In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de vervoerder. De passagier, die met zijn gezin van Amsterdam naar Lissabon en terug wilde vliegen, heeft een vordering ingesteld tot terugbetaling van de ticketkosten na annulering van de vluchten TP673 en TP668 op respectievelijk 29 juni 2020 en 16 juli 2020. De passagier vorderde een bedrag van € 569,99, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten. De vordering was gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij annuleringen.
De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat hij de ticketprijs reeds had terugbetaald op 7 januari 2022, onderbouwd met een “Account Statement Details Report”. De passagier betwistte deze betaling en stelde dat het rapport niet voldoende bewijs bood voor de terugbetaling. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder met het rapport voldoende had aangetoond dat de betaling had plaatsgevonden en dat de passagier geen belang meer had bij zijn vordering. De kantonrechter wees de vordering af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor passagiers om hun vorderingen goed te onderbouwen en de rol van bewijsvoering in civiele procedures. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke reminder voor zowel passagiers als vervoerders over de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese regelgeving.