ECLI:NL:RBNHO:2023:9940

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10421431 \ WM VERZ 23-223
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete wegens schending hoorplicht in verkeerssanctiezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 23 juni 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het rijden van 23 km per uur te hard binnen de bebouwde kom. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals de gemachtigde van betrokkene, mr. P.C. van den Aarsen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is komen vast te staan, met bewijs van een radarsnelheidsmeting die de snelheid van betrokkene op 76 km per uur heeft vastgesteld. Betrokkene voerde aan dat hij niet zo hard kon hebben gereden omdat het stoplicht op rood stond en er geen ijkrapport van de flitspaal in het dossier zat. De kantonrechter oordeelde echter dat de meting correct was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen.

Echter, de gemachtigde van betrokkene stelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet door de officier van justitie was gehoord. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende deze schending en de kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen, waardoor het bedrag op € 179,25 kwam. Daarnaast werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.284,75 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10421431 \ WM VERZ 23-223
CJIB-nummer : 245542687
Uitspraakdatum : 23 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara te Gouda.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens de gemachtigde van betrokkene is met een doormachtiging mr. P.C. van den Aarsen verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 23 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene stelt dat hij geen 76 (vóór correctie) kan hebben gereden omdat het stoplicht op rood stond en hij daarom moest remmen. Omdat in het dossier geen ijkrapport zit van de flitspaal, terwijl betrokkene gemotiveerd heeft gesteld dat de gedraging niet is verricht, kan de boete niet in stand blijven, aldus gemachtigde.
Beoordeling kantonrechter
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit de overgelegde stukken volgt dat de snelheid is gecontroleerd met een voor de meting geteste en op de voorgeschreven wijze gebruikte radarsnelheidsmeter met daaraan gekoppelde fotoapparatuur. De daarmee geconstateerde snelheid bedroeg 76 kilometer per uur. Deze waarde is naar beneden gecorrigeerd, conform de landelijk vastgestelde correctiewaarde in verband met de maximaal toegelaten fouten in de meetapparatuur zoals bedoeld in de Regeling meetmiddelen politie. Er is geen reden om aan de juistheid van de meting te twijfelen. Dat zich in het dossier geen ijkrapport bevind doet daar niet aan af omdat geen wettelijke bepaling voorschrijft dat in dit geval, waarin het gaat om een met radarapparatuur geconstateerde snelheidsovertreding, het ijkrapport van die apparatuur deel moet uitmaken van de stukken van het geding. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
2.5.
De gemachtigde van betrokkene heeft tevens aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de boete moet worden verlaagd met 25%. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] .
Standpunt vertegenwoordiger van de officier van justitie
2.6.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt verder dat zij het namens het Openbaar Ministerie niet eens is met een matiging van de boete ter compensatie van de geschonden hoorplicht, maar zich refereert aan het oordeel van de kantonrechter.
Beoordeling kantonrechter
2.7.
De kantonrechter volgt het standpunt van de officier van justitie dat de hoorplicht is geschonden en ziet, met verwijzing naar de door de gemachtigde genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wel aanleiding om de boete te matigen met 25%. De boete zal worden gematigd tot € 179,25.
2.8.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
Proceskosten
2.9.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 179,25 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.