ECLI:NL:RBNHO:2024:10731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10596658 \ CV EXPL 23-4204
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden door quarantaineverplichtingen bij annulering van vlucht

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering van AirHelp, die compensatie eist voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Kilimanjaro, die oorspronkelijk op 9 januari 2022 zou plaatsvinden. De annulering van de vlucht werd door KLM Cityhopper ingeroepen vanwege een tekort aan cabinepersoneel, veroorzaakt door quarantaineverplichtingen in het kader van de coronapandemie. AirHelp stelt dat de vervoerder verplicht is tot compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annuleringen, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht niet in geschil is en dat KLM Cityhopper zich niet kan beroepen op de uitzonderingen van de Verordening, tenzij zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden. KLM heeft aangevoerd dat de annulering het gevolg was van de coronamaatregelen, die leidden tot een tekort aan bemanningsleden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de coronamaatregelen, en specifiek de quarantaineverplichtingen, als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat KLM niet verplicht is om compensatie te betalen aan AirHelp.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat KLM alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier te beperken door haar om te boeken naar de eerst beschikbare vlucht. De vordering van AirHelp is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van AirHelp. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10596658 \ CV EXPL 23-4204
Uitspraakdatum: 2 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 9 januari 2022 vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen City Airport (Verenigd Koninkrijk) en Nairobi (Kenia) naar Kilimanjaro (Tanzania).
2.2.
Vlucht KL971 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt op een alternatieve vluchtcombinatie, waarmee zij ruim vier uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege de coronapandemie en de daardoor geldende beperkende overheidsmaatregelen, meer in het bijzonder een tekort aan bemanningsleden ten gevolge van de in Nederland geldende quarantaineverplichtingen. Uitsluitend als gevolg van die maatregelen zaten er op de datum van de vlucht 42 cabine bemanningsleden verplicht in quarantaine. De vervoerder heeft daarbij toegelicht dat indien de bemanningsleden die in quarantaine zaten op basis van de overheidsregels beschikbaar waren geweest, de vlucht in kwestie niet zou zijn geannuleerd.
4.4.
Airhelp heeft een beroep gedaan op het arrest van het Hof van 11 mei 2023 (C-156/22 tot en met C-158/22, ECLI:EU:C:2023:393), waarin is geoordeeld dat de onverwachte afwezigheid van één of meerdere bemanningsleden wegens ziekte of overlijden geen buitengewone omstandigheid oplevert. De vervoerder heeft benadrukt dat hij in het onderhavige geval geen beroep doet op ziekte van zijn personeelsleden. Het gaat in dit geval uitsluitend om de quarantaineverplichtingen als gevolg waarvan personeelsleden die niet ziek waren, van overheidswege niet aan het werk mochten gaan. De kantonrechter is gelet op het voorgaande, anders dan de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld in haar vonnis van 7 juli 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:4349), van oordeel dat het onderhavige geval niet valt onder de reikwijdte van voornoemd arrest.
4.5.
Vast staat dat op het moment dat de vlucht had moeten worden uitgevoerd er sprake was van een wereldwijde corona uitbraak en dat de coronapandemie grote gevolgen heeft gehad voor de luchtvaart. De Europese commissie heeft in haar richtsnoeren betreffende de EU-verordeningen inzake passagiersrechten in de context van de ontwikkeling van COVID-19 op 18 maart 2020 aangegeven dat de maatregelen die overheden nemen om de COVID-19 pandemie in te perken naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat daarmee de coronacrisis valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder, onder verwijzing naar de als productie 7 bij antwoord overgelegde stroomschema’s, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van de strikte quarantaineverplichtingen te kampen had met een zodanig lage bezettingscapaciteit dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van 43 vluchten over te gaan. De vervoerder heeft verder ook toegelicht met welke factoren hij rekening houdt bij het annuleren van vluchten. Zo worden volgens de vervoerder korte afstand-vluchten sneller geannuleerd dan lange afstand-vluchten. In dit geval geldt bovendien dat de (geannuleerde) route van Amsterdam naar Londen meerdere keren per dag door de vervoerder wordt uitgevoerd.
4.6.
De kantonrechter is alles bij elkaar genomen van oordeel dat de vervoerder in onderhavige zaak een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming als gevolg van de annulering zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht(en) van dezelfde dag, namelijk de KQ117 van Amsterdam naar Nairobi en de KQ426 van Nairobi naar Klimanjaro. Niet gebleken is dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt. De kantonrechter is verder van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet mogelijk was om op de annulering van de vlucht te anticiperen, omdat er voortdurend personeel in- en uit quarantaine gaat.
4.8.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had kunnen nemen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen dan wel te beperken. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 67,5‬0 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter