ECLI:NL:RBNHO:2024:10260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
11019314 \ EJ VERZ 24-100
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ontruimingstermijn in huurzaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om de termijn voor ontruiming van een kantoorruimte te verlengen. De huurovereenkomst tussen [verzoeker] en Zorg Vastgoed BV was geëindigd op 1 juni 2020, maar [verzoeker] had tot 31 december 2023 de ruimte in gebruik. Op 7 maart 2024 heeft de kantonrechter in kort geding geoordeeld dat [verzoeker] de kantoorruimte binnen drie dagen moest ontruimen. [verzoeker] heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld, waardoor de uitspraak vaststond.

Op 28 maart 2024 heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om de ontruimingstermijn met een jaar te verlengen. Zorg Vastgoed heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek was verstreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoeker] te laat was ingediend, aangezien de termijn van twee maanden na de ontruimingsaanzegging op 1 september 2022 was verstreken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in haar verzoek en heeft haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Zorg Vastgoed. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.S. Reid op 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 11019314 \ EJ VERZ 24-100 KB
Uitspraakdatum: 20 augustus 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] , h.o.d.n. [verzoeker]
gevestigd te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
procederende in persoon
tegen
de besloten vennootschap
Zorg Vastgoed BV
gevestigd te Bergen
verwerende partij
verder te noemen: Zorg Vastgoed
gemachtigde: mr. I.M. Sinnige

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 28 maart 2024. Zorg Vastgoed heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
[verzoeker] heeft vervolgens schriftelijk op het verweerschrift gereageerd, waarop Zorg Vastgoed nog heeft gereageerd met een antwoord-akte.

2.De feiten

2.1.
Bij brief van 17 februari 2022 heeft de advocaat van (de rechtsvoorganger van) Zorg Vastgoed aan [verzoeker] geschreven, voor zover hier van belang: “
Zoals u zelf heeft gesteld in uw mail van 25 mei 2020 is de huurovereenkomst op 1 juni 2020 geëindigd. (…) U heeft tevens voorgesteld om daarvan af te zien indien cliënt zou instemmen met het gebruik van de ruimte tot 1 augustus 2021. Cliënt heeft hiermee ingestemd (…) Gezien het voorgaande geldt dat de huurovereenkomst per 1 juni 2020 is geëindigd en dat u sinds 1 augustus 2021 geen gebruiksrecht meer heeft. Desalniettemin heeft u het gebruik van de ruimte voortgezet en cliënt heeft hier om hen moverende redenen ook niet tegen opgetreden. Thans heeft cliënte er recht en belang bij dat het kantoorpand vrij van huur en gebruik komt en in dat kader verzoek ik u hierdoor namens hem om de bij u in gebruik zijnde ruimte uiterlijk op 1 september 2022 ontruimd aan cliënt op te leveren. Voor zover vereist zeg ik u tegen deze datum tevens de ontruiming aan.
2.2.
Bij e-mail van 26 augustus 2022 heeft [verzoeker] aan (de rechtsvoorganger van) Zorg Vastgoed geschreven, voor zover hier van belang:
“Naar aanleiding van uw brief d.d. 21 juli 2022 ben ik bereid de bedrijfs- kantoorruimte aan de [adres] per 31 december 2022 ontruimd op te leveren. (…) Mocht u (…) deze termijn niet acceptabel vinden, dan wacht ik de rechtsmaatregelen af.”.
2.3.
Bij e-mail van 29 juni 2023 heeft [verzoeker] aan de heer [naam] geschreven, voor zover hier van belang:
“Uiterlijk 31 december 2023 zal ik de kantoorruimte opleveren, met de toezegging dat er geen nieuwe wettelijke rechten (waar elke huurder kantoorruimte recht op heeft in Nederland) uitgeoefend zullen worden. Er komen geen verzoeken tot verlenging meer, het is dan klaar.”
2.4.
Op 7 maart 2024 heeft de kantonrechter in kort geding vonnis gewezen. De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dat vonnis de kantoorruimte gelegen aan de [adres] te ontruimen. [verzoeker] heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld.
2.5.
Het gehuurde aan de [adres] is op 14 maart 2024 feitelijk ontruimd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt te bepalen dat de termijn waarbinnen zij de [adres] moet ontruimen in ieder geval met één jaar wordt verlengd, ter verkrijging van duidelijkheid over de positie en hoedanigheid van partijen en in dat kader welke belangen het zwaarst wegen. Daarnaast verzoekt [verzoeker] te bepalen dat er een maandelijkse gebruiksvergoeding kan worden vastgesteld als vast komt te staan dat Zorg Vastgoed daar recht op heeft c.q. [verzoeker] een betalingsverplichting heeft van een huur- of gebruikersvergoeding. Met veroordeling van Zorg Vastgoed in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag dat haar belangen ernstiger geschaad worden dan de belangen van Zorg Vastgoed bij voortzetting van het gebruik door [verzoeker] . [verzoeker] stelt dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de hoedanigheid en positie van partijen c.q. welk deel van het pand aan de [adres] is verkocht en aan wie.

4.Het verweer

4.1.
Zorg Vastgoed is van mening dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, omdat de termijn waarbinnen een dergelijk verzoek kan worden gedaan, ruimschoots is verstreken, althans dat [verzoeker] met het eindigen van de huurovereenkomst heeft ingestemd. De huur is opgezegd bij brief van 17 februari 2022, waarbij tevens de ontruiming werd aangezegd tegen 1 september 2022. [verzoeker] mocht het gehuurde nog gebruiken tot 31 december 2022. [verzoeker] liet vervolgens weten zich niet aan deze afspraak te houden. Dat heeft geleid tot een nadere afspraak. [verzoeker] mocht het gehuurde nog één jaar langer gebruiken en wel tot 31 december 2023. De huurovereenkomst is evenwel al geëindigd op 1 september 2022. [verzoeker] kan daarom geen recht op ontruimingsbescherming meer inroepen. De termijn is op 1 november 2022 verstreken. [verzoeker] heeft verder niet onderbouwd waarom haar belang bij voortzetting zodanig is, dat Zorg Vastgoed de voortzetting van het gebruik zou moeten hebben te gedogen. Het rechtskundig adviesbureau is eenvoudig voort te zetten in een elders in [plaats] of omgeving te huren soortgelijke huurruimte. [verzoeker] heeft meer dan voldoende tijd gehad om een verhuizing te realiseren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter overweegt ten eerste dat hij de door Zorg Vastgoed pas bij antwoord-akte overgelegde producties in het kader van hoor en wederhoor buiten beschouwing zal laten.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurovereenkomst die zij hebben gesloten de huur betreft van een gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het bepaalde in dat artikel kan de huurder van zo’n onroerende zaak bij het einde van de huurovereenkomst (in beginsel) de rechter verzoeken de termijn waarbinnen ontruiming moet plaatsvinden te verlengen. Dit verzoek moet worden ingediend binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk de ontruiming is aangezegd. De indiening van het verzoek schorst de verplichting om tot ontruiming over te gaan totdat op het verzoek is beslist.
5.3.
De rechtsvoorganger van Zorg Vastgoed heeft bij brief van 17 februari 2022 de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 september 2022 zoals ook door [verzoeker] in haar verzoekschrift is gesteld. Vervolgens hebben de rechtsvoorganger van Zorg Vastgoed en [verzoeker] afgesproken dat zij het gehuurde nog langer mocht gebruiken. In het kortgedingvonnis van 7 maart 2024 heeft de kantonrechter het volgende overwogen: “
De huurovereenkomst is in ieder geval geëindigd op 1 september 2022”. [verzoeker] heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld dus dat staat vast. Dit betekent dat op grond van artikel 7:230a BW [verzoeker] te laat is met het indienen van haar verzoek. Het verzoek moet zoals gezegd worden ingediend binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd. Deze termijn is ruimschoots verstreken. Het verzoek van [verzoeker] is namelijk op 28 maart 2024 binnengekomen. De kantonrechter concludeert dan ook dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Zorg Vastgoed worden vastgesteld op een bedrag van € 543,00 aan salaris van de gemachtigde van Zorg Vastgoed;
6.3.
verklaart de veroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.