ECLI:NL:RBNHO:2023:995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
5919812
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en British Airways Plc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Aruba via Londen en Miami op 30 januari 2015. De passagier claimde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier arriveerde 16 uur en 36 minuten later dan gepland op zijn eindbestemming en vorderde een bedrag van € 600,00, plus bijkomende kosten.

De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder winterse weersomstandigheden en een lange taxi-out tijd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door de-icing procedures en een lange taxi-out tijd, die beide als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet in aanmerking kwam voor compensatie.

De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op buitengewone omstandigheden en de verantwoordelijkheden van passagiers in het geval van vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5919812 \ CV EXPL 17-3894
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 januari 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) en Miami International Airport (Verenigde Staten) naar Reina Beatrix Airport (Aruba) op 30 januari 2015.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen met vluchtnummer BA423 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht(en) gemist. Hij is omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee hij 16 uur en 36 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming Aruba is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2015, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 maart 2015 dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er op 30 januari 2015 sprake was van winterse weersomstandigheden te Amsterdam. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het
Weather Service International Aviation-rapport met de
Amsterdam Schiphol Metarsvan 00:00 tot en met 24:00 (lokale tijd) overgelegd (productie 3 bij antwoord). De oorzaak van de vertraging was volgens de vervoerder echter niet het slechte weer, maar (het wachten op) de de-icingprocedure (22 minuten) en een lange ‘taxi out’ tijd (79 minuten). De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagier dat de weeromstandigheden niet dusdanig waren dat er niet langer gevlogen kon worden.
4.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat het toestel vanwege de lage temperaturen rond het vriespunt ijsvrij moest worden gemaakt. De passagier heeft het voorgaande niet betwist maar stelt dat het ondergaan van een ijsbehandeling niet als buitengewoon kan worden aangemerkt. Volgens de passagier is het de-icen van een toestel inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Zowel het wachten op de de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid, mits voldoende onderbouwd. Het doet daarbij niet ter zake wie de de-icing heeft aangevraagd. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar de producties 1 en 3 bij antwoord, voldoende aannemelijk gemaakt dat dat er sprake was van aanhoudende winterse weersomstandigheden en drukte bij het de-icing centrum (
OVERNIGHT SNOW LEADS TO START UP DELAYS DUE LONG QUEUES AT REMOTE DE-ICING CENTRE). Gelet op deze en alle overige omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van 22 minuten wegens de de-icing procedure is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. De omstandigheid dat winterweer in januari niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen maakt dit niet anders. In tegenstelling tot hetgeen door de passagier wordt betoogd was er in het onderhavige geval geen sprake van een defect aan (een van) de de-icing truck(s).
4.7.
De vervoerder heeft verder aangevoerd dat de vertraging van de vlucht vervolgens is opgelopen als gevolg van een extreem lange taxi tijd van de gate naar de baan. Het vluchtrapport vermeldt in dit kader een ‘taxi out’ tijd van 79 minuten. De vervoerder heeft toegelicht dat de gemiddelde ‘taxi out’ tijd op dit traject 17 minuten bedraagt (productie 4 bij antwoord). Dit is meer dan een uur korter dan de ‘taxi out’ tijd van de vlucht op 30 januari 2015. De reden voor deze extreem lange ‘taxi out’ tijd is volgens de vervoerder gelegen in het feit dat de luchtverkeersleiding niet eerder toestemming gaf om te vertrekken. Dit kwalificeert als een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder. De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft geen invloed op het tijdsverloop tussen het vertrek van de gate en het moment van opstijgen. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate (‘
off blocks’) en het moment dat een vliegtuig opstijgt (‘
airborne’) is het toestel afhankelijk van de luchtverkeersleiding. Dit is een omstandigheid die buiten de invloedssfeer van een luchtvaartmaatschappij ligt en daarmee kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Van een (tijdelijke) sluiting van de luchthaven is overigens niet gebleken.
4.8.
Tijdens het naderen van Londen Heathrow Airport kreeg het toestel te maken met een zogenaamde ‘
air holding delay’, wat inhoudt dat de stroom vluchten die wil landen niet verwerkt kan worden door de luchthaven. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar het ‘
Traffic Manager Log’, voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van 14 minuten ‘
air holding delay’ bij Londen Heathrow. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat een ‘
air holding delay’ wel degelijk een buitengewone omstandigheid oplevert. De vervoerder heeft immers niet de mogelijkheid om toch eerder te landen. Hij is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een restrictie heeft opgelegd is in beginsel niet relevant. De passagier stelt zich bij repliek op het standpunt dat een besluit van de luchtverkeersleiding slechts een buitengewone omstandigheid kan opleveren indien dit besluit een langdurige vertraging heeft veroorzaakt. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Voor zover de passagier bedoelt dat niet wordt voldaan aan paragraaf 15 van de considerans van de Verordening, wordt overwogen dat een dergelijk besluit vermoed wordt een buitengewone omstandigheid op te leveren, maar dat dit niet betekent dat een ander besluit van de luchtverkeersleiding (zoals een ‘
air holding delay’) geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
4.9.
De kantonrechter stelt vast dat de taxitijd van 79 minuten en de ‘
air holding delay’ van 14 minuten slechts gedeeltelijk hebben bijgedragen aan de aankomstvertraging, nu het verschil tussen de vertrek- en de aankomstvertraging 67 minuten bedraagt. Hoewel de vervoerder verder niet heeft toegelicht of er wellicht sneller is gevlogen noch welk deel van de taxitijd reeds was ingecalculeerd, is gesteld noch gebleken dat het verschil tussen de vertrek- en de aankomstvertraging door een andere omstandigheid is veroorzaakt dan het taxiën en de ‘
air holding delay’. Gelet op het voorgaande is voldoende vast komen te staan dat de gehele aankomstvertraging van 89 minuten is veroorzaakt ten gevolge van buitengewone omstandigheden.
4.10.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier stelt dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 89 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagier zijn aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.11.
Voorts stelt de passagier zich op het standpunt dat hij niet is omgeboekt naar een redelijk alternatief. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien een passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagier is in het onderhavige geval echter met een vertraging van minder dan 24 uur aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder, door de passagier om te boeken naar de eerstvolgende door hemzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft geboden. Van de vervoerder kan niet worden verwacht dat hij de passagier reeds bij voorbaat op de oorspronkelijke luchthaven van vertrek omboekt naar een alternatieve, directe en veel duurdere vlucht (zoals de genoemde vluchten KL767, OR363, OR373, 7I431 en 7I413).
4.12.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter