In deze zaak, die op 6 februari 2024 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de juridische splitsing van de vennootschap 2050 Holding B.V. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.D.W. Martens, vorderde onder andere dat de man, in zijn hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap, zou worden veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de splitsing. De man heeft eerder in november 2023 een vergelijk gesloten, maar de vrouw heeft twijfels over zijn medewerking aan de uitvoering van deze overeenkomst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 is gebleken dat de man zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet nakomt. De vrouw heeft de voorzieningenrechter verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor de juridische splitsing, voor het geval de man zijn medewerking niet verleent. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op vervangende toestemming en heeft de man veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de splitsing. Tevens is de gevorderde dwangsom afgewezen, omdat de vrouw geen belang meer had bij deze vordering.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is een belangrijke uitspraak in het kader van het verbintenissenrecht, waarbij de rechten en plichten van partijen in een juridische splitsing centraal staan.