ECLI:NL:RBNHO:2023:998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
9148298
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Austrian Airlines AG, over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam Schiphol naar Yerevan via Wenen op 22 en 23 januari 2019. Door slechte weersomstandigheden, waaronder sneeuw en lage temperaturen, was de vlucht vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Yerevan miste en meer dan drie uur later op de eindbestemming aankwam. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de winterse weersomstandigheden die de grondafhandeling op Schiphol belemmerden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en stelde dat de proceskosten voor rekening van de passagier kwamen, omdat deze ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9148298 \ CV EXPL 21-2515
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 19 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Wenen (Oostenrijk) naar Yerevan Airport (Armenië) op 22 en 23 januari 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen met vluchtnummer OS376 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Yerevan gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 januari 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 augustus 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming Yerevan is aangekomen. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagier daarvoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat er op 22 januari 2019 sprake was van winterse weersomstandigheden (sneeuw, lage temperaturen, bewolking en mist) op de luchthaven Schiphol. Deze weersomstandigheden hebben tot een vermindering van de grondafhandelingscapaciteit geleid. Hierdoor kon de vlucht niet tijdig gereed worden gemaakt voor vertrek. Dit heeft tot een vertrekvertraging van 53 minuten geleid. De vervoerder verwijst in dit kader naar het overgelegde vluchtrapport dat vertragingscode 77 als oorzaak van de vertraging vermeldt. De vervoerder heeft toegelicht dat code 77 staat voor
: GROUND HANDLING IMPAIRED BY ADVERSE WEATHER CONDITIONS.
4.5.
De passagier betwist dat de vertraging het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. Uit de door de vervoerder overgelegde documenten blijkt volgens de passagier niet dat de weersomstandigheden rond de geplande vertrektijd van de vlucht dusdanig waren dat de grondafhandeling daardoor gehinderd werd. Meer dan vier uur voor het geplande vertrek van de vlucht was het gestopt met sneeuwen. Uit de overgelegde METAR blijkt verder dat er om 19:55 uur lokale tijd sprake was van een horizontaal zicht van 2500 meter. Dit is volgens de passagier meer dan voldoende om zonder problemen vluchten uit te voeren en toestellen af te handelen. Daar komt bij dat andere vluchten rondom de vlucht in kwestie zonder (noemenswaardige) vertragingen zijn vertrokken, aldus de passagier.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar de overgelegde METAR, voldoende aannemelijk gemaakt dat er op 22 januari 2019 sprake was van winterse weersomstandigheden (waaronder sneeuw en motsneeuw) op en rond de luchthaven Schiphol. Hoewel de METAR rond de geplande vertrektijd van de vlucht geen codes vermeldt die duiden op sneeuwval, heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de eerder gevallen sneeuw in combinatie met de temperaturen onder het vriespunt tot bevriezing en gladheid op de banen heeft geleid. De vervoerder heeft toegelicht dat deze weersomstandigheden de grondafhandeling hebben belemmerd. Dit wordt ook ondersteund door het vluchtrapport. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van het vluchtrapport te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder, met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is geweest van een beperking van de grondafhandelingscapaciteit, hetgeen als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Dat andere vluchten wel zonder vertraging zijn vertrokken is in dit kader van ondergeschikt belang.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier stelt dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een aankomstvertraging van 49 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagier haar aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. Deze stelling slaagt daarom niet.
4.8.
De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht(en) met plaats naar de eindbestemming. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter