In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van AirHelp, die compensatie eist voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Kilimanjaro, die oorspronkelijk op 9 januari 2022 zou plaatsvinden. De annulering van de vlucht werd door KLM Cityhopper ingeroepen vanwege een tekort aan cabinepersoneel, veroorzaakt door quarantaineverplichtingen in het kader van de coronapandemie. AirHelp stelt dat de vervoerder verplicht is tot compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annuleringen, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht niet in geschil is en dat KLM Cityhopper zich niet kan beroepen op de uitzonderingen van de Verordening, tenzij zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden. KLM heeft aangevoerd dat de annulering het gevolg was van de coronamaatregelen, die leidden tot een tekort aan bemanningsleden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de coronamaatregelen, en specifiek de quarantaineverplichtingen, als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat KLM niet verplicht is om compensatie te betalen aan AirHelp.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat KLM alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te beperken door haar om te boeken naar de eerst beschikbare vlucht. De vordering van AirHelp is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van AirHelp. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.