ECLI:NL:RBNHO:2023:9215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
C/15/341192 / JU RK 23-1000
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Swinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 23 augustus 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) in verband met zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen, die onder toezicht zijn gesteld vanwege middelengebruik van de ouders en huiselijk geweld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks enige positieve ontwikkelingen, nog steeds niet in staat zijn om een veilige opvoedsituatie te waarborgen. De moeder heeft persoonlijke problematiek en is overbelast, terwijl de vader onvoldoende betrokken is bij de zorg voor de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 augustus 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de mogelijkheid tot plaatsing in een pleeggezin. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/341192 / JU RK 23-1000
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P.J. van de Pol te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 2 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder van 17 augustus 2023;
- het aangepast verzoekschrift van de GI, ingekomen op 22 augustus 2023.
1.2.
Op 16 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet op de zitting verschenen.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 5 augustus 2020 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd, voor het laatst tot 2 september 2023.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 2 augustus 2023 is het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van beide kinderen met een jaar te verlengen, toegewezen voor de duur van vier weken, omdat de behandeling van het verzoek niet tijdig op een zitting kon worden gepland. Voor het overige is de beslissing aangehouden.
3.2.
Bij gewijzigd verzoek heeft de GI verzocht de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor de duur van één jaar. Verder heeft de GI verzocht machtiging te verlenen om beide kinderen uit huis te plaatsen in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.3.
Als onderbouwing van het verzoek heeft de GI naar voren gebracht dat er lange tijd zorgen zijn geweest over de opvoedsituatie van de kinderen, vanwege middelengebruik van de ouders en huiselijk geweld. Recent is er een positieve ontwikkeling geweest. Zo is de moeder nu ongeveer anderhalf jaar nuchter. Deze ontwikkeling is echter nog maar pril. De kinderen, vooral [de minderjarige 2] , vertonen nog gedragsproblemen die nog onderzocht moeten worden.
Het afgelopen jaar is gewerkt aan de opvoedvaardigheden van de ouders, de veiligheid van de kinderen, de verwerking van trauma’s en het voorkomen dat de ouders de kinderen belasten met hun scheidingsproblematiek. Het lukt de ouders echter niet of onvoldoende om een blijvende verandering aan te brengen in de zorgelijke opvoedsituatie die nu te lang te onveilig is.
De moeder is belast met persoonlijke problematiek, waardoor de extra opvoedbehoeftes van de kinderen veel van haar vragen en zij nu nog steeds overbelast is. De moeder uit zich vanuit emotie, plaatst de schuld buiten zichzelf en schreeuwt soms naar de gezinsvoogd en hulpverlening, maar ook naar de kinderen. Zij laat zich in bijzijn van de kinderen negatief uit over de vader, en het lukt haar niet in het belang van de kinderen haar emoties opzij te zetten. Hierdoor zitten de kinderen klem tussen hun ouders. Steeds gaat het een periode goed, maar daarna nemen de zorgen weer toe. De kinderen lijden onder deze situatie, kunnen hun trauma’s niet verwerken en worden belemmerd in hun ontwikkeling.
Er is te weinig zicht op de situatie bij de vader en de grootouders vz, bij wie de vader inwoont. Tijdens begeleidingsmomenten past de vader adviezen toe, maar hij maakt nog weinig contact met de kinderen. [de minderjarige 2] geeft op school en naar moeder toe signalen dat hij zich onveilig bij de vader voelt. De vader neemt weinig initiatief bij het regelen van de omgang en lijkt niet in te zien dat het in het belang van de kinderen is als de moeder wordt ontlast.
De kinderen moeten daarom worden aangemeld voor een voltijd pleeggezin, waarbij omgang met beide ouders van groot belang is. De ouders zijn niet in staat om de volledige verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van de kinderen op een veilige manier te dragen, aldus de GI.
3.4.
Op de zitting is namens de GI aanvullend naar voren gebracht dat de kinderen in beginsel zijn aangemeld voor een voltijdspleeggezin, omdat deze het moeilijkst te vinden zijn. Voor deeltijdpleegzorg zijn meer plekken beschikbaar en de hoop is dat daarmee kan worden volstaan. Op 5 september 2023 is er een profielgesprek bij Kenter waarbij ook de ouders betrokken worden. De GI denkt dat de kinderen uiteindelijk in een voltijdspleeggezin geplaatst zullen moeten worden, maar richt zich op de minst ingrijpende plaatsing, zo mogelijk in de regio, zodat de ouders maximaal betrokken kunnen blijven. Omdat er nu nog geen concreet pleeggezin is, verzoekt de GI een machtiging voor plaatsing in een pleeggezin gedurende dag en nacht.
3.5.
Door en namens de moeder is verzocht het resterende verzoek tot ondertoezichtstelling toe te wijzen. Verder is namens haar primair verzocht het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen af te wijzen, subsidiair om de beslissing hierop voor zes maanden aan te houden.
De moeder betreurt het dat de GI uitgaat van onjuiste of achterhaalde feiten. Zo wonen de ouders nu al langere tijd niet meer samen, waardoor er geen sprake meer is van huiselijk geweld, en gebruikt in elk geval de moeder geen middelen meer.
Het klopt dat de zorg voor de kinderen een groot beroep doet op haar draagkracht en het gedrag van [de minderjarige 2] speelt daarbij een rol. De moeder ontkent het beschreven gedrag richting de kinderen niet. Zij heeft doordeweeks alleen de zorg voor de kinderen, en het geeft haar veel stress om de dagelijkse zaken (eten, naar school brengen, enzovoorts) voor hen te regelen. De vader heeft de kinderen alleen in het weekend bij zich en heeft deze stress dus niet. Bovendien nemen zijn ouders bij wie hij woont, de zorg van hem over. De moeder heeft minder of geen tijd over voor zichzelf. Het voelt voor haar daarom erg oneerlijk dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt gevraagd omdat zij ‘nog steeds overbelast is door de opvoeding en haar persoonlijke problematiek’. De moeder ervaart dat zij doordeweeks te weinig ondersteuning heeft, en heeft steeds gevraagd dat de vader ook een deel van de opvoeding doordeweeks voor zijn rekening neemt. De vader geeft steeds aan dat dit niet mogelijk is vanwege zijn werk.
