ECLI:NL:RBNHO:2024:10567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10636278 \ CV EXPL 23-4935
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten door passagiers na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers van Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, na vermindering van eis, gevorderd dat de vervoerder wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De passagiers stellen dat de vervoerder verantwoordelijk is voor de noodzaak tot het starten van een gerechtelijke procedure, omdat zij onvoldoende informatie hebben ontvangen over de oorzaak van de vertraging van hun vlucht. De vervoerder betwist deze vordering en voert aan dat de passagiers niet voldeden aan de Duitse wetgeving, waardoor hij geen inhoudelijke reactie kon geven. De kantonrechter oordeelt dat het de passagiers was die niet aan de verzoeken van de vervoerder hebben voldaan, en dat zij daarom niet kunnen verwijten dat de vervoerder niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers in het ongelijk zijn gesteld en dat de kosten van de procedure voor hen komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10636278 \ CV EXPL 23-4935
Uitspraakdatum: 2 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. E.A. Schooneman en mr. Bos (ProBe-ASP B.V.)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai (Lawpoint Gerechtsdeurwaarders)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russel Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder - na vermindering van eis – gevorderd dat hij veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Nu de vervoerder de reden is geweest dat er een gerechtelijke procedure gestart moest worden. De vervoerder voert aan dat de passagiers niet aan de Duitse wet voldeden en dat zij daarom geen inhoudelijke reactie hebben kunnen geven. De kantonrechter is van mening dat het in de weg van de passagiers lag om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen voordat zij een gerechtelijke procedure starten.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 24 april 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar John F. Kennedy International Airport (Verenigde Staten), via Frankfurt Airport (Duitsland) met vluchtcombinatie LH999 en LH404.
2.2.
Vlucht LH999 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt Airport (Duitsland), (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd. Hierdoor hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben het vermeende vorderingsrecht van hun minderjarige kind aan zichzelf overgedragen door middel van cessie.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben – samengevat – aan de vordering ten grondslag gelegd dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat hen geen compensatie toekomt als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en hebben de gevorderde hoofdsom ingetrokken. De passagiers vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij stellen daartoe dat de vervoerder hen nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat hij voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven. Als hij dit wel had gedaan, hadden zij de procedure niet opgestart, aldus de passagiers.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie had overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagiers aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en was de procedure niet nodig was geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso) diensten.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de brieven die door de passagiers zijn overgelegd als productie 5 bij conclusie van repliek blijkt dat de vervoerder twee keer heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de passagiers aan deze verzoeken voldaan hebben of waarom zij hier niet aan hebben voldaan. De kantonrechter oordeelt dat dit geen onredelijke verzoeken zijn geweest van de vervoerder. Daarom lag het op de weg van de passagiers om hieraan te voldoen, zodat de vervoerder daarna inhoudelijk zou kunnen reageren. Nu de passagiers dit hebben nagelaten, kunnen zij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter