwijst is niet van toepassing. De wijzigingen in deze verordening gelden vanaf 1 januari 2011 en een toepassing van die wijzigingen met terugwerkende kracht zou niet alleen in strijd zijn met de verordening zelf, maar ook met vaste jurisprudentie die bepaalt dat de WTO-overeenkomsten – gelet op hun aard en opzet – in beginsel niet horen tot de normen waaraan de instellingen van de Unie worden getoetst.
Verweerder wijst op het arrest van het Hof van Justitie van 17 januari 2013, zaak C-361/11, Hewlett-Packard Europe B.V., (punt 51 e.v.) waarin het Hof van Justitie dit nog eens heeft benadrukt.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Relevante regelgeving

10. De toepasselijke bepalingen van de GN luiden als volgt.
11. Het tweede deel van de GN, waarin de tabel van de douanerechten is opgenomen,
bevat een afdeling XVI, met als opschrift “Machines, toestellen en
elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen
of het weergeven van geluid, voor het opnemen of het weergeven van beelden en
geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen”.
Aantekening 3 op afdeling XVI bepaalt:
“Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van
verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die
een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende
of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor
het complex.”
12. Afdeling XVI bestaat uit de hoofdstukken 84 en 85. Hoofdstuk 84 omvat
kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen,
alsmede delen daarvan. Aan de orde in hoofdstuk 85 zijn elektrische machines,
apparaten en uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan, toestellen voor het
opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het
weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van
deze toestellen.
Aantekening 5 op hoofdstuk 84 bepaalt:
Voor de toepassing van post 8471 wordt onder „automatische gegevensverwerkende machines” verstaan: (…)
Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:
a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;
b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en
c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm — codes of signalen — die bruikbaar is voor het systeem.
Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.
Afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in letter B, onder b) en c), hiervoor, zijn in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471.
Machines die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen en die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.
13. De onderverdeling van post 8471 van de GN luidde ten tijde van belang als volgt:
8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
8471 41  bevattende in dezelfde behuizing ten minste een centrale verwerkingseenheid
en, al dan niet gecombineerd, een invoer- en uitvoereenheid.
(…)
8471 60  invoereenheden en uitvoereenheden, ook indien zij in dezelfde behuizing
geheugeneenheden bevatten:
14. Post 9009 van de GN (hierna: „post 9009”) luidde als volgt:
9009 Fotokopieerapparaten werkend met een optisch systeem of voor
contactdruk, alsmede thermokopieerapparaten: (…)
9009 12 00   waarbij de kopie via een tussenliggende drager wordt verkregen
(indirecte methode) (…)

Beoordeling door de rechtbank

15. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
16. Aan de hand van de dossiers en hetgeen op de zitting is besproken heeft de rechtbank vastgesteld dat de MFA’s allemaal bestaan uit een centrale verwerkingseenheid, een moederbord met programmeerbare BIOS, een intern geheugen, een extern geheugen (harde schijf) van 40 of 80 GB, een invoereenheid (laser scanner) en een uitvoereenheid (laser printer). Het geheel zit telkens in één behuizing. De MFA’s zijn door eiseres op de markt gebracht als “document management centers” bedoeld als centraal punt voor het bewerken, beheren en opslaan van digitale documenten, zodat er geen losse apparaten meer nodig zijn. De objectieve kenmerken en eigenschappen van de MFA’s zijn tussen partijen niet in geschil.
17. Het geschil in de onderhavige zaken draait om de indeling van de MFA’s in de GN. De bij Verordening (EEG) Nr. 2658/87 ingevoerde GN is gebaseerd op het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De gecombineerde nomenclatuur stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen betreft. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN. De rechtbank hanteert het begrip ‘GS-post’ voor een goederencode die bestaat uit 4 tot 6 cijfers en het begrip ‘GN-post’ voor een goederencode die bestaat uit 8 cijfers.
Gelet op het feit dat de rechtbank oordeelt over indeling van goederen in de GN wordt de door eiseres ter zitting opgeworpen nieuwe beroepsgrond dat de jurisprudentie (van het Hof van Justitie), waarop verweerder zich in deze zaken beroept in strijd was met het geharmoniseerd systeem hier onbesproken gelaten.
17. Bij de indeling van de in de onderhavige zaken in geschil zijnde MFA’s gaat het naar het oordeel van de rechtbank om de toepasselijke regelgeving ten tijde van het in het vrije verkeer brengen van deze MFA’s zijnde de periode van december 2004 tot en met december 2006. De wetgeving vanaf 1 januari 2007 en de latere jurisprudentie, voor zover deze jurisprudentie betrekking heeft op het na 1 januari 2007 in het vrije verkeer brengen van MFA’s is niet van toepassing in de onderhavige zaken. Aan Verordening 620/2011 kan voorts geen terugwerkende kracht worden toegekend. Zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, blijkt dit ook al uit deze verordening zelf. In overweging 5 van de verordening staat: “A
angezien de aanbevelingen in verslagen die door het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO zijn goedgekeurd, slechts voor de toekomst gelden, mag deze verordening geen terugwerkende kracht hebben en evenmin met terugwerkende kracht als richtsnoer voor de interpretatie worden gebruikt. Omdat deze verordening niet als richtsnoer voor de interpretatie kan dienen voor de indeling van goederen die vóór 1 juli 2011 in het vrije verkeer zijn gebracht, mag op grond hiervan geen terugbetaling plaatsvinden van eventuele vóór die datum betaalde rechten.”Dat GS-post 9009 nu niet meer bestaat en dat GS-post 8471 ook na 1 januari 2007 ongewijzigd is gebleven, is voor het oordeel in deze zaken niet relevant.
19. Eiseres stelt dat de MFA’s in GS-post 8471 moeten worden ingedeeld, omdat deze MFA’s integraal AGM’s zijn en de functie automatische gegevensverwerking zo overheersend is geworden, dat de functie kopiëren als criterium voor de indeling dient weg te vallen. De MFA’s ontlenen volgens eiseres hun wezenlijke kenmerken aan deze automatische gegevensverwerking. Verweerder heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
20. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een verklaring van één van haar ingenieurs (tevens de leider van het ontwikkelteam) over de ontwikkeling van de [model 0] in het geding gebracht. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij verder geen bewijs van haar stellingen kan bijbrengen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de verklaring van de ingenieur onvoldoende bewijs voor de stellingen van eiseres. De verklaring geeft een beeld van de ontwikkelingen en technische aanpassingen van de MFA uit het oogpunt van een ontwerper. De verklaring geeft geen, althans onvoldoende concrete aanknopingspunten voor objectieve kenmerken en eigenschappen van de door eiseres gestelde wezenlijke automatische gegevensverwerking.
21. Uit de in de dossiers aanwezige brochures en de productspecificaties van de MFA’s blijkt dat de MFA’s kantoorapparaten zijn met verschillende functies: kopiëren, printen, scannen en faxen (te beschouwen als ondergeschikte functie). Eiseres heeft ter zitting gesteld dat deze brochures en productspecificaties slechts vanuit marketingtechnisch oogpunt zijn opgesteld omdat de volgens eiseres essentiële AGM in de MFA voor de gebruiker niet van belang zou zijn, omdat het voor de gebruiker alleen zou gaan om de functionaliteiten van de MFA. Deze stelling passeert de rechtbank, omdat in zaken als de onderhavige voor de indeling van de producten douanetechnisch moet worden gekeken, waarbij de in het dossier aanwezige brochures en productspecificaties belangrijke aanwijzingen bevatten over de objectieve kenmerken en eigenschappen van de MFA’s. Eiseres heeft voor de in 2010 afgegeven bti’s van [model 2] , [model 3] en [model 4] voorts zelf informatie aan de douane verstrekt. Mede op grond van deze informatie is in de bti’s bij de omschrijving van het product onder meer de volgende tekst opgenomen:
“Het apparaat is in staat om zowel zelfstandig als binnen een netwerk de volgende functies uit te voeren: automatische gegevensverwerking; (…) scannen, (…) printen; (…) kopiëren; (…)”
22. Eiseres heeft gesteld dat sprake zou zijn van een vrij programmeerbare computer in de MFA’s, maar deze stelling heeft zij – na de gemotiveerde betwisting door verweerder – niet aannemelijk gemaakt.
23. Ter onderbouwing van haar stelling dat de MFA’s in GS-post 8471 moeten worden ingedeeld heeft eiseres ook verwezen naar de eerder, onder overweging 21 genoemde, in 2010 afgegeven bti’s voor [model 2] , [model 3] en [model 4] . Deze verwijzing treft geen doel. Op grond van artikel 12, lid 2 van het Communautaire Douanewetboek kan een bti niet met terugwerkende kracht in werking treden en is een bti slechts bindend voor de douaneautoriteiten en de houder ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten zijn vervuld na de datum waarop de inlichting door de autoriteiten is verstrekt c.q. de bti van kracht wordt.
24. Aan de hand van de criteria uit het Kip-arrest zal beoordeeld moeten worden of er één functie is die de MFA zijn wezenlijke karakter verleent.
25. Op grond van de brochures en productspecificaties is komen vast te staan dat de afdruk- en kopieersnelheid van de MFA gelijk zijn, dat de MFA’s beschikken over een sheetfeeder en dat de MFA’s beschikken over vijf papierlades die alle kunnen worden gebruikt bij zowel de print- als de kopieerfunctie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van deze drie objectieve kenmerken terecht geconcludeerd dat de kopieerfunctie even belangrijk is als de print- en scanfunctie. Dit betekent dat geen enkele functie aan de MFA zijn wezenlijke karakter verleent en indelingsregel 3b niet kan worden toegepast.
26. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de MFA’s met de toepassing van indelingsregels 1 en 3c terecht heeft ingedeeld onder GN-post 9009 12 00.

Conclusie en gevolgen

27. Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
28. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kleij, voorzitter, mr. P.H. Lauryssen en
mr. K. Idsinga-Schellaars, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.