De moeder maakt zich zorgen over de kinderen als zij bij de vader zijn maar voelt zich daarin door de GI niet serieus genomen.
De moeder wil doordeweeks worden ontlast. Een pleeggezin waar de kinderen kunnen worden opgevangen, zoals de vriendin van de moeder die bijvoorbeeld helpt om de kinderen van school te halen en te eten te geven, is meer in hun belang dan een voltijd pleeggezin. Verder vindt de moeder dat nog onvoldoende in kaart is gebracht wat de kinderen nodig hebben. Het verzoek voor een machtiging uithuisplaatsing is daarom niet goed voorbereid en er is niet goed naar de moeder geluisterd. De moeder vindt een uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen.
3.6.
De mening van de vader is onbekend. Volgens het verzoekschrift wil hij dat wordt onderzocht of de kinderen bij hem kunnen wonen als hij een zelfstandige woning heeft.
3.7.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de kinderen nog steeds zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen hebben een belast verleden, met middelengebruik van de ouders en huiselijk geweld tussen hen. De kinderen zijn getraumatiseerd, maar kunnen hier – deels door de onrustige opvoedsituatie – daarvoor nog niet worden behandeld. Zij vertonen allerlei (erg) problematisch gedrag, en vragen hierdoor extra van hun opvoeder(s). Hoewel de moeder erg haar best doet, is zij ondanks jarenlange intensieve hulpverlening van Philadelphia, nu drie naschoolse middagen per week, nog steeds overbelast door de verzorging en opvoeding. Hierdoor heeft zij onvoldoende controle over haar emoties en gedrag, waardoor zij onvoorspelbaar en niet consequent is voor de kinderen. Er is daarom sprake van emotionele onveiligheid van de kinderen bij moeder. Dat de moeder de kinderen nu meer zelfstandig buiten laat spelen, is onvoldoende om die overbelasting structureel weg te nemen. Verder wordt de moeder in beslag genomen door haar frustraties en zorgen over de vader, waardoor haar aandacht en energie te weinig gericht is op de opvoeding van de kinderen. Er is daarom maar minimale vooruitgang geweest in de afgelopen periode. Het risico dat de moeder in oude patronen blijft vervallen is er nog steeds en daarmee is de sociaal-emotionele veiligheid van de kinderen bij de moeder thuis niet gewaarborgd.
Daarnaast is er weinig zicht op de opvoedsituatie bij de vader en de grootouders, al heeft de gezinsvoogd op de zitting aangegeven dat deze voor nu goed genoeg lijkt. Het zijn vermoedelijk vooral de grootouders – die eerder pleegouders van de kinderen zijn geweest –die het leeuwendeel van zorg en opvoeding van de kinderen op zich nemen. Welke rol de vader zelf daarin heeft is onduidelijk. In elk geval kan hij de moeder doordeweeks vanwege zijn werk niet ondersteunen.
De zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen heeft nog onvoldoende effect gehad. Er is veel hulpverlening in het gezin (geweest), waaronder Video Interactiebegeleiding en de nog lopende hulp van Philadelphia enkele middagen per week. Desondanks lukt het de moeder nog niet om positief en duurzaam te veranderen, waardoor de situatie voor de kinderen onrustig en onveilig blijft en KJTC niet verder kan met de traumabehandeling van de kinderen. Verder ziet de moeder haar aandeel in de problemen niet en legt zij de schuld voor de situatie buiten zichzelf. Zij is wisselend in haar houding naar hulpverlening, die zij soms ervaart als gedwongen, en soms juist als ontlastend en steunend. Hulp voor haar persoonlijke problematiek, namelijk EMDR en behandeling voor haar emotieregulatie, heeft de moeder stopgezet. Hierdoor blijft zij last houden van haar trauma gerelateerde problematiek. Daarnaast toont ze weinig inzicht in het belang van de traumabehandeling voor de kinderen die zij regelmatig afzegt.
3.8.
Ten slotte lijkt dat de verwachting vooralsnog gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een termijn die, gelet op de persoon en de ontwikkeling van de kinderen, aanvaardbaar te achten is.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de gestelde doelen, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen tot 5 augustus 2023.
3.10.
Ook blijkt uit het voorgaande dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter zal dan ook machtiging hiertoe verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De komende periode moet blijken of er een geschikt pleeggezin voor de kinderen kan worden gevonden, waarbij plaatsing in een deeltijdpleeggezin indien mogelijk de voorkeur heeft. De GI heeft ter zitting aangegeven dat zij er naar streeft de ouders een zo groot mogelijke rol te laten hebben bij de verzorging en opvoeding van de kinderen, of in elk geval zoveel mogelijk contact met hen te hebben. De kinderen kunnen volgens de GI nog wel in de weekenden bij de vader verblijven. Omdat nu nog niet duidelijk is waar de kinderen geplaatst kunnen worden, zal de kinderrechter een machtiging afgeven voor uithuisplaatsing gedurende dag en nacht.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van:
- [de minderjarige 1] ,
- [de minderjarige 2] ,
van 2 september 2023 tot 5 augustus 2024;
4.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige 1] ,
- [de minderjarige 2] ,
gedurende dag en nacht in een pleeggezin, met ingang van 23 augustus 2023 tot 5 augustus 2024;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023 door mr. J. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 4 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.