ECLI:NL:RBNHO:2023:9168
Rechtbank Noord-Holland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Kort geding tot ontruiming van een woning na overlijden van de huurder
In deze zaak heeft de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de zoon van een overleden huurder, met als doel ontruiming van de woning aan [adres]. De huurovereenkomst tussen Woonwaard en de moeder van [gedaagde], [overledene], eindigde van rechtswege na het overlijden van [overledene] op basis van artikel 7:268 lid 6 BW. Woonwaard heeft [gedaagde] op 21 juli 2023 gedagvaard, maar [gedaagde] is niet verschenen op de zitting van 15 augustus 2023, waarop verstek is verleend. Woonwaard vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand.
De kantonrechter heeft de vordering van Woonwaard toegewezen, omdat deze spoedeisend was en niet onrechtmatig of ongegrond leek. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde ontruiming binnen drie dagen na betekening van het vonnis diende plaats te vinden, met een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel bij niet-naleving. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 632,07 per maand voor de huurachterstand, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij ongelijk kreeg in deze procedure.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak van ontruiming en de gevolgen van het niet verschijnen van [gedaagde] in de rechtszaak, wat leidde tot verstek en toewijzing van de vorderingen van Woonwaard.