ECLI:NL:RBNHO:2023:9687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
C/15/332934 / FA RK 22-4841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek door stiefvader en wijziging gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie door de stiefvader van de minderjarige [de minderjarige 1]. De minderjarige, geboren in Oekraïne, heeft last van de onzekerheid over zijn toekomst in Nederland, aangezien hij op zijn 18e mogelijk het gezin waarin hij opgroeit moet verlaten. De biologische vader heeft contact met de minderjarige, maar vervult geen ouderrol. De rechtbank oordeelt dat de adoptie in het belang van de minderjarige is, omdat het zijn emotionele band met de stiefvader bevestigt en hem de Nederlandse nationaliteit kan geven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het gezag van de biologische vader moet worden beëindigd, omdat hij al lange tijd geen actieve rol speelt in het leven van de minderjarige. De adoptie is uitgesproken onder opschortende voorwaarde dat de beslissing over de beëindiging van het gezamenlijk gezag in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft tevens de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in die van de stiefvader, wat bijdraagt aan het gevoel van eenheid binnen het gezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
wijziging gezag en adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/332934 / FA RK 22-4841 en C/15/337936 / FA RK 23-1298
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 26 september 2023
in de zaak van:
[de stiefvader] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,
-tegen-
[de vader] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna mede te noemen: de vader.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
hierna te noemen de ambtenaar,
en in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,
-tegen-
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna mede te noemen: de vader.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in beide procedures opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
In de zaak met zaak- en rekestnummer C/15/332934 / FA RK 22-4841:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 14 oktober 2022;
- de brief van mr. E.P.J. Appelman, met bijlagen, van 11 november 2022, ingekomen op 14 november 2022;
- de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 16 januari 2023, ingekomen op 17 januari 2023;
- het bericht van mr. E.P.J. Appelman van 31 januari 2023, ingekomen op 31 januari 2023;
- het rapport met advies van de Raad van 15 maart 2023, ingekomen op 17 maart 2023;
- de brief van mr. E.P.J. Appelman, met bijlagen, van 30 maart 2023, ingekomen op 31 maart 2023;
- de brief van mr. E.P.J. Appelman van 24 augustus 2023, ingekomen op 28 augustus 2023.
In de zaak met zaak- en rekestnummer C/15/337936 / FA RK 23-1298:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder van 16 maart 2023, ingekomen op 20 maart 2023;
- de brief van mr. E.P.J. Appelman van 24 augustus 2023, ingekomen op 28 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023 in aanwezigheid van de stiefvader en de moeder, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman. Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] . De vader is, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling afzonderlijk gehoord door de voorzitter.

2.De feiten en omstandigheden

2.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Hun huwelijk is in 2010 geëindigd.
2.2.
Binnen dit huwelijk is geboren de minderjarige:
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne (hierna te noemen: [de minderjarige 1] ).
2.3.
De vader en de moeder zijn van rechtswege gezamenlijk belast met de uitoefening van het gezag over [de minderjarige 1] .
2.4.
De stiefvader heeft vanaf 2010 een relatie met de moeder. Zij zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] , Oekraïne, met elkaar gehuwd. Zij staan volgens de Basisregistratie Personen vanaf 6 april 2022 ingeschreven op hetzelfde adres.
2.5.
Uit het huwelijk van de moeder en de stiefvader is de minderjarige [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Oekraïne (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ).
2.6.
De stiefvader heeft de Nederlandse nationaliteit. De vader, de moeder en [de minderjarige 1] hebben de Oekraïense nationaliteit.

3.De verzoeken

Adoptie
3.1.
Het verzoek van de stiefvader strekt tot de adoptie van [de minderjarige 1] door hem.
3.2.
Daarnaast verzoekt de stiefvader te bepalen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige 1] ‘ [geslachtsnaam] ’ zal komen te luiden.
3.3.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de stiefvader dat de adoptie in het kennelijk belang is van [de minderjarige 1] . Hij heeft vanaf 2010 een relatie met de moeder en heeft vanaf dat moment een ouderrol vervuld en samen met de moeder de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] op zich genomen. Tussen de stiefvader en [de minderjarige 1] bestaat een hechte emotionele band. [de minderjarige 1] weet wie zijn (biologische) vader is, maar beschouwt de stiefvader als zijn vader. De stiefvader vindt het belangrijk dat [de minderjarige 1] door de adoptie de Nederlandse nationaliteit verkrijgt en dat hij de geslachtsnaam van de stiefvader kan dragen, zodat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dezelfde rechten hebben en er tussen hen geen onderscheid meer bestaat. De stiefvader vindt dit temeer belangrijk, omdat [de minderjarige 1] in dat geval geen risico loopt om bij meerderjarig worden terug te moeten naar Oekraïne. De vader ondersteunt het verzoek van de stiefvader en heeft schriftelijk verklaard dat hij instemt met de adoptie van [de minderjarige 1] .
Gezag
3.4.
De moeder verzoekt wijziging van het gezag over [de minderjarige 1] , in die zin dat voortaan het gezag over [de minderjarige 1] alleen aan haar toekomt.
3.5.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat de ouders de eerste jaren na de geboorte van [de minderjarige 1] samen de verzorging en opvoeding hebben gedragen, totdat zij uit elkaar zijn gegaan. Vanaf circa 2010 draagt de moeder de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] met haar huidige partner, de stiefvader. De vader heeft al ruim tien jaar geen enkel aandeel in de zorg en hij geeft geen actieve invulling aan zijn gezag over [de minderjarige 1] .

4.De standpunten

De Raad
4.1.
Uit het rapport van de Raad blijkt het volgende. De moeder en de vader zijn uit elkaar gegaan toen [de minderjarige 1] drie jaar oud was. De vader en [de minderjarige 1] hadden in de periode daarna eens per week omgang met elkaar, maar dit is uiteindelijk gestopt nadat de vader een nieuwe relatie kreeg. [de minderjarige 1] en de vader spreken elkaar nu alleen nog telefonisch. De stiefvader en de moeder hebben in 2010 een relatie met elkaar gekregen. Zij zijn in 2011 gaan samenwonen in Oekraïne. Nadat de oorlog tussen Oekraïne en Rusland is uitgebroken, zijn de stiefvader en de moeder met de kinderen gevlucht naar Nederland. De stiefvader wil zijn band met [de minderjarige 1] officieel laten vastleggen door middel van de adoptie, zodat beide kinderen dezelfde rechten hebben. Ook zou dit waarborgen dat [de minderjarige 1] in de toekomst in Nederland kan blijven. [de minderjarige 1] wenst zelf graag te worden geadopteerd door zijn stiefvader. Deze wens wordt ondersteund door de stiefvader, de moeder en de vader. De vader geeft al jaren geen invulling aan zijn gezag over [de minderjarige 1] en vertrouwt de stiefvader en de moeder als dagelijkse verzorgers. Het contact met [de minderjarige 1] hoeft volgens de vader niet te veranderen als hij op papier niet meer als vader staat geregistreerd. De vader vindt de wens van [de minderjarige 1] om te worden geadopteerd belangrijker.
4.2.
De Raad is van mening dat de wens tot adoptie oprecht overkomt. Op dit moment is de vader echter nog mede met het gezag over [de minderjarige 1] belast en kan niet worden vastgesteld dat [de minderjarige 1] niets meer van zijn vader heeft te verwachten in de rol van ouder. De vader is nog betrokken bij het leven van [de minderjarige 1] , ook al is het op afstand. Hij is bereikbaar en heeft telefonisch contact met [de minderjarige 1] . Hij kan meedenken over en toestemming geven voor belangrijke beslissingen. De Raad ziet geen grond om het gezag van de vader te beëindigen. De verstrekkende gevolgen van de adoptie zijn niet in het belang van [de minderjarige 1] . Hij kan niet overzien wat dit voor hem betekent in de toekomst. Er is daarom niet voldaan aan de vereisten voor adoptie, om welke reden de Raad adviseert dit verzoek af te wijzen.
4.3.
De Raad adviseert het subsidiaire verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige 1] wel toe te wijzen. Dit zal bijdragen aan het gevoel van [de minderjarige 1] dat hij volledig deel uitmaakt van het gezin.
De ambtenaar
4.4.
De ambtenaar stelt dat de overgelegde geboorteakte van [de minderjarige 1] niet is gelegaliseerd, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze akte is afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit. De ambtenaar is daarom van oordeel dat dit document niet kan worden ingeschreven. In geval van toewijzing van het verzoek tot adoptie, stelt de ambtenaar voor de geboortegegevens van [de minderjarige 1] vast te stellen overeenkomstig de gegevens die zijn opgenomen in de Basisregistratie Personen. De ambtenaar refereert zich aan vaststelling van de gegevens van de ouders en de geboorteplaats van zowel [de minderjarige 1] als de moeder.
4.5.
De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige 1] .

5.De beoordeling

Adoptie
5.1.
Uit de stukken is gebleken dat de stiefvader de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de moeder, de vader en [de minderjarige 1] de Oekraïense nationaliteit hebben, zodat de rechtbank eerst zal beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is op het verzoek.
5.2.
Ingevolge artikel 3 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek, omdat de stiefvader, de moeder en [de minderjarige 1] hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland.
5.3.
Op grond van artikel 10:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het Nederlandse recht van toepassing op een in Nederland uit te spreken adoptie.
Ingevolge artikel 1:105 lid 2 BW, voor zover hier van belang, is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit.
5.4.
Het betreft hier een Nederlandse adoptie. Daarom is het bepaalde in de artikelen 1:227 en 1:228 BW van toepassing, behoudens voor zover het gaat om de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de ouders. Daarop is het Oekraïense recht van toepassing.
5.5.
Het verzoek door de adoptant die echtgenoot van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd (artikel 1:227 lid 2 BW). Daarnaast moet de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed (artikel 1:228 lid 1 onder f BW). Gelet op de verklaringen van de stiefvader en de moeder dat zij reeds vanaf 2013 met elkaar en [de minderjarige 1] in gezinsverband hebben samengeleefd in Oekraïne, dat zij daar op [huwelijksdatum] met elkaar zijn gehuwd en gelet op het feit dat uit dit huwelijk op [geboortedatum] [de minderjarige 2] is geboren, gaat de rechtbank ervan uit dat aan de samenlevings- en verzorgingstermijn is voldaan.
5.6.
De rechtbank overweegt dat in artikel 1:227 BW verder onder meer is bepaald dat de adoptie in het kennelijk belang van het kind moet zijn en dat op het tijdstip van het verzoek moet vaststaan en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien zijn dat het kind niets meer van zijn ouder in die hoedanigheid heeft te verwachten.
5.7.
De rechtbank acht de adoptie van [de minderjarige 1] door de stiefvader in het kennelijk belang van [de minderjarige 1] . De adoptie zou de emotionele band tussen de stiefvader en [de minderjarige 1] en de belangrijke positie die de stiefvader in het leven van [de minderjarige 1] heeft in juridische zin bevestigen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat [de minderjarige 1] last heeft van de huidige situatie, waarin het onzeker is of hij in de toekomst in Nederland kan blijven. Na het vertrek uit Oekraïne heeft [de minderjarige 1] in Nederland zijn leven opnieuw moeten opbouwen. Het toekomstperspectief van het gezin ligt nu in Nederland en ook [de minderjarige 1] wil hier graag blijven wonen en hier gaan studeren. De mogelijkheid dat hij bij het bereiken van de meerderjarigheid vanwege zijn Oekraïense nationaliteit het gezin waarin hij is opgegroeid moet verlaten, is emotioneel belastend voor [de minderjarige 1] en maakt inbreuk op zijn recht op familie- en gezinsleven, welk recht wordt beschermd door artikel 8 EVRM. Het is voor hem belangrijk dat zijn thuissituatie stabiel blijft, dat hij veilig kan opgroeien in Nederland en dat hij ook na zijn achttiende jaar kan blijven leunen op zijn moeder en de stiefvader, ongeacht hoe de situatie in Oekraïne zich ontwikkelt. Daarnaast voelt [de minderjarige 1] nu een ongewenst onderscheid ten opzichte van zijn broer, die wel de Nederlandse nationaliteit heeft en daardoor niet in dezelfde onzekerheid over zijn verblijf in Nederland verkeert als [de minderjarige 1] . De vader ziet het belang van [de minderjarige 1] bij de adoptie ook en stemt hiermee in, evenals de moeder. De rechtbank ziet verder geen negatieve gevolgen van de adoptie voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige 1] , omdat hij altijd contact heeft gehouden met zijn biologische vader en de moeder en de stiefvader dit contact volledig ondersteunen en hiervoor ook na de adoptie ruimte blijft bestaan.
5.8.
Ten aanzien van de vader is de rechtbank gebleken dat hij vanuit Oekraïne naar Italië is gevlucht en inmiddels met zijn gezin in Duitsland verblijft. De vader heeft tegenover de Raad aangegeven dat zijn toekomstplannen onzeker zijn. Hierdoor kan hij geen stabiliteit bieden aan [de minderjarige 1] . Daarnaast staat vast dat de vader al lange tijd geen uitvoering meer geeft aan zijn gezag, omdat de moeder en de stiefvader feitelijk alle beslissingen over [de minderjarige 1] nemen. De vader laat de volledige verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] over aan hen. De stiefvader is ook degene die [de minderjarige 1] helpt om praktische zaken te regelen en bij wie [de minderjarige 1] terecht kan als hij ergens mee zit. Ook al hebben de vader en [de minderjarige 1] nog wel contact met elkaar, [de minderjarige 1] beschouwt hem meer als een vriend of kennis dan als zijn vader. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [de minderjarige 1] niets meer van de vader heeft te verwachten in zijn hoedanigheid als ouder.
5.9.
De rechtbank stelt vast dat ook aan de overige in artikel 1:227 en 1:228 BW vastgelegde voorwaarden en vereisten voor de adoptie is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde dat de vader niet langer het gezag over [de minderjarige 1] heeft. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen over het belang van [de minderjarige 1] bij de adoptie, de persoonlijke omstandigheden van de vader en de rol die hij speelt in het leven van [de minderjarige 1] , is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige 1] noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder te beëindigen en de moeder voortaan alleen met de uitoefening van het gezag te belasten. Het verzoek van de moeder daartoe zal worden toegewezen. Dit brengt mee dat de gezagsituatie – zodra deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan – geen beletsel meer vormt voor de adoptie.
5.10.
Wat betreft de toestemming van de ouders overweegt de rechtbank als volgt.
5.11.
Ingevolge artikel 217, eerste en vijfde lid, van het Oekraïens Familiewetboek, is voor de adoptie van een kind de onvoorwaardelijke toestemming van de ouders vereist. De schriftelijke toestemming van de ouders dient notarieel te worden bekrachtigd.
Ingevolge artikel 219 van het Oekraïens Familiewetboek, voor zover hier van belang, vindt de adoptie van het kind plaats zonder toestemming van de ouders indien hun ouderlijke rechten ten aanzien van het te adopteren kind zijn ontnomen. Ook kan de adoptie van het kind plaatsvinden zonder toestemming van de ouders indien de rechtbank vaststelt dat zij hun ouderlijk gezag en zorgplicht jegens het kind niet hebben uitgeoefend, het kind niet hebben opgevoed of onderhouden.
5.12.
Doordat het gezag van de vader zal worden beëindigd, is ingevolge artikel 219 van het Oekraïens Familiewetboek zijn instemming met de adoptie niet langer een vereiste. Dit laat onverlet dat de vader in deze procedure schriftelijk en bij de Raad mondeling uitdrukkelijk heeft ingestemd met de adoptie van [de minderjarige 1] .
5.13.
De moeder stemt in met de adoptie en heeft dit in de procedure bij de rechtbank en tijdens de zitting meermaals uitdrukkelijk bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat het geen beletsel is dat haar schriftelijke instemming niet notarieel is bekrachtigd, zoals artikel 217, vijfde lid, van het Oekraïens Familiewetboek voorschrijft. De instemming van de moeder is immers vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting, die de bewijskracht heeft van een authentieke akte, en in deze beschikking. Bekrachtiging van haar toestemming in een notariële akte heeft naar het oordeel van de rechtbank in dit geval dan ook geen meerwaarde.
5.14.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de adoptie van [de minderjarige 1] door de stiefvader uitspreken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing waarbij de moeder met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] wordt belast, in kracht van gewijsde is gegaan.
Geslachtsnaam
5.15.
Artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap bepaalt dat het minderjarige kind dat in Nederland bij rechterlijke uitspraak wordt geadopteerd en waarvan ten minste één van de adoptieouders Nederlander is, Nederlander wordt. Dit betekent dat [de minderjarige 1] door de adoptie de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Vanaf dat moment wordt de naam van [de minderjarige 1] ingevolge artikel 10:20 BW beheerst door het Nederlandse recht.
5.16.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW kan een kind van 16 jaar of ouder dat wordt geadopteerd een keuze doen voor de geslachtsnaam die hij na de adoptie zal dragen. Deze naamskeuze is gebonden aan de naam van de degene(n) die hem adopteert dan wel adopteren en met wie hij in familierechtelijke betrekking komt te staan. [de minderjarige 1] heeft verklaard dat hij na de adoptie de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’ wil dragen.
Vaststellen geboortegegevens
5.17.
De ambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen voor inschrijving vatbare, gelegaliseerde geboorteakte van [de minderjarige 1] is overgelegd. De ambtenaar heeft daarom een voorstel gedaan voor de vast te stellen geboortegegevens van [de minderjarige 1] . De stiefvader heeft ingestemd met dit voorstel van de ambtenaar.
5.18.
Nu het gaat om het vaststellen van de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van de geboorteakte van [de minderjarige 1] en opname daarvan in de Nederlandse registers, acht de rechtbank Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
5.19.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken is af te leiden waar en wanneer de minderjarige is geboren en wie ten tijde van de geboorte zijn juridische ouders waren. Op grond van artikel 1:25c, lid 3 BW zal de rechtbank de voor het opmaken van de geboorteakte noodzakelijke geboortegegevens van [de minderjarige 1] vaststellen overeenkomstig het advies van de ambtenaar.

6.De beslissing

6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader over de minderjarige:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarige toekomt;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
spreekt – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader in kracht van gewijsde is gegaan – uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne,
door de stiefvader voornoemd;
6.4.
stelt de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
Voornamen: [de minderjarige 1]
Dag van geboorte: [geboortedatum]
Plaats van geboorte: [plaats] , Oekraïne
Geslachtsaanduiding: (M) mannelijk
Geslachtsnaam vader: [geslachtsnaam]
Voornamen vader: [voornamen]
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
Voornamen moeder: [voornamen]
Dag van geboorte: [geboortedatum]
Plaats van geboorte: Oekraïne;
6.5.
gelast wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in: ‘ [geslachtsnaam] ’;
6.6.
draagt de griffier op grond van artikel 1:20e lid 1 BW op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, voorzitter, mr. W.P. van der Haak en mr. C. Maat, rechters, allen tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van T. Jelierse als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.