ECLI:NL:RBNHO:2023:9477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
C/15/344032 / KG ZA 23-487
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broer en zus over de begraafplaats van hun overleden broer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2023, gaat het om een geschil tussen een broer en zus over de begraafplaats van hun overleden broer, [J]. De voorzieningenrechter heeft in kort geding uitspraak gedaan naar aanleiding van de tegenstrijdige wensen van de broer en zus. De broer stelt dat [J] de wens had om in [plaats 2] begraven te worden, terwijl de zus zich beroept op een door de persoonlijk begeleider van [J] opgestelde wensenlijst, waarin de begraafplaats [W] te [plaats] is vermeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke wensenlijst de werkelijke wens van [J] weergeeft, en heeft geoordeeld dat hij op de begraafplaats [W] begraven mag worden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de broer in conventie afgewezen en de vordering van de zus in reconventie toegewezen. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/344032 / KG ZA 23-487
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter
in kort geding van 20 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 2] ,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: de broer,
gemachtigde: mr. I.P. van Rossen te Amsterdam ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de zus,
gemachtigde: mr. D.W. Ruys te Amsterdam .
Tegenwoordig zijn: mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter,
en mr. L. Kliffen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de broer in persoon, bijgestaan door mr. Van Rossen voornoemd,
  • de zus in persoon, bijgestaan door mr. Ruys voornoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 september 2023 met 10 producties,
- de aanvullende productie 11,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 2 producties,
- de mondelinge behandeling van 20 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft direct na afloop van de mondelinge behandeling het volgende mondeling vonnis gewezen.

2.De uitgangspunten voor de beslissing

2.1.
Op 8 september 2023 is de heer [J] (hierna: [J] ), broer van partijen en tweelingbroer van de broer, in [woonplaats] overleden. Hij woonde daar sinds 10 jaar in de instelling [T] (beschermd wonen en ambulante begeleiding).
2.2.
[J] was bekend met de ziekte schizofrenie en werd laatstelijk verzorgd in een hospice in [T] .
2.3.
Op 17 mei 2023 heeft [H] , persoonlijk begeleider van [J] , een zogeheten ‘laatste wensenlijst’ namens [J] opgesteld. In de wensenlijst is als gewenste begraafplaats/crematorium [W] te [plaats] ingevuld.
2.4.
De zus is als eerste geïnformeerd over het overlijden van [J] en heeft volgens de wensenlijst de begraafplaats in [plaats] opgegeven.
2.5.
De broer stelt dat [J] de wens had om in [plaats 2] begraven te worden en dat er sinds 2003 afspraken zijn gemaakt met de bewindvoerder van [J] om te delen in de kosten van de grafrechten van het dubbele graf van de moeder van partijen, zodat [J] in dat graf zou kunnen worden bijgeplaatst.
2.6.
De uitvaart staat gepland op 25 september 2023 bij het uitvaartcentrum [W] in [plaats] .

3.De gronden van de beslissing

3.1.
Het geschil gaat over de plaats waar [J] begraven moet worden. Artikel 18 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat de lijkbezorging geschiedt “overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene”. Partijen verschillen van mening over de laatste wens van [J] . De zus beroept zich op de door [H] ingevulde wensenlijst en wenst dat [J] in lijn daarmee in [plaats] wordt begraven, terwijl de broer stelt dat [J] in [plaats 2] begraven wilde worden en dat hij daar in het graf van de moeder van partijen zou worden bijgeplaatst.
3.2.
De voorzieningenrechter wil nadrukkelijk niets afdoen aan de in de dagvaarding geschetste band tussen de tweelingbroers, maar het gaat hier om de vraag wat de wens van [J] was waar hij begraven zou gaan worden. In de dagvaarding wordt vermeld dat de broer “ermee bekend is dat [J] de wens had in [plaats 2] begraven te worden”. Ter zitting heeft de broer echter niet duidelijk kunnen maken hoe hij daarmee bekend is geworden, wanneer hij met [J] over zijn laatste wens heeft gesproken en wat [J] daarover dan heeft gezegd.
3.3.
Tijdens de schorsing van de zitting heeft de voorzieningenrechter in bijzijn van de griffier telefonisch contact opgenomen met [H] . Zij bevestigde dat zij na de uitslag van de longspecialist van [J] (“U bent ongeneeslijk ziek, u heeft nog ongeveer drie maanden te leven”) meerdere gesprekken met hem heeft gehad om zijn wensen na zijn overlijden te achterhalen en om de wensenlijst volledig in te kunnen vullen. [H] deelde mee dat [J] meerdere keren de begraafplaats [W] bij naam heeft genoemd en dat hij heeft gezegd dat hij daar eerder ook was geweest. [J] wilde absoluut niet gecremeerd worden, omdat hij dat een eng idee vond, aldus [H] .
3.4.
De voorzieningenrechter hecht grote waarde aan deze verklaring. [H] was de afgelopen zes jaar de persoonlijk begeleider van [J] en had in die periode zo goed als dagelijks contact met hem. Dat zij zichzelf persoonlijk begeleider noemt en haar e-mailberichten ondertekent met begeleider C doet daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niets aan af.
Zij heeft de wensenlijst niet volledig kunnen invullen, omdat het niet mogelijk was om lange gesprekken met [J] te voeren. Door bij herhaling in gesprek te gaan, kon alsnog de benodigde informatie worden verkregen.
[H] verklaarde dat de antwoorden van [J] voor het invullen van de wensenlijst door hem zijn gegeven toen hij helder was en daarover ook kon worden bevraagd. Er zijn geen redenen om de verklaring van [H] op dit punt in twijfel te trekken.
In de wensenlijst staat naast de keuze voor de begraafplaats ook “begraven” (en niet cremeren) en een expliciete door [J] gemaakte muziekkeuze vermeld.
3.5.
De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de schriftelijke laatste wensenlijst ook werkelijk de wens van [J] weergeeft en dat hij begraven wenste te worden op de begraafplaats [W] in [plaats] . Dit leidt ertoe dat de vordering van de broer in conventie moet worden afgewezen en de vordering van de zus in reconventie zal worden toegewezen.
3.6.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, zoals te doen gebruikelijk in zaken waarin de familierechtelijke relatie tussen partijen bepalend is voor het geschil.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
wijst het gevorderde af,
in reconventie
4.2.
veroordeelt de broer tot medewerking aan de laatste wens van [J] om begraven te worden op begraafplaats [W] te [plaats] ,
in conventie en in reconventie
4.3.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit mondeling vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, en op 20 september 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
LK/LJS