ECLI:NL:RBNHO:2024:10500

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
10895991 \ CV EXPL 24-660
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en de gevolgen van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Kaapstad. De vertraging was het gevolg van restricties van de verkeersleiding op een voorgaande vlucht, wat de vervoerder aanvoert als buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers wordt toegewezen, inclusief compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter wijst ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toe, en veroordeelt de vervoerder in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10895991 \ CV EXPL 24-660
Uitspraakdatum: 9 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (ProBe-ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie gevraagd voor een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van de doorwerking van buitengewone omstandigheden, namelijk restricties van de verkeersleiding op de voorgaande vlucht. Door deze vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. Het betoog van de passagier slaagt. Daarom zal de vordering van de passagiers worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 april 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Franz Josef Strauss Airport München (Duitsland) naar Kaapstad International Airport (Zuid-Afrika), met combinatievlucht LH2307 en LH574.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH2307 van Amsterdam naar München (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen direct na de vertraging, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van een doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vertraging kon ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Als onbetwist staat vast dat passagier is omgeboekt naar een vlucht waarmee zij 24 uur en 34 minuten later dan oorspronkelijk gepland in Kaapstad is aangekomen. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de alternatief aangeboden vlucht.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij gebruik maakt van een automatisch boekingssysteem. Dit systeem kiest altijd de eerst mogelijke vlucht.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om, bijvoorbeeld, schermafdrukken van het geautomatiseerde systeem en/of een onderbouwde toelichting op dit systeem te overleggen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk heeft gemaakt dat de alternatief aangeboden vluchten een redelijke maatregel vormen in de zin van bovengenoemd arrest.
4.6.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment vast zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment vast zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum had.
4.10.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 22 april 2022, en over € 180,00 vanaf 27 december 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter