ECLI:NL:RBNHO:2023:967

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
8995831 \ CV EXPL 21-622
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden tijdens militaire oefening

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht HV5615 van Amsterdam-Schiphol naar Eilat Airport op 6 november 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim, vorderden een schadevergoeding van € 5.400,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Transavia, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een militaire oefening boven Israël die leidde tot tijdelijke sluiting van de luchthaven van Eilat.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, wat in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Verordening. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden vermeden. De vervoerder heeft bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat de luchthaven tijdelijk gesloten was vanwege de militaire oefening, en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

De passagiers betwistten de claim van de vervoerder dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, en stelden dat de militaire oefening van tevoren was aangekondigd. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de sluiting van de luchthaven en de route naar Eilat Airport een buitengewone omstandigheid vormden. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen en wees de vordering van de passagiers af. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8995831 \ CV EXPL 21-622
Uitspraakdatum: 25 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
6. [passagier sub 6],
7. [passagier sub 7],
beiden wonende te [woonplaats]
8. [passagier sub 8],
9. [passagier sub 9],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers (LVH Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Eilat Airport (Israël) op 6 november 2019, met vlucht HV5615 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
Aviclaim heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met de vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2019 althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 645,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de eindbestemming Eilat Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op 6 november 2019 de luchthaven van Eilat, in verband met een militaire oefening, tijdelijk gesloten was. Door voornoemde sluiting moest het vertrek van de vlucht meerdere malen worden uitgesteld. Dat sprake was van een tijdelijke sluiting, blijkt volgens de vervoerder uit het OCC Management Report, het GSC Daily Report en de NOTAM (
Notice to Airmen). Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat uit het GSC Daily Report in combinatie met de NOTAM volgt dat de luchthaven Eilat in eerste instantie om 09:20 uur UTC tot 12:45 uur UTC gesloten was en vervolgens van 14:45 uur UTC tot 18:15 uur UTC. Tevens was tijdelijk de (enige) route naar Eilat Airport ook gesloten, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft in eerste instantie op 6 november 2019 de luchtverkeersleiding verzocht om tussen 12:45 uur UTC en 14:45 uur UTC te mogen landen, namelijk om 14:20 uur lokale tijd, maar dit is niet gelukt. De vlucht kon volgens de vervoerder pas na volledige opening van het luchtruim en de luchthaven landen. Uiteindelijk is de vlucht 45 minuten na de aangekondigde openingstijd van 18:15 uur UTC geland.
4.5.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid en hebben daartoe aangegeven dat de militaire oefening (Blue Flag) boven Israël een tweejaarlijks terugkerende oefening is die ruim van tevoren wordt aangekondigd. Het is volgens de passagiers vergelijkbaar met een luchthaven die bijvoorbeeld gesloten is vanwege dodenherdenking of een nachtsluiting vanwege geluidshinder.
4.6.
De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat het voor hem op voorhand voor ontvangst van de NOTAM niet mogelijk was om maatregelen te nemen. Het is dan niet te voorspellen waar, wanneer en hoe lang de restricties in verband met de militaire oefening zou gaan duren. De vervoerder heeft de NOTAM op 5 november 2019 om 18:30 uur (lokale tijd) ontvangen. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat de berichtgeving vanuit Israël zeer wisselend was. De vervoerder vernam op 14:32 uur UTC van de luchthaven in Eilat dat de vlucht door kon gaan zoals gepland. De vlucht zou om 07:20 uur lokale tijd vertrekken. Om 16:30 uur UTC kreeg de vervoerder bericht dat de vlucht alsnog niet kon doorgaan. De vervoerder heeft vervolgens op 6 november 2019 om 05:00 uur UTC zijn nieuwe vluchtplan ingediend met vertrek om 08:00 uur UTC, maar dit vluchtplan werd geweigerd. De vlucht is om die reden verplaatst naar een vertrek om 13:25 uur UTC. Reeds twee uur voor de (nieuwe) geplande vertrektijd van 13:25 uur UTC heeft de luchtverkeersleiding de slot van de vlucht meerdere malen gewijzigd. De vervoerder is naar eigen zeggen verplicht om dergelijke restricties op te volgen. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter voldoende toegelicht en onderbouwd dat de luchthaven te Israël op 6 november 2019 voor een bepaalde tijd gesloten is geweest als gevolg van de militaire oefening. Bovendien heeft de vervoerder, anders dan slechts 13 minuten tijdens de dodenherdenking zoals volgt uit het vonnis waar de passagiers op wijzen, voldoende toegelicht en onderbouwd dat een deel van het luchtruim dicht was tussen 10:12 uur UTC tot 12:40 uur UTC en tussen 15:10 uur UTC en 17:40 uur UTC. De kantonrechter kan de stelling van de passagiers dat de NOTAM niet afkomstig is van de luchthaven Eilat niet volgen. Dit blijkt namelijk niet uit de stukken. Wel blijkt uit de stukken dat Laufer Aviation-GHl een mail naar de vervoerder heeft gestuurd met daarin de NOTAM. Laufer Aviation-GHl heeft dus niet de NOTAM uitgegeven. De sluiting van de luchthaven, de (gedeeltelijke) sluiting van de (enige) route naar Eilat Airport en de gewijzigde slottijden leveren een buitengewone omstandigheid op. Er is immers geen sprake van een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder.
4.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij het mogelijke heeft gedaan om het originele vluchtschema in stand te houden. Het toestel stond tijdig gereed. Een ander toestel kon niet worden ingezet, omdat deze ook onderworpen zou zijn geweest aan dezelfde instructies. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat de bemanning altijd in contact blijft met de verkeerstoren op de luchthaven om te zien wanneer de vlucht kan vertrekken en of dit wellicht toch eerder kan dan de afgegeven slottijd. De passagiers betwisten dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen en hebben gesteld dat de vervoerder de passagiers (eerder) had moeten informeren, zodat zij zeven uur later naar Amsterdam-Schiphol Airport hadden kunnen komen. Zij hadden zodoende geen tijdverlies en ongemak ervaren. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling. De vervoerder heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat het onzeker was wanneer de vlucht zou kunnen vertrekken. De vervoerder heeft op 6 november 2019 om 05:00 uur UTC een vluchtplan ingediend met vertrektijd 08:00 uur UTC. Dit is geweigerd en de vlucht is toen uitgesteld naar 13:25 uur UTC. Nadien konden de passagiers worden geïnformeerd. De kantonrechter meent dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De vordering van de passagiers wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter