ECLI:NL:RBNHO:2023:965

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
9384188 CV EXPL 21-5424
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot restitutie door passagiers na annulering van vlucht door Air Arabia

In deze zaak hebben de passagiers, die ook als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen optreden, Air Arabia gedagvaard wegens de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Nador op 16 juli 2020 en de terugvlucht op 28 augustus 2020. De passagiers vorderen een restitutie van € 2.396,18, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers verstek hebben aangevraagd tegen Air Arabia, die niet is verschenen. De rechter heeft echter geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is.

De kantonrechter overweegt dat de Verordening van toepassing is op de heenvlucht, maar dat de passagiers zelf de heenvlucht hebben geannuleerd, waardoor zij zich niet kunnen beroepen op restitutie. Voor de terugvlucht is de Verordening niet van toepassing, omdat Air Arabia geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld, die aan de kant van Air Arabia op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 9384188 CV EXPL 21-5424
datum uitspraak: 8 februari 2023
vonnis van de kantonrechter
inzake

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. B.D. van Tuil (DAS)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Arabia Maroc
gevestigd en kantoorhoudende te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: Air Arabia
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De passagiers hebben Air Arabia gedagvaard. Ter uitvoering van het tussenvonnis van 13 juli 2022 hebben de passagiers op de rol van 10 augustus 2022 een akte met producties genomen. Tegen Air Arabia is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt vast dat de passagiers door de kantonrechter zijn gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.
2.2.
De passagiers hebben met de stukken die zij hebben overgelegd bij hun akte na tussenvonnis voldoende aannemelijk gemaakt dat de dagvaarding overeenkomstig de vereisten van het Haags Betekeningsverdrag is betekend. Als gevolg daarvan wordt tegen Air Arabia verstek verleend. Het verlenen van verstek houdt in beginsel in dat de vordering wordt toegewezen als deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. In dit geval is de vordering echter niet toewijsbaar. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.3.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de Air Arabia de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Nador (Marokko) op 16 juli 2020 (hierna: de heenvlucht) en op 28 augustus 2020 van Nador naar Amsterdam (hierna: de terugvlucht).
2.4.
De passagiers vorderen dat Air Arabia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 2.396,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2020, dan wel vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts vorderen de passagiers dat Air Arabia wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 205,50, de proceskosten en de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
2.5.
De passagiers leggen artikel 5 in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) aan de vordering ten grondslag.
2.6.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals bij de terugvlucht in deze zaak vanaf Nador, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam (Schiphol). Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Marokko en dus niet in een lidstaat. Dit betekent dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht. Voor zover de vordering betrekking heeft op de terugvlucht, zal deze daarom worden afgewezen.
2.8.
Voor wat betreft de heenvlucht is de Verordening wel van toepassing. De passagiers kunnen zich echter niet op artikel 5 (in samenhang met artikel 8) van de Verordening beroepen, nu de passagiers stellen dat zij de heenvlucht zelf hebben geannuleerd. Artikel 2, onder l), van de Verordening definieert een annulering als “het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt”. Gesteld noch gebleken is dat de heenvlucht niet is uitgevoerd. Dit betekent dat de vordering, voor zover die betrekking heeft op de heenvlucht, eveneens zal worden afgewezen.
2.9.
De kantonrechter zal de grondslag van de vordering niet ambtshalve aanvullen als bedoeld in artikel 25 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aangezien de gestelde feiten hiertoe geen aanleiding geven.
2.10.
De passagiers worden in het ongelijk gesteld en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Air Arabia tot en met vandaag worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.
Coll.