In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en KLM Cityhopper B.V. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding na de annulering van vlucht KL1118, die op 12 januari 2022 van Stockholm naar Amsterdam zou vliegen. De passagier, die zijn vorderingsrecht aan AirHelp heeft overgedragen, is omgeboekt naar een alternatieve vlucht en arriveerde meer dan drie uur later dan gepland op de eindbestemming. AirHelp vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die de rechten van passagiers bij vluchtannuleringen regelt.
De vervoerder, KLM Cityhopper B.V., betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd waarom specifiek deze vlucht moest worden geannuleerd en dat er geen overtuigende argumenten waren gepresenteerd die de annulering rechtvaardigden. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening.
De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en KLM Cityhopper B.V. veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad. De vervoerder kreeg ongelijk en de kosten van de procedure komen voor zijn rekening.