ECLI:NL:RBNHO:2023:970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
7771313 \ CV EXPL 19-6540
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Singapore via Dubai op 25 maart 2017. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers hebben hun vordering onderbouwd met de stelling dat de vertraging van meer dan 18 uur hen heeft verhinderd hun aansluitende vlucht naar Singapore te halen. De vervoerder heeft echter betoogd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Dubai, die de afhandeling van de vlucht hebben vertraagd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de compensatie, omdat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de regels omtrent buitengewone omstandigheden in het luchtvervoer en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7771313 \ CV EXPL 19-6540
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer (AKD advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 januari 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Changi Airport (Singapore) op 25 maart 2017.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 25 maart 2017 om 22:00 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht EK150 vertrekken en op 26 maart 2017 om 07:35 uur lokale tijd aankomen op Dubai Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht EK404 om 09:25 uur lokale tijd verder vliegen naar Changi Airport om daar om 20:55 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht EK150 van Amsterdam-Schiphol naar Dubai Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Changi Airport hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan 18 uur later dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de eindbestemming Changi Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Dubai-Amsterdam-Dubai (vluchten EK149 en EK150). Op 25 maart 2017 was sprake van slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Dubai, hetgeen blijkt uit het meteorologisch rapport. De vervoerder verwijst hierbij naar de metingen over de periode 08:00 uur UTC – 15:00 uur UTC en merkt op dat sprake was van buien en een draaiende wind met windstoten. Op het geplande moment van vertrek van vlucht EK149 was sprake van windstoten van 25 knopen en onweer. Door de weersomstandigheden zijn er verschillende veiligheidsmaatregelen getroffen waardoor de afhandeling van vlucht EK149 is vertraagd. Dit heeft voor een vertraging van één uur en 49 minuten gezorgd (productie 1 bij conclusie van antwoord). Daarbij gaf de lokale luchtverkeersleiding geen toestemming voor vertrek, ondanks dat het toestel tijdig gereed stond. Die toestemming (
de push back clearance) liet 37 minuten op zich wachten (
“AMS (00:34) – Awaiting pushback clearance”). Het toestel kreeg daarna om 18:11 uur lokale tijd toestemming om op te stijgen (“
Off Time Actual 18:11”), aldus de vervoerder. De vlucht is vervolgens met een vertraging van twee uur te Amsterdam gearriveerd, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en hebben daartoe aangegeven dat de weersomstandigheden tijdens de voorafgaande vlucht niet vlucht verhinderend waren. Het slechte weer was tussen 01:14 uur UTC en 03:44 uur UTC aanwezig. Dit is ruim acht uur voor schemavertrek van de voorafgaande vlucht. Ook menen de passagiers dat de vervoerder de gestelde buitengewone omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd. De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat het meteorologisch rapport afkomstig is van een gecertificeerde meteorologische dienstverlener. Ook heeft de vervoerder (nogmaals) een toelichting gegeven op het meteorologisch rapport en hierbij benadrukt dat de gestelde slechte weersomstandigheden zich voordeden bij vertrek van vlucht EK149. Deze vlucht zou immers om 11:15 uur UTC vertrekken. Tevens heeft de vervoerder aangevoerd dat de lokale luchtverkeersleiding te Dubai geen toestemming gaf om van de gate te vertrekken. Deze instructies zijn via de radio gegeven en kunnen om die reden niet worden overgelegd. Wel blijkt uit het vluchtrapport van vlucht EK149 wat de beperkingen inhielden.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat op 25 maart 2017 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Dubai. Ook heeft de vervoerder voldoende toegelicht en onderbouwd dat vanwege de slechte weersomstandigheden er verschillende veiligheidsmaatregelen in werking zijn getreden waardoor het afhandelingsproces van vlucht EK149 vertraging heeft opgelopen. De verschillende veiligheidsmaatregelen dient de kantonrechter terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat de luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers (arrest van het Hof 4 mei 2017, Pešková en Peška C-315/15). De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de verschillende veiligheidsmaatregelen overbodig waren dan wel niet gepast waren in de gegeven omstandigheden. De hierdoor ontstane vertraging levert een buitengewone omstandigheid op. Tevens leveren de instructies van de lokale luchtverkeersleiding een buitengewone omstandigheid op. Er is immers geen sprake van een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder. De vervoerder is bovendien gehouden om de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen. Aldus is een vertrekvertraging van twee uur en 23 minuten aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op een latere vlucht, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Voldoende gebleken is, anders dan de passagiers stellen, dat de vertraging van vlucht EK149 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De onderhavige vlucht is immers onderdeel van de rotatievlucht Dubai-Amsterdam-Dubai. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht EK149 werkt dan ook door naar de onderhavige vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht in kwestie volgt dat de vlucht een vertraging had wegens de verlate aankomst van de voorafgaande vlucht voor de duur van één uur en 42 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat twee uur en 23 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van één uur en 42 minuten door naar de onderhavige vlucht.
4.8.
Resumerend kan de vervoerder een geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke – langdurige – vertraging van de passagiers van drie uur of meer op de eindbestemming, het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht. De vertraging heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar de eindbestemming te halen. De uiteindelijke vertraging is daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vlucht, hetgeen door de passagiers wordt betwist. De passagiers stellen dat zij met vluchten BR76 en SQ979 eerder op de eindbestemming waren aangekomen. De passagiers hebben echter niet onderbouwd dat op deze vluchten plaatsen voor hen beschikbaar waren, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie, ter hoogte van € 1.200,00, wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter