ECLI:NL:RBNHO:2024:1087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10343360 \ CV EXPL 23-1028
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van compensatie door luchtvaartmaatschappij na annulering van vlucht

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is ingesteld op 24 januari 2023, na een vervoersovereenkomst tussen de passagier en de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Marokko op 24 februari 2022, die geannuleerd werd. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder heeft de vordering betwist, maar heeft in dupliek aangegeven het verweer met betrekking tot de hoofdsom niet langer te handhaven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom toewijsbaar is. De rechter heeft echter ook overwogen dat AirHelp de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om het geschil minnelijke op te lossen, wat heeft geleid tot compensatie van de proceskosten. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum van de vlucht, 24 februari 2022, omdat de schade terstond opeisbaar was. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10343360 \ CV EXPL 23-1028
Uitspraakdatum: 21 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 24 januari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Ibn Batouta Airport, Tangier (Marokko) op 24 februari 2022 met vlucht AT683 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht door middel van cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Nu de vervoerder bij dupliek heeft aangegeven zijn verweer met betrekking tot de hoofdsom niet langer te handhaven, is de vordering tot betaling van de hoofdsom toewijsbaar.
4.3.
Resteert de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat AirHelp een procedure had kunnen voorkomen door op de juiste wijze een volledig dossier aan te leveren (via zijn website). Airhelp stelt hier tegenover dat de vervoerder het, in strijd met de Verordening, onnodig lastig maakt voor passagiers om compensatie te verkrijgen. De website van de vervoerder is niet overzichtelijk en het uploaden van documenten gaat vaak fout. AirHelp heeft de vervoerder daarom op 12 september 2022 via e-mail aangemaand om tot betaling over te gaan. De vervoerder betwist dat deze aanmaning hem heeft bereikt en heeft aangevoerd dat hij slechts in zijn administratie kan zien dat er op 12 september 2022 een automatisch antwoord aan AirHelp is gestuurd. AirHelp heeft daarop bij conclusie van repliek een aanmaning (‘
final demand’) van 12 september 2022 overgelegd, die is opgesteld in briefvorm. Zij stelt dat zij deze naar een werkend en toepasselijk e-mailadres van de vervoerder heeft gestuurd.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar heeft AirHelp de aanmaning in briefvorm overgelegd en verwezen naar het automatisch antwoord van de vervoerder, maar hieruit blijkt niet dat AirHelp een juiste aanmaning via e-mail heeft gestuurd voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Hiertoe had zij in ieder geval de e-mail waarvan de aanmaning schijnbaar een bijlage is, moeten overleggen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat AirHelp door haar werkwijze en proceshouding, waarbij zij op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van AirHelp doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 24 februari 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter