ECLI:NL:RBNHO:2024:10483
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 6 mei 2024 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 22 april 2024. Dit beroep is op 18 augustus 2024 ingetrokken. Tegelijkertijd heeft verzoekster verzocht om verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, wat op 27 augustus 2024 is gebeurd. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat verzoekster zelf het beroepschrift heeft ingediend en geen derde beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend. Hierdoor komen de kosten voor vergoeding niet in aanmerking, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt om verweerder te veroordelen tot vergoeding van griffierecht in deze procedure.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, en benadrukt dat verweerder heeft aangegeven het griffierecht te vergoeden na de uitspraak. Dit betekent dat verzoekster, indien zij het niet eens is met de beslissing van verweerder, de mogelijkheid heeft om naar de burgerlijke rechter te stappen. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Kos, in aanwezigheid van griffier C. Willemse, en is openbaar uitgesproken.