ECLI:NL:RBNHO:2024:10786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
11099553 \ EJ VERZ 24-152 en 1129615 \ EJ VERZ 24-287
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde schoolruimte door Kinderdagverblijf & BSO 't Herdertje B.V. na opzegging door Gemeente Hoorn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland te Alkmaar op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kinderdagverblijf & BSO 't Herdertje B.V. (verzoekster) en de Gemeente Hoorn (verweerder). De zaak betreft de ontruiming van een deel van een schoolgebouw dat door 't Herdertje wordt gehuurd. De gemeente heeft de huurovereenkomst opgezegd met ingang van 14 oktober 2023, en 't Herdertje verzoekt om verlenging van de ontruimingstermijn tot 14 oktober 2025. De kantonrechter moet eerst vaststellen of artikel 108 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) van toepassing is op de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is, waardoor 't Herdertje geen ontruimingsbescherming kan inroepen op basis van artikel 7:230a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter wijst het verzoek van 't Herdertje af en stelt de ontruimingstermijn vast op 12 februari 2025. Tevens wordt 't Herdertje veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die gezamenlijk zijn vastgesteld op €800,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 11099553 \ EJ VERZ 24-152 en 1129615 EJ VERZ 24-287 WD
Uitspraakdatum: 12 november 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kinderdagverblijf & BSO 't Herdertje B.V.,
gevestigd te Zwaag,
verzoekende partij,
verder te noemen: ’t Herdertje,
gemachtigde: mr. M.S.F. Loor,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Hoorn,
gevestigd te Hoorn,
verwerende partij,
verder te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. C.E.A.J. Kuipers.

1.Het procesverloop

in de zaak 11099553 \ EJ VERZ 24-152
1.1. ‘
‘t Herdertje heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 19 april 2024. De gemeente heeft een verweerschrift ingediend.
in de zaak 1129615 EJ VERZ 24-287
1.2. ‘
‘t Herdertje heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 4 september 2024 2024. De gemeente heeft een verweerschrift ingediend.
in beide zaken
1.3.
Op 15 oktober 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. ‘t Herdertje heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. In de pleitnota is een wijzing van het verzoek in de zaak 1129615 EJ VERZ 24-287 opgenomen. Voorafgaand aan de zitting heeft ‘t Herdertje bij bericht van 1 oktober 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 7 november 2005 hebben partijen een schriftelijke huurovereenkomst gesloten. Op basis van deze huurovereenkomst huurt ‘t Herdertje van de gemeente verschillende klaslokalen en voorzieningen die zich bevinden op de tweede bouwlaag van het schoolgebouw [naam] aan de [adres] te [plaats] .
De schriftelijke huurovereenkomst bevat de volgende bepalingen:
Artikel 1. Aanvang en einde huur1. Deze overeenkomst (…) wordt geacht te zijn ingegaan op 1 juli 2004 en wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar mitsdien eindigende op 30 juni 2009. Na laatstgenoemde datum wordt deze overeenkomst voortgezet voor telkens een periode van vijf jaar onder alsdan nader overeen te komen voorwaarden en huurprijs.2. Huurder en verhuurder kunnen deze overeenkomst (…) door tussentijdse opzegging doen eindigen door middel van kennisgeving per aangetekende brief met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste één jaar.”
2.2. ‘
‘t Herdertje exploiteert in het gehuurde een buitenschoolse opvang.
2.3.
In het betreffende schoolgebouw zit ook gevestigd: een openbare basisschool ( [naam] ) en een andere buitenschoolse opvang (BSO [naam] ).
2.4.
De basisschool [naam] valt onder de Stichting Talent. Stichting Talent is onderdeel van de SCIO Groep.
2.5.
De gemeente is eigenaar van het schoolgebouw en is voornemens om op korte termijn het schoolgebouw over te dragen aan de SCIO Groep.
2.6.
Bij brief van 12 oktober 2022 heeft (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente de huurovereenkomst met ‘t Herdertje opgezegd met ingang van 14 oktober 2023. De brief bevat de volgende passage:
“Met u is in 2005 een huurovereenkomst afgesloten voor een gedeelte van een schoolgebouw [naam] , [adres] te [plaats] .
Eind juni 2021 heeft Stichting Talent/SCIO u geïnformeerd over het voornemen om de samenwerkingsovereenkomst en het bijbehorend medegebruik tussen Obs [naam] en Kinderopvang ‘t Herdertje te beëindigen. Begin juli 2021 heeft Stichting Talent/SCIO Groep ook de gemeente geïnformeerd dat zij de inhoudelijke samenwerking met Stichting Kinderopvang & BSO ‘t Herdertje bv. op de locatie basisschool [naam] , aan de [adres] te [plaats] , wensen te beëindigen. Het onderwijs heeft de wens om een vergaande integratie met kinderopvang aan te gaan en verwacht dat binnen de SCIO groep zelf beter te kunnen faciliteren dan in de bestaande situatie.
De opzegging van de gemeente als verhuurder namens Stichting Talent/SCIO heeft u destijds niet bereikt. Hierdoor zal de gemeente Hoorn de huurovereenkomst voor deze locatie met ingang van 14 oktober 2023 beëindigen Hierbij is rekening gehouden met de opzegtermijn van 1 jaar overeenkomstig de voorwaarden in de overeenkomst.”

3.Het verzoek

in de zaak 11099553 \ EJ VERZ 24-152
3.1. ‘
‘t Herdertje verzoekt dat de kantonrechter, kort gezegd, de termijn waarbinnen ‘t Herdertje het gehuurde moet ontruimen verlengt tot en met 14 oktober 2024.
in de zaak 1129615 EJ VERZ 24-287
3.2. ‘
‘t Herdertje verzoekt, na wijziging ter zitting, dat de kantonrechter, kort gezegd, de termijn waarbinnen ‘t Herdertje het gehuurde moet ontruimen verlengt tot en met 14 oktober 2025.
3.3. ‘
‘t Herdertje voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. De huurovereenkomst tussen partijen is een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek. De gemeente heeft deze overeenkomst niet rechtsgeldig opgezegd. Ter zake de opzegging doet de gemeente ten onrechte een beroep op de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). Deze wet is niet van toepassing op de huurovereenkomst. Voor zover de gemeente de overeenkomst wel rechtsgeldig heeft opgezegd, heeft ‘t Herdertje recht op ontruimingsbescherming en dient de kantonrechter de ontruimingstermijn verlengen.
3.4.
De gemeente voert verweer.

4.Het tegenverzoek

4.1.
de gemeente verzoekt in beide zaken dat de kantonrechter:
(i) het tijdstip van de ontruiming vaststelt;
(ii) de door ’t Hertje vanaf 14 oktober 2023 aan de gemeente te betalen gebruiksvergoeding vaststelt.
4.2. ‘
t Herdertje voert verweer.

5.De beoordeling

de verzoeken van ‘t Herdertje
5.1.
In deze zaak moet de kantonrechter bepalen of en zo ja tegen welk tijdstip ‘t Herdertje het van de gemeente gehuurde deel van het schoolgebouw moet ontruimen. Om dit te kunnen bepalen, moet de kantonrechter eerst vaststellen of artikel 108 WPO op de huurovereenkomst van toepassing is. Immers, wanneer dat het geval is, komt ‘t Herdertje geen beroep toe op het eerste lid van artikel 230a van Boek 7 BW en kan de kantonrechter niet op verzoek van ‘t Herdertje de ontruimingstermijn verlengen.
5.2.
Artikel 108 lid 1 WPO bepaalt, kort gezegd, dat het “bevoegd gezag” een gedeelte van een (school)gebouw kan verhuren aan een derde (zoals ‘t Herdertje), als die derde het te huren gedeelte niet wilt gebruiken voor het geven van uit de openbare kas bekostigd onderwijs, maar voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden (bijvoorbeeld kinderopvang).
Daarnaast mag het gehuurde niet worden bestemd om te worden gebruikt als woon- of bedrijfsruimte in de zin van de vijfde en zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter constateert dat aan dit laatste vereiste wordt voldaan, nu partijen hun huurovereenkomst - terecht - hebben aangemerkt als een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:230a BW.
5.3.
Partijen verschillen van mening of genoemd artikel 108 WPO op de huurovereenkomst van partijen van toepassing is. ’t Herdertje betwist dat en voert daartoe ten eerste aan dat de gemeente, met wie zij als verhuurder een overeenkomst heeft gesloten, niet kan worden beschouwd als “het bevoegd gezag” als bedoeld in artikel 108 lid 1 WPO. Dit brengt volgens ’t Herdertje mee dat dit wetsartikel niet op de huurovereenkomst van toepassing is.
De kantonrechter gaat om de hiernavolgende redenen niet mee in dit betoog van ’t Herdertje.
5.4.
De kantonrechter stelt in tegenstelling tot ’t Herdertje vast dat de huurovereenkomst is gesloten door de gemeente als verhuurder en dat de gemeente als “bevoegd gezag” in de zin van voornoemd wetsartikel kan worden gekwalificeerd. Wat onder bevoegd gezag in voormelde zin, moet worden beschouwd, is bepaald in artikel 1 WPO.
Artikel 1 WPO luidt, voor zover van belang, als volgt:
“In deze wet wordt verstaan onder:(…)bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen: voor wat betreft
a. een openbare school:1 het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;
2. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;
3 de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 47; dan wel
4. de stichting, bedoeld in artikel 17 of artikel 48
5.5.
Uit dit artikel volgt naar oordeel van de kantonrechter dat bij een openbare school het college van burgemeester en wethouders (het college) van de gemeente in beginsel als bevoegd gezag heeft te gelden. Dit is slechts anders als de gemeenteraad anders heeft bepaald, maar daarvan is niet gebleken. Daarom staat, in tegenstelling tot wat ‘t Herdertje stelt, de omstandigheid dat de gemeente als verhuurder de huurovereenkomst heeft gesloten, niet aan de toepasselijkheid van artikel 108 WPO in de weg.
5.6.
Ook aan de overige uit lid 1 voortvloeiende eisen voor de toepasselijkheid van 108 WPO is voldaan. Dat is op zichzelf niet in geschil.
5.7. ’
’t Herdertje heeft verder aangevoerd dat het deel van het gebouw dat zij huurt, speciaal voor haar BSO is gebouwd en een eigen opgang heeft. Hierdoor is volgens ’t Herdertje geen sprake van verhuur van een deel van een schoolgebouw dat (tijdelijk) niet voor onderwijs wordt gebruikt, zoals de gedachte is achter de artikelen 107 en 108 WPO. De gemeente heeft dit gemotiveerd weersproken. De kantonrechter overweegt hierover dat de stellingen van ’t Herdertje niet afdoen aan het in lid 2 van artikel 108 WPO bepaalde, zoals hieronder zal worden toegelicht.
5.8.
Lid 2 van artikel 108 WPO bepaalt dat de verhuur eindigt, indien het verhuurde deel nodig is voor gebruik door de eigen school. Deze beëindiging vindt in dat geval van rechtswege plaats zonder toepassing van looptijd, opzegtermijnen of andere overeengekomen formaliteiten.
5.9.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of aan deze wettelijke beëindigingsgrond is voldaan. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De bewoording in de wettekst:
“door de eigen school”,maakt duidelijk dat niet is vereist dat de thans door ’t Herdertje gebruikte ruimte na de ontruiming specifiek zal worden gebruikt voor het geven van onderwijs. Het artikellid heeft naar het oordeel van de kantonrechter een ruimer toepassingsbereik (dan enkel “
voor het geven van onderwijs”) en het door de gemeente dan wel SCIO Groep voorgenomen gebruik valt onder dit toepassingsbereik.
5.10.
Vast staat dat de gemeente dan wel SCIO Groep voornemens is de door ‘t Herdertje gebruikte ruimte ter beschikking te stellen aan OBS [naam] . Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf, maar moet kennelijk worden bezien in het licht van de door de gemeente gewenste ontwikkeling om (meer) ruimte te bieden aan de ontwikkeling van integrale kindcentra (IKC), waarbij in dit concrete geval het SCIO als centrale organisatie verantwoordelijk wordt voor alle voorzieningen voor kinderen van 0 tot 12 jaar ter plaatse, te weten de openbare basisschool [naam] en BSO [naam] . In de brief van de gemeente van 12 oktober 2022 verwoordt de gemeente als volgt:
“Het onderwijs heeft de wens om een vergaande integratie met kinderopvang aan te gaan en verwacht dat binnen de SCIO groep zelf beter te kunnen faciliteren dan in de bestaande situatie.”
5.11.
De kantonrechter oordeelt dat, mede gelet op de hierboven beschreven actuele context, de gemeente voldoende duidelijk gemaakt dat zij het door ‘t Herdertje gehuurde deel nodig heeft voor gebruik door de eigen school als bedoeld in artikel 108 lid 2 WPO.
5.12.
Het hiervoor weergegeven oordeel brengt mee dat ‘t Herdertje niet kan worden ontvangen in haar verzoek om op de voet van artikel 7:230a lid 3 BW de ontruimingstermijn te verlengen. Dit verzoek ligt daarom voor afwijzing gereed.
5.13. ‘
‘t Herdertje zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter begroot deze kosten voor beide zaken gezamenlijk op
€ 800,00 (2,0 x € 400,00) in totaal.
de verzoeken van de gemeente
5.14.
De kantonrechter zal op verzoek van de gemeente het tijdstip van de ontruiming vaststellen. Onder de gegeven omstandigheden komt een ontruimingstermijn van 3 maanden redelijk voor. De kantonrechter onderkent dat deze termijn veel vraagt van ‘t Herdertje en de gezinnen die van haar diensten gebruik maken, maar de kantonrechter moet in de beoordeling betrekken dat (i) de gedachte achter het wettelijk systeem is dat verhuurders van schoolgebouwen als de onderhavige op korte termijn over hun gebouwen kunnen beschikken en (ii) ‘t Herdertje al sinds uiterlijk medio oktober 2022 op de hoogte is van de wens van de gemeente tot beëindiging van het gebruik van het schoolgebouw door ‘t Herdertje.
5.15.
De gemeente heeft verzocht dat de kantonrechter de door ‘t Herdertje vanaf 14 oktober 2023 te betalen gebruiksvergoeding bepaalt. De gemeente heeft echter niet duidelijk gemaakt op welk bedrag aan gebruiksvergoeding zij aanspraak maakt. Evenmin heeft zij stukken in het geding gebracht waar dit uit valt af te leiden. De kantonrechter zal dit verzoek wegens onvoldoende onderbouwing afwijzen.
5.16. ‘
‘t Herdertje zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de gemeente worden veroordeeld. Vanwege de samenhang tussen de verzoeken van ‘t Herdertje en de gemeente, zal de kantonrechter de proceskosten begroten op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in beide zaken
het verzoek van ’t Herdertje
6.1.
wijst het verzoek van ‘t Herdertje af;
6.2.
veroordeelt ‘t Herdertje tot betaling van de proceskosten, die voor beide zaken gezamenlijk tot en met vandaag voor de gemeente worden vastgesteld op een bedrag van
€ 800,00 (2x € 400,00) aan salaris van de gemachtigde van de gemeente;
6.3.
verklaart de veroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
het tegenverzoek van de gemeente;
6.4.
stelt het tijdstip van de ontruiming van het gehuurde vast op 12 februari 2025 en veroordeelt ‘t Herdertje om uiterlijk op die datum het gehuurde te ontruimen en aan de gemeente op te leveren;
6.5.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.7.
veroordeelt ‘t Herdertje in de proceskosten van de gemeente, te begroten op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.