ECLI:NL:RBNHO:2023:9168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
10597597 \ KG EXPL 23-90 KB
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tot ontruiming van een woning na overlijden van de huurder

In deze zaak heeft de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de zoon van een overleden huurder, met als doel ontruiming van de woning aan [adres]. De huurovereenkomst tussen Woonwaard en de moeder van [gedaagde], [overledene], eindigde van rechtswege na het overlijden van [overledene] op basis van artikel 7:268 lid 6 BW. Woonwaard heeft [gedaagde] op 21 juli 2023 gedagvaard, maar [gedaagde] is niet verschenen op de zitting van 15 augustus 2023, waarop verstek is verleend. Woonwaard vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonwaard toegewezen, omdat deze spoedeisend was en niet onrechtmatig of ongegrond leek. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde ontruiming binnen drie dagen na betekening van het vonnis diende plaats te vinden, met een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel bij niet-naleving. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 632,07 per maand voor de huurachterstand, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij ongelijk kreeg in deze procedure.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak van ontruiming en de gevolgen van het niet verschijnen van [gedaagde] in de rechtszaak, wat leidde tot verstek en toewijzing van de vorderingen van Woonwaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10597597 \ KG EXPL 23-90 KB
Uitspraakdatum: 22 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
De stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. K. Straathof
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft [gedaagde] op 21 juli 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2023. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Woonwaard ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht. Ter zitting heeft Woonwaard een akte houdende vermeerdering van eis genomen.

2.De beoordeling

2.1.
Woonwaard vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de woning aan [adres] op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen. Daarnaast vordert Woonwaard [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Woonwaard van een bedrag van € 632,07 voor iedere maand dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 augustus 2023.
Bij akte heeft Woonwaard haar vordering vermeerderd met de uitvoerbaarheid bij voorraad en betaling van de huur met ingang van juni 2023.
2.2.
Woonwaard legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat per 1 juni 1985 Woonwaard en de moeder van [gedaagde] , wijlen [overledene] (hierna te noemen: [overledene] ) een huurovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot de woning gelegen te [adres] tegen een huurprijs van laatstelijk € 632,07 per maand. Eind 2022 constateerde Woonwaard dat de huurpenningen niet werden voldaan. Toen kwam Woonwaard ook tot de ontdekking dat [overledene] negen maanden daarvoor was komen te overlijden. De woning werd sindsdien bewoond door de zoon van [overledene] , [gedaagde] . [gedaagde] was geen medehuurder van [overledene] . Op grond van artikel 7:268 lid 6 BW is de huurovereenkomst tussen Woonwaard en [overledene] van rechtswege geëindigd op het einde van de tweede maand na haar overlijden. Er is immers niet tijdig om omzetting van de huurovereenkomst verzocht binnen de in artikel 7:268 lid 1 BW gestelde vervaltermijn van zes maanden. Besloten is toen om [gedaagde] een andere woning aan te bieden. [gedaagde] heeft de huur voor de woning aan [adres] , voor zover daar sprake van was, per 1 mei 2023 opgezegd. Op 10 maart 2023 heeft [gedaagde] de sleutel van een andere woning gekregen en de huurovereenkomst getekend. Ondanks de ruime periode die gelegen was tussen het moment dat [gedaagde] de beschikking kreeg over de andere woning en het moment waarop de woning aan [adres] ontruimd diende te worden, is de woning niet ontruimd. [gedaagde] heeft een aantal malen uitstel gekregen voor de ontruiming, maar de woning is nog steeds niet leeg. . De conclusie is dat pogingen van Woonwaard om [gedaagde] vrijwillig uit de woning te laten vertrekken zijn gestrand.
2.3.
De kantonrechter zal de vordering toewijzen, nu deze naar haar aard spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De in de akte vermeerdering van eis gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad en betaling van de huur vanaf juni 2023 blijven buiten beschouwing omdat op grond van artikel 130 lid 3 Rv, wanneer een gedaagde niet is verschenen, een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij uitgesloten is, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de gedaagde is kenbaar gemaakt. Dit laatste is niet gesteld noch gebleken.
2.4.
De gevorderde machtiging tot gedwongen ontruiming is eveneens niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van de bewoner / gebruiker het betreffende pand betreden en ontruimen.
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de
woning inclusief aanhorigheden aan [adres] , met alle daarin van zijn, en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning inclusief aanhorigheden leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, een en ander onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard, en op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen tot een maximum van € 5.000,00.
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Woonwaard van € 632,07 voor iedere
maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 augustus 2023 en zulks totdat de woning is ontruimd en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
de gevorderde dwangsom zal op hierna te noemen wijze worden gemaximeerd.
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan
de kant van Woonwaard tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,86
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 529,00 ;
3.5.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter