ECLI:NL:RBNHO:2024:10528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
10932824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst elektrische auto wegens non-conformiteit en gebreken

In deze zaak heeft eiser in juli 2019 een elektrische Audi gekocht van Broekhuis. Gedurende de eerste vier jaar zijn er meerdere gebreken aan de auto gerepareerd, waaronder herhaalde vervangingen van de virtuele zijspiegels. Eiser stelt dat er structurele en ernstige gebreken zijn en vordert ontbinding van de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de problemen met de zijspiegels een gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren, waardoor de auto niet aan de overeenkomst voldoet. Broekhuis heeft niet binnen een redelijke termijn de gebreken verholpen, wat leidt tot de conclusie dat de ontbinding gerechtvaardigd is. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt Broekhuis tot terugbetaling van de koopprijs, verminderd met een gebruiksvergoeding. De proceskosten worden ook aan Broekhuis opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10932824 \ CV EXPL 24-1088
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
BROEKHUIS ALKMAAR B.V.,
te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Broekhuis,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos.
De zaak in het kort
[eiser] heeft in juli 2019 een elektrische auto van het merk Audi gekocht van Broekhuis. In de eerste vier jaar na de aankoop is de auto verschillende keren gerepareerd door Broekhuis in verband met diverse gebreken. Zo zijn sinds november 2020 vijf keer één of beide virtuele zijspiegels (camera’s met beeldverbinding naar een beeldscherm in de auto, in plaats van spiegels) vervangen. [eiser] zegt dat er structurele en ernstige gebreken zijn en vordert te verklaren dat de koop ontbonden is. De kantonrechter wijst die vordering toe. Door de problemen met de virtuele spiegels is er bij gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid. De auto beantwoordt daarom niet aan de overeenkomst. Broekhuis heeft nagelaten om binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor [eiser] de problemen met de zijspiegels te verhelpen of de auto te vervangen. Mede gelet op de onvoorspelbaarheid en het gevaar voor de verkeersveiligheid, is het gebrek niet zo gering dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is. Broekhuis moet daarom de koopprijs aan [eiser] terugbetalen, verminderd met een vergoeding voor het gebruik van de auto door [eiser].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] met 12 producties
- de conclusie van antwoord van Broekhuis met 4 producties
- het tussenvonnis van 8 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is gelast
- de akte van [eiser] met producties 12 tot en met 20
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 20 juli 2019 van Broekhuis een auto gekocht van het merk Audi type e-tron 55 quatro 265kw/360pk (hierna: de auto). De koopsom bedroeg € 100.000,-.
2.2.
In de periode vanaf de koop tot september 2023 heeft Broekhuis de volgende werkzaamheden aan de auto verricht:
  • vijfmaal vervangen één of meer virtuele spiegels (camera’s met beeldverbinding naar een beeldscherm in de auto, in plaats van spiegels);
  • reparatie panoramadak;
  • vervangen achterlicht;
  • twee- of driemaal reparatie laadpoort/-klep;
  • reparatie voorportierslot;
  • verhelpen softwarestoringen.
2.3.
Daarnaast is sprake geweest van een aantal terugroepacties van de fabrikant (Audi). Ook is de auto verschillende keren bij Broekhuis geweest voor onderhoud, een apk keuring en het wisselen van banden.
2.4.
[eiser] heeft ongeveer 75.000 km gereden met de auto.
2.5.
Op 9 oktober 2023 en 18 november 2023 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen [eiser] en haar echtgenoot, en vestigingsdirecteur [betrokkene 1] en service manager [betrokkene 2] van Broekhuis. Bij de bespreking van 9 oktober 2023 heeft de echtgenoot van [eiser] een brief (met daarop per abuis de datum 9 september 2023) aan Broekhuis overhandigd waarin zij de in 2.2 weergegeven gebreken/reparaties heeft opgesomd. Bij de brief was een bijlage gevoegd, waarin onder meer is vermeld dat het defect van de virtuele zijspiegels (‘
virtual mirrors’) niet is verholpen. Ook meldt [eiser] in haar brief dat de dynamische rij-assistent voorzijde (door partijen ook wel aangeduid als de radar van de cruise control) defect is. [eiser] heeft Broekhuis in de brief gelegenheid geboden haar binnen twee weken te voorzien van een deugdelijke e-tron, met de garantie dat die auto de komende tien jaar geen verdere defecten zal hebben.
2.6. (
De gemachtigde van) [eiser] heeft Broekhuis in haar brief van 23 november 2023 gesommeerd om uiterlijk op 1 december 2023 aan te geven of zij:
  • de auto voorziet van de nieuwste versie virtuele spiegels, omdat het veiligheidsgebrek ten aanzien van de zijspiegels blijft terugkeren,
  • de radar van de cruise control onder de garantie repareert,
  • de rijmotoren vervangt, en
  • de garantietermijn verlengt tot 1 juli 2027.
[eiser] heeft daarbij meegedeeld dat, als Broekhuis niet zou voldoen aan de ingebrekestelling, de koopovereenkomst al met die brief voor alsdan ontbonden zal zijn vanwege non-conformiteit.
2.7. (
De advocaat van) Broekhuis heeft in een e-mail van 4 december 2023 medegedeeld dat Broekhuis niet instemt met de buitengerechtelijke ontbinding, omdat geen sprake was van nonconformiteit, en dat zij:
  • de virtuele spiegels niet zal vervangen door de nieuwste versie van virtuele spiegels, omdat de spiegels al zijn vervangen en er geen sprake meer is van een defect,
  • het probleem met de dynamische rij-assistent niet kosteloos zal verhelpen, omdat de overeengekomen garantietermijn van vier jaar is verstreken. Wel heeft Broekhuis aangeboden onder de coulanceregeling een deel van de kosten van de reparatie voor haar rekening te nemen ([eiser] heeft hiermee niet ingestemd).
  • de rijmotoren niet zal vervangen, omdat geen sprake is van een defect,
  • de garantietermijn niet zal verlengen, omdat daarvoor geen reden is.
2.8.
Op 9 maart 2024 heeft de auto een storing gehad, waardoor de auto langs de weg stil kwam te staan. De accuscheidingsschakelaar (ook wel regelapparaat genoemd) moest worden vervangen. Broekhuis heeft de reparatie uitgevoerd en de auto op 22 maart 2024 aan [eiser] teruggegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad volgordelijk van primair naar meer subsidiair:
voor recht verklaart dat de koopovereenkomst is ontbonden door de brief van 23 november 2023;
de koopovereenkomst tussen partijen ontbindt;
Broekhuis veroordeelt tot terugbetaling van € 77.820,70 als deel van de koopprijs na aftrek van een gebruiksvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Broekhuis veroordeelt tot het leveren van een vervangende gelijkwaardige automobiel, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Broekhuis veroordeelt tot herstel van gebreken onder nummers 50 tot en met 67 van productie 12 bij de dagvaarding, met verlenging van de garantietermijn van vier jaar, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Broekhuis veroordeelt tot betaling van de schade van € 21.534,- te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel de schade, nader op te maken bij staat;
een en ander met veroordeling van Broekhuis in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt hieraan, samengevat, het volgende ten grondslag. Er is sprake van structurele problemen met auto’s van dit type. Dat hebben medewerkers van Broekhuis in de gesprekken erkend en het is ook op internet terug te lezen. Zo is duidelijk geworden dat bij alle auto’s in deze serie op enig moment de beide rijmotoren vervangen zullen moeten worden. Ook de auto van [eiser] vertoont (deze) structurele ernstige gebreken. De auto vertoonde in de vier jaar na aankoop 67 verschillende gebreken. Onder meer de virtuele zijspiegels zijn meerdere keren vervangen en vertonen nog steeds dezelfde problemen. Tot het verstrijken van de garantietermijn is voor ongeveer € 19.500,- aan gebreken verholpen. De hoogte van deze herstelkosten geeft al aan dat er sprake is van ernstige gebreken. De gebreken geven behalve groot ongemak ook veiligheidsrisico’s, aldus [eiser]. Als de virtuele buitenspiegels niet werken rijdt de bestuurder ‘bijna blind’. De auto is dan niet geschikt om deel te nemen aan het verkeer. De RDW heeft tijdelijk de typegoedkeuring ingetrokken wegens niet functionerende virtuele zijspiegels. Omdat de eerste gebreken zich binnen zes maanden na de aankoop hebben openbaard en zich hebben herhaald, moet Broekhuis bewijzen dat de auto niet gebrekkig is, aldus [eiser]. Broekhuis heeft niet aan de sommatie in de brief van 23 november 2023 voldaan. Daarom is de overeenkomst ontbonden en moet Broekhuis de koopprijs terugbetalen, verminderd met een gebruiksvergoeding.
Subsidiair vordert [eiser] vervanging van de auto en meer subsidiair herstel van de gebreken en verlenging van de garantietermijn met vier jaar. Daarnaast voert [eiser] aan dat de gemiddelde marktwaarde van vergelijkbare auto’s € 53.534,- is, terwijl de waarde van de auto van [eiser] volgens Broekhuis € 32.000,- bedraagt, zodat [eiser] schade lijdt van € 21.534,-, aldus [eiser]. Dit bedrag vordert zij als haar andere hiervoor genoemde vorderingen worden afgewezen.
3.3.
Broekhuis voert verweer. Zij voert het volgende aan. Het gaat in deze procedure alleen om de auto die aan [eiser] is geleverd. Het is daarbij niet relevant wat er met andere Audi’s is voorgevallen. De auto voldoet aan de overeenkomst. Teruggebracht tot de juiste proporties is er los van zes acties van Audi die altijd kunnen voorkomen een beperkt aantal reparaties geweest. Van structureel ernstige gebreken is dan ook geen sprake. De in 2.2 genoemde problemen zijn verholpen en daarna zijn daarover geen klachten zijn ontvangen, zodat de vorderingen van [eiser] niet op deze problemen kunnen worden gebaseerd. De dynamische rij-assistent moet inderdaad gerepareerd worden, maar dit probleem deed zich voor buiten de garantietermijn. De rijmotoren functioneren zonder problemen en over de gestelde overige gebreken heeft [eiser] niet, althans niet tijdig, geklaagd. Het wettelijk vermoeden dat de auto niet voldoet aan de overeenkomst is niet van toepassing. De gestelde gebreken zijn bovendien te gering om vervanging of ontbinding te rechtvaardigen. De gebruiksvergoeding en schadevergoeding zijn daarnaast onjuist door [eiser] berekend, aldus nog steeds Broekhuis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat de overeenkomst tussen [eiser] en Broekhuis moet worden aangemerkt als een consumentenkoop [1] , zodat ook de kantonrechter daarvan zal uitgaan.
Beantwoordt de auto aan de overeenkomst?
4.2.
Aan de kantonrechter ligt de vraag voor of [eiser] de koopovereenkomst kon ontbinden. Daarvoor is van belang of de auto beantwoordt aan de overeenkomst.
4.3.
Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van de zaak nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen [2] . De vraag of de auto in overeenstemming is met wat [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten, moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van et geval. [3] Hierbij geldt voor tweedehands auto’s als uitgangspunt dat een auto die bedoeld is om aan het verkeer deel te nemen, niet aan de overeenkomst beantwoordt, als door een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, het gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert [4] . Dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoord als gebruik gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert, geldt hier des te meer nu het gaat om de aankoop van een auto met een hoge aankoopprijs, van een merk uit een hoger segment.
Problemen met de virtuele zijspiegels?
4.4.
[eiser] heeft onder meer gesteld dat de virtuele zijspiegels van de auto niet goed werken. Sporadisch vallen de beeldschermen uit of flikkert het contrast. Ook zit er regelmatig vocht achter het glas en voor de lens, dat pas na circa tien tot vijftienminuten weggaat. Na melding van de problemen door [eiser] heeft Broekhuis de zijspiegels vervangen, volgens de gegevens van Broekhuis op 11 november 2020 (links), 26 mei 2021 (links en rechts), 9 januari 2023 (rechts) en 5 april 2023 (links). [eiser] zegt dat diezelfde problemen met de virtuele zijspiegels (storingen en vocht voor de lens) zich echter tot op heden voordoen.
4.5.
Broekhuis heeft in reactie daarop aangevoerd dat na de laatste vervanging (dus in april 2023) de zijspiegels goed werkten en Broekhuis daarover geen klachten meer heeft ontvangen.
4.6.
Op grond van de hoofdregel [5] is het aan [eiser] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de auto niet voldoet aan de overeenkomst. [eiser] kan geen beroep doen op het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW, omdat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de door haar gestelde gebreken, zoals die met de zijspiegels zich binnen de termijn van zes maanden [6] hebben geopenbaard.
4.7.
De kantonrechter constateert dat - na de laatste vervanging van de zijspiegels - in ieder geval in de brief van 23 november 2023 van [eiser] aan Broekhuis is gemeld dat het veiligheidsprobleem met de spiegels blijft terugkeren. Het betoog van Broekhuis dat [eiser] na de laatste vervanging van de spiegels (in april 2023) niet heeft geklaagd over de zijspiegels, zodat op basis daarvan kan worden aangenomen dat de problemen met de spiegels zich niet meer voordoen, wordt dus niet gevolgd.
4.8.
[eiser] heeft haar stelling dat de virtuele zijspiegels nog steeds gebreken vertonen bovendien onderbouwd door een gedetailleerd overzicht te geven van de data waarop de problemen met de zijspiegels zich hebben voorgedaan [7] , en door foto’s over te leggen van het zicht op de beeldschermen van de zijspiegels tijdens zo’n storing [8] . Ook heeft [eiser] aangevoerd dat Broekhuis de gebrekkige zijspiegels telkens heeft vervangen met zijspiegels van hetzelfde type, hetgeen volgens [eiser] verklaart waarom de problemen steeds terugkomen. Broekhuis heeft niet gezegd dat de zijspiegels tijdens de laatste vervanging zijn vervangen door een ander/nieuwer type zijspiegels. Ter zitting heeft zij verklaard dat dit niet blijkt uit het typenummer van de gebruikte zijspiegels. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat bij de vervanging in april 2023 wederom een zijspiegel van hetzelfde type is gebruikt. Daarbij komt dat Broekhuis erkent, althans niet weerspreekt, dat de door [eiser] geconstateerde problemen met de zijspiegels na de eerdere vervangingen van de zijspiegels (in november 2020, mei 2021 en januari 2023) bleven terugkeren.
4.9.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat de problemen met de virtuele spiegels ook na de laatste vervanging in april 2023 (waarbij gebruik is gemaakt van hetzelfde type zijspiegel) de problemen weer zijn teruggekeerd, zoals [eiser] stelt. In het licht van deze omstandigheden en gezien de concrete stellingen van [eiser] over de storingen aan de zijspiegels na laatste vervanging, kon Broekhuis niet volstaan met een enkele betwisting. De kantonrechter neemt daarom als vaststaand aan dat de virtuele zijspiegels van de auto ook na de laatste vervanging (in april 2023) nog steeds dezelfde problemen vertonen.
Beantwoordt de auto door de problemen met de zijspiegels niet aan de overeenkomst?
4.10.
Vervolgens moet worden beoordeeld of door de problemen met de zijspiegels de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Aan het betoog van [eiser] dat virtuele zijspiegels in 2019 nog niet waren toegestaan, gaat de kantonrechter voorbij, omdat Broekhuis voldoende heeft toegelicht dat ten tijde van de koop er een typegoedkeuring was voor dit type auto (met virtuele zijspiegels) en dat daarmee vaststaat dat de auto in principe toegestaan was op de openbare weg. Wel heeft [eiser] voldoende concreet gesteld dat de auto – ondanks de typegoedkeuring – niet de openbare weg op mag als de zijspiegels niet, of niet goed, functioneren. [eiser] heeft verder toegelicht dat hoewel de spiegels niet altijd in storing zijn, de storingen zich op onvoorspelbare momenten voordoen. Wanneer zo’n storing zich voordoet mag de auto niet op de weg rijden en is de bestuurder, aldus het betoog van [eiser], bovendien nagenoeg ‘blind’, zodat het ook feitelijk niet mogelijk is om veilig van de auto gebruik te maken. Broekhuis heeft dit alles niet weersproken.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de problemen met de zijspiegels daarom tot gevolg dat het gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid geeft. Dit leidt tot de tussenconclusie dat de auto door de problemen met de zijspiegels niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.12.
De kantonrechter neemt bovendien als vaststaand aan dat de auto al ten tijde van de koop niet aan de overeenkomst beantwoordde. Broekhuis heeft zich niet op het standpunt gesteld dat de problemen met de zijspiegels pas na de koop zijn ontstaan en (bij wijze van voorbeeld) het gevolg zijn van een onverantwoord gebruik van de auto. Daarbij komt dat de problemen met zijspiegels zich binnen de tussen partijen overeengekomen garantietermijn van vier jaar hebben voorgedaan. Hieruit volgt dat [eiser] dit gebrek niet hoefde te verwachten binnen vier jaar na de aankoop, en dat de auto met dit gebrek niet aan de overeenkomst beantwoordt.
Heeft [eiser] tijdig geklaagd over de zijspiegels?
4.13.
Voor zover Broekhuis ook ten aanzien van de problemen met de virtuele zijspiegels stelt dat [eiser] de klachtplicht van artikel 7:23 BW heeft geschonden, wordt als volgt overwogen. Bij een consumentenkoop moet de klacht binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een klacht binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is. [9] Dat [eiser] in of rond november 2020, mei 2021, januari 2023 en april 2023 (tijdig) heeft geklaagd over de virtuele zijspiegels, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit het gegeven dat Broekhuis de spiegels toen op verzoek van [eiser] heeft vervangen. [eiser] heeft voldoende gesteld dat hij ook na de laatste vervanging van de zijspiegels heeft geklaagd over de zijspiegels, namelijk (in ieder geval) in de brief van 23 november 2023. Vervolgens ligt op de weg van Broekhuis om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen op welk moment de koper ([eiser]) heeft ontdekt dat de spiegels nog steeds of opnieuw gebrekkig waren , alsmede dat het tijdsverloop tot aan het moment waarop [eiser] geklaagd heeft, zo lang is geweest dat niet kan worden gesproken van een tijdige klacht. [10] Broekhuis heeft daarover niets gesteld, zodat aan de verdere beoordeling van een beroep van Broekhuis op artikel 7:23 BW niet wordt toegekomen.
Overige problemen / betrouwbaarheid van de auto
4.14.
Omdat de kantonrechter in het navolgende tot het oordeel komt dat de primaire vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn op grond van de gebreken met de virtuele zijspiegels, kan de beoordeling van de gestelde overige gebreken van de auto achterwege blijven. Ten overvloede merkt de kantonrechter wel op dat niet gebleken is dat de rijmotoren van de auto gebrekkig zijn. [eiser] heeft daarvoor onvoldoende gesteld.
Heeft [eiser] voldoende gelegenheid geboden voor herstel/vervanging?
4.15.
Op grond van artikel 7:21 lid 3 BW is de verkoper verplicht om binnen een redelijke termijn, zonder ernstige overlast voor de koper, eventuele gebreken te herstellen of de afgeleverde zaak te vervangen. Een koper heeft pas de bevoegdheid de koop te ontbinden, wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, of als de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in artikel 7:21 lid 3 (artikel 7:22 lid 2 BW).
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] Broekhuis voldoende gelegenheid gegeven de zijspiegels te herstellen. De zijspiegels zijn immers al vijf keer vervangen, waarna de problemen bleven terugkeren. Aan de laatste sommatie om de spiegels wederom te herstellen (van 23 november 2023) heeft Broekhuis bovendien niet voldaan. Daarom is Broekhuis tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om binnen een redelijke termijn, zonder ernstige overlast voor [eiser], de gebreken te verhelpen.
4.17.
Voor zover Broekhuis zich verweert met de stelling dat herstel van de zijspiegels niet (meer) van haar gevergd kon worden, gaat de kantonrechter daaraan voorbij, omdat (zelfs als dit betoog van Broekhuis zou worden gevolgd) dit juist leidt tot ontbindingsbevoegdheid van [eiser] [11] en (dus) niet aan de ontbinding in de weg staat. Voor zover Broekhuis aanbiedt om de spiegels alsnog te herstellen, is de redelijke termijn van artikel 7:21 lid 3 BW inmiddels verstreken.
4.18.
Daarbij komt dat [eiser] in haar brief van 9 september 2023 ook aanspraak heeft gemaakt op vervanging van de auto, maar Broekhuis geen bereidheid heeft getoond de auto van [eiser] (kosteloos) te vervangen. Ook in de nakoming van haar verplichting om binnen een redelijke termijn, zonder ernstige overlast voor [eiser], de auto te vervangen is Broekhuis dus tekortgeschoten. Aan de beoordeling van de vraag of vervanging niet van Broekhuis gevergd kan worden, zoals Broekhuis stelt, wordt niet toegekomen, omdat dit niet in de weg staat aan de ontbindingsbevoegdheid van [eiser].
Ontbinding?
4.19.
Dit betekent dat [eiser] de overeenkomst kon ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt [12] .
4.20.
De kantonrechter verwijst naar hetgeen in overweging 4.10 is overwogen over de aard en ernst van het gebrek. Hoewel de zijspiegels van de auto een deel van de tijd wel functioneren (en de auto dus veilig gebruikt kan worden) heeft [eiser] voldoende toegelicht dat vanwege de onvoorspelbaarheid van de storingen van de zijspiegels, die zich ook tijdens een rit kunnen voordoen, de gevolgen van het gebrek van de spiegels (toch) groot zijn. De dreiging van een storing bestaat altijd en áls de storing zich voordoet is het gebruik van de auto acuut onveilig en bovendien niet toegestaan op de openbare weg. Vanwege 1) de onvoorspelbaarheid en 2) de grote en acute gevolgen van de storingen voor de verkeersveiligheid, is de kantonrechter van oordeel dat ook op de momenten dat de storing zich niet voordoet, de auto niet voldoet aan hetgeen [eiser] van de auto mocht verwachten. Van een dermate geringe betekenis van het gebrek dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is, is ook daarom geen sprake.
4.21.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de voorwaardelijke ontbindingsverklaring in de brief van 23 november 2023 rechtsgevolg heeft gehad. De primair gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst met die brief is ontbonden is dus toewijsbaar. De gevorderde ontbinding door de kantonrechter is daarom niet aan de orde, zodat vordering 2 niet toewijsbaar is.
Gevolgen van de ontbinding
4.22.
Door de ontbinding ontstaan voor partijen verbintenissen tot ongedaan making van reeds ontvangen prestaties [13] . Voor Broekhuis betekent dit dat zij de koopsom aan [eiser] dient terug te betalen. Daartegenover staat dat [eiser] verplicht is tot teruggave van de auto. Door teruggave van de auto wordt echter niet ongedaan gemaakt dat [eiser] de auto vanaf 20 juli 2019 tot de datum van teruggave (afgerond vijf jaar) heeft gebruikt (en, naar de kantonrechter begrijpt: nog steeds gebruikt). Als zij daarvoor geen enkele vergoeding zou behoeven te betalen, zou zij ongerechtvaardigd worden verrijkt [14] . [eiser] heeft in haar vordering tot terugbetaling van de koopprijs zelf al rekening gehouden met een gebruiksvergoeding. Ook de kantonrechter zal er daarom vanuit gaan dat een gebruiksvergoeding verschuldigd is.
4.23.
Op grond van artikel 6:212 BW is de persoon die is verrijkt ten koste van een ander gehouden de schade van die ander te vergoeden tot maximaal het bedrag van zijn verrijking. De verrijking van [eiser] is niet zonder meer gelijk aan de verarming aan de zijde van Broekhuis. Meer concreet is de verrijking die [eiser] heeft gehad door het gebruik van de auto niet gelijk te stellen met de waardevermindering/afschrijving van de auto die een gevolg is van het verstrijken van tijd
4.24.
[eiser] heeft haar verrijking (de gebruiksvergoeding) berekend aan de hand van een rekenschema van de ANWB, uitgaande van een bezitsduur van 18 jaar. Broekhuis heeft de door [eiser] berekende hoogte van de gebruiksvergoeding betwist. 4.25.Volgens Broekhuis gaat het door [eiser] gebruikte rekenschema gebruikelijk uit van een gebruiksperiode van pakweg vijf jaar. Dit betoog wordt niet gevolgd, omdat uit de door [eiser] overgelegde berekening blijkt dat het rekenschema van ANWB rekening houdt met een bezitsduur van 18 jaar. Broekhuis betoogt verder dat auto’s ‘door de band genomen’ in vijf jaar worden afgeschreven, zodat de afschrijving niet gebaseerd kan worden op een bezitsduur van 18 jaar. Broekhuis heeft dit betoog echter niet onderbouwd. Kennelijk doelt zij op de boekhoudkundige afschrijving van een auto. Gesteld noch gebleken is dat de auto na vijf jaar feitelijk is afgeschreven (waardeloos is geworden). Daarbij komt dat de verrijking van de gebruiker van de auto niet gelijk is te stellen aan de afschrijving. Ook dit betoog van Broekhuis wordt dus niet gevolgd.
4.26.
Op basis van het overgelegde schema van ANWB, rekent [eiser] met een gebruiksvergoeding van € 0,3055 per gereden kilometer. Niet is gebleken dat die gebruiksvergoeding door [eiser] te laag is berekend (mede gelet op de fiscaal onbelaste vergoeding die de belastingdienst hanteert van voorheen € 0,19 en thans € 0,23 per gereden kilometer [15] ). De kantonrechter volgt [eiser] daarom in haar berekening. Dat betekent dat zal worden uitgegaan van een gebruiksvergoeding van € 22.179,30. Dit bedrag strekt in mindering op de terug te betalen koopprijs van € 100.000,-, zodat resteert € 77.820,7‬0.
4.27.
Het voorgaande betekent dat ook vordering 3 toewijsbaar is. De gevorderde en onweersproken wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding.
4.28.
Vorderingen 4 tot en met 6 zijn subsidiair ingesteld, zodat aan de beoordeling daarvan niet wordt toegekomen.
Proceskosten
4.29.
Broekhuis is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 1.325,00
- salaris gemachtigde € 1.630,00 (2 punten x tarief € 815,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 3.222,97‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht verklaart dat de koopovereenkomst is ontbonden door de brief van 23 november 2023;
5.2.
veroordeelt Broekhuis tot terugbetaling van € 77.820,70 als deel van de koopprijs na aftrek van de gebruiksvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Broekhuis in de proceskosten van € 3.222,97‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Broekhuis niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Broekhuis ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
1538

Voetnoten

1.Artikel 7:5 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:17 lid 2 BW.
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8295.
4.Zie het arrest van de Hoge Raad van 15 april 1994, NJ 1995, 614.
5.Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsordering (Rv).
6.Omdat de overeenkomst is gesloten vóór 20 april 2022, geldt de tekst van artikel 7:18a lid 2 (oud) BW.
7.Zie productie 12 van [eiser].
8.Zie productie 20 van [eiser].
9.Artikel 7:23 lid 1 BW.
10.Vgl. Hoge Raad 12 december 2024, ECLI:NL:HR:2014:3593.
11.Vgl. artikel 7:22 lid 2 BW.
12.Artikel 7:22 lid 1 sub a BW.
13.Zie de artikelen 6:271 en 6:272 BW.
14.Artikel 6:212 BW.
15.Waarbij in voorkomende gevallen wordt aangesloten bij het berekenen van de gebruiksvergoeding, vgl. ECLI:NL:GHARL:2021:9864.