ECLI:NL:RBNHO:2023:9964

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
10524567 CV23-3216
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst van opdracht en niet-ontvankelijkheid van de eiser

In deze zaak heeft [bedrijf] een vordering ingesteld tegen Burgers & Spareribs Products B.V. (B&S) wegens niet-betaling van facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht met Outback Burger. De vordering is ingesteld op 15 mei 2023, waarna een mondelinge behandeling plaatsvond op 11 september 2023. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de overeenkomst van opdracht was gesloten met Outback Burger en niet met B&S. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bedrijf] ten onrechte B&S heeft gedagvaard, aangezien de verplichtingen voortvloeien uit de overeenkomst met Outback Burger. Hierdoor is [bedrijf] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. De proceskosten zijn voor rekening van [bedrijf], die ongelijk heeft gekregen. De kosten zijn vastgesteld op € 528,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10524567 CV23-3216
Uitspraakdatum: 4 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelend onder de naam
[bedrijf]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [bedrijf]
gemachtigde: mr. A. Frederiksen
tegen
Burgers & Spareribs Products B.V.
gevestigd te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: B&S
verschenen bij: [betrokkene 1] en [betrokkene 2], bestuurders

1.Het procesverloop

1.1.
[bedrijf] heeft bij dagvaarding van 15 mei 2023 een vordering tegen B&S ingesteld. B&S heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 11 september 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daar zijn verschenen [betrokkene 3], bijgestaan door mr. Frederiksen voornoemd. Namens B&S zijn verschenen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], bestuurders. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [bedrijf] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf] is zelfstandig ondernemer op het gebied van onder meer sales, marketing, social media, marktonderzoek, salestraining en de bouw van websites.
2.2.
B&S is een groothandel op het gebied van voedingsmiddelen.
2.3.
[bedrijf] is op 4 november 2021 een overeenkomst van opdracht aangegaan met Outback Burger. In deze overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

De opdracht
[eiser] krijgt de opdracht om voor Outback Burger een pilot te draaien met tussentijdse maandelijkse evaluatie voor de duur van 3 maanden.
(..)
Financieel
Outback Burger stelt een bedrag van € 2000,- ex btw aan salaris ter beschikking voor de duur van 3 maanden. [eiser] stuurt hiervoor maandelijks, aan het eind van de maand, een factuur naar Outback Burger, welke binnen 7 dagen betaald moet worden.
(..)
Evaluatie en duur van de opdracht
De overeenkomst zal ingaan op 8 november 2021 en eindigen op 7 februari 2022. Er wordt maandelijks geëvalueerd. Na drie maanden wordt door Outback burger besloten of er een vervolg komt op deze overeenkomst dan wel dat de samenwerking wordt beëindigd. (..)”
2.4.
B&S heeft de door [bedrijf] naar aanleiding van de onder 2.3 opgenomen overeenkomst van opdracht in rekening gebrachte facturen in eerste instantie betaald. Zij heeft een zestal facturen die [bedrijf] heeft verstuurd in de periode van 26 maart 2022 tot en met 30 juni 2022 onbetaald gelaten.
2.5.
Bij brief van 12 juli 2022 heeft de gemachtigde van [bedrijf] B&S aangemaand om aan [bedrijf] een bedrag van € 6.218,31 te betalen. Bij brief van 7 oktober 2022 heeft [bedrijf] een aanmaning gestuurd voor een totaalbedrag van € 9.501,71. B&S heeft niet aan deze betalingsverzoeken voldaan.
2.6.
Op 1 november 2022 heeft Nieuwenhuys het volgende geschreven aan de gemachtigde van [bedrijf]:
“(..) Onder protest zullen wij de facturen a € 9501.71 voldoen. Echter ontbreekt het ons aan liquide middelen
En willen met u een betalings regeling treffen.
Ons voorstel is als volgt.
Deze week voldoen wij € 1251,71
Het resterende bedrag in 11 gelijke termijnen van € 750,- per maand te voldoen voor de 5de daar opvolgende maand. (..)”
2.7.
In zijn e-mail van 5 december 2022 heeft de gemachtigde van B&S het volgende geschreven aan B&S:
“(..)
De door u voorgestelde betalingsregeling (betaling van € 750,- voor elke 5e van de maand) bent u niet nagekomen. (..) Namens cliënt stel ik u in gebreke.
U wordt nog éénmaal in de gelegenheid gesteld om
binnen 24 uurna heden (i) het bedrag van € 750,- te voldoen, (ii) de toegestuurde vaststellingsovereenkomst direct te retourneren, bij gebreke waarvan het volledige uitstaande bedrag ineens wordt opgeëist en cliënt direct tot dagvaarden over zal gaan. (..)”
2.8.
Bij brief van 23 maart 2023 heeft de gemachtigde van [bedrijf] B&S gesommeerd om binnen 7 dagen na dagtekening van de brief over te gaan tot betaling van een bedrag
€ 6.312,85. B&S heeft niet aan deze sommatie voldaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[bedrijf] vordert dat de kantonrechter B&S veroordeelt tot betaling van een bedrag van
€ 4.427,26, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, onder veroordeling van B&S in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[bedrijf] legt aan de vordering, kort gezegd, ten grondslag dat B&S op grond van de ‘onderlinge overeenkomst’ gehouden is tot betaling van de facturen voor de diensten van [bedrijf]. Dit geldt ook voor de verrichte werkzaamheden vanaf februari 2022. [bedrijf] mocht er namelijk gerechtvaardigd op vertrouwen dat de overeenkomst van opdracht was voortgezet op dezelfde wijze als deze aanvankelijk is aangegaan. B&S heeft de facturen dan ook ten onrechte niet betaald en verkeert in verzuim.
3.3.
B&S betwist de vordering. Zij voeren, samengevat, aan dat [bedrijf] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Het contract is gesloten met Outback Burger, niet met B&S. B&S heeft de kosten de eerste drie maanden weliswaar voorgefinancierd, maar hoefde facturen die zijn gestuurd na 7 februari 2022 niet óók te voldoen. B&S ontbeert daarvoor ook de financiële middelen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst van opdracht is gesloten tussen [bedrijf] en ‘Outback Burger’ (i.o.). Dit heeft [eiser] ook erkend bij de mondelinge behandeling. Omdat de vorderingen betrekking hebben op de nakoming van verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst van opdracht, diende [bedrijf] zijn vorderingen dan ook niet bij B&S, maar bij Outback Burger, of de oprichters in privé, in te stellen. Dit betekent dat met B&S de verkeerde partij is gedagvaard, waardoor de kantonrechter [bedrijf] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen. De overige stellingen van [bedrijf] hoeven daarom niet meer besproken te worden.
4.2.
De proceskosten komen voor rekening van [bedrijf], omdat hij ongelijk krijgt. Deze kosten worden tot nu aan de zijde van B&S begroot op € 528,00 (2 punten x tarief € 264,00).

5.De beslissing

de kantonrechter:
5.1.
verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
5.2.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor B&S worden vastgesteld op € 528,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter