ECLI:NL:RBNHO:2024:10580

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10816125 \ CV EXPL 23-7688
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten na vertraging van vlucht

In deze zaak heeft de passagier, na vermindering van eis, de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, aangesproken tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De passagier stelt dat de vervoerder verantwoordelijk is voor de noodzaak tot het starten van een gerechtelijke procedure, omdat deze niet tijdig informatie heeft verstrekt over de oorzaak van de vertraging van zijn vlucht. De vervoerder betwist dit en voert aan dat de passagier niet voldeed aan de Duitse wetgeving, waardoor zij geen inhoudelijke reactie konden geven. De kantonrechter oordeelt dat het de passagier was die niet aan de verzoeken van de vervoerder voldeed voordat hij een procedure startte. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Bakoe, die met vertraging werd uitgevoerd, waardoor hij zijn aansluitende vlucht miste. De kantonrechter concludeert dat de passagier de vordering niet kan handhaven, omdat hij niet heeft voldaan aan de verzoeken van de vervoerder. De vordering wordt afgewezen en de passagier wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10816125 \ CV EXPL 23-7688
Uitspraakdatum: 9 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russel Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder - na vermindering van eis – gevorderd dat hij veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Nu de vervoerder de reden is geweest dat er een gerechtelijke procedure gestart moest worden. De vervoerder voert aan dat de passagier niet aan de Duitse wet voldeed en dat zij daarom geen inhoudelijke reactie hebben kunnen geven. De kantonrechter is van mening dat het in de weg van de passagiers lag om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen voordat zij een gerechtelijke procedure starten.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 30 mei 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt International Airport (Duitsland), naar Heydar Aliyev International Airport, Bakoe (Azerbeidzjan), met vluchtcombinatie LH989 en LH612.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht), is met vertraging uitgevoerd. Hierdoor heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist. De passagier is uiteindelijk met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers heeft – samengevat – aan de vordering ten grondslag gelegd dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden.
3.3.
De vervoerder betwist dit. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagier heeft bij conclusie van repliek erkend dat hem geen compensatie toekomt als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en hij heeft de aanvankelijk gevorderde hoofdsom ingetrokken. Hij handhaaft echter nog wel de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Hij stelt daartoe dat de vervoerder hem nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat de vervoerder voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven. Als de vervoerder eerder een beroep op buitengewone omstandigheden had gedaan had de passagier deze procedure niet opgestart, aldus de passagier.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet inhoudelijk in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagier in de buitengerechtelijke fase geen incassoregistratie heeft overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagier aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en was de procedure niet nodig geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso)diensten.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de door de passagier bij de dagvaarding overgelegde e-mail blijkt dat de vervoerder heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de (gemachtigde van de) passagier aan dit verzoek voldaan heeft of waarom hij hier niet aan heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat dit geen onredelijk verzoek is geweest van de vervoerder. Daarom lag het op de weg van de passagier om hieraan te voldoen, zodat de vervoerder daarna inhoudelijk zou kunnen reageren. Nu de passagier dit heeft nagelaten, kan hij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter