Geschil21. In geschil is of de buitengewone last van € 278.483 bij het bepalen van de belastbare winst in aanmerking moet worden genomen.
22. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de buitengewone last in aanmerking moet worden genomen. Wat betreft het in aanmerking te nemen bedrag van de buitengewone last heeft eiseres, naast het bedrag van € 278.483, ook een bedrag van € 299.788 (= investeringen 2011 en 2012 van € 571.527 -/- de reeds in aanmerking genomen bouwkosten van € 271.739) genoemd in de reconstructie (zie onder 16). Nu eiseres slechts het bedrag van € 278.483 op de zitting heeft genoemd en geen nadere toelichting heeft kunnen geven over het bedrag van € 299.788, zal de rechtbank uitgaan van het door eiseres betoogde bedrag van € 278.483 aan buitengewone last.
23. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de buitengewone last niet in aanmerking moet worden genomen.
Beoordeling van het geschil
Op de zaak betrekking hebbende stukken
24. Voor zover eiseres zich (voor het eerst tijdens de zitting) op het standpunt heeft gesteld dat verweerder door haar overgelegde facturen niet heeft verstrekt en dat – omdat verweerder dit niet heeft gedaan – sprake is van een schending van artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), volgt de rechtbank het standpunt van eiseres niet. De bepaling van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb heeft tot doel te waarborgen dat een geschil over een besluit wordt beslecht op basis van alle relevante feitelijke gegevens die aan verweerder ter beschikking staan, zodat eiseres zich daarover kan uitlaten en de rechter daarmee bij zijn beoordeling rekening kan houden. Tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren alle stukken die verweerder ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. Verweerder heeft afdoende toegelicht dat geen stukken (facturen) zijn achtergehouden. De bijgevoegde facturen als bijlage 23 bij het verweerschrift betreffen de reeds geaccepteerde verbouwingskosten (zie onder 8 en hierna onder 27). Nergens is een aanknopingspunt te vinden waaruit zou volgen dat eiseres meer facturen heeft overgelegd en dat verweerder deze stukken niet heeft verstrekt.
Verbouwingskosten van de bovenwoningen?
25. De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of het bedrag van € 278.483 op grond van artikel 3.8 van de Wet IB 2001 (in samenhang met artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) is aan te merken als een (negatief) voordeel.
26. Eiseres betoogt dat het bedrag van € 278.483 aan (verbouwings)kosten is gemaakt ten behoeve van een verbouwing van de bovenwoningen. Dit bedrag is foutief niet in aanmerking genomen in de aangifte Vpb 2012 (zie onder 7), aldus eiseres. Ter onderbouwing heeft eiseres een reconstructie van de activeringen (zie onder 16) en een aantal grootboekrekeningen (zie onder 20) verstrekt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de (verbouwings)kosten zijn gemaakt (ten behoeve van de bovenwoningen). Bij de behandeling van de aangifte Vpb 2012 zijn kosten voor een bedrag van € 271.739 in verband met de verkoop van de bovenwoningen reeds beoordeeld en akkoord bevonden. Het meerdere is door eiseres op geen enkele wijze onderbouwd, aldus verweerder.
27. De rechtbank stelt vast dat de in de aanslag Vpb 2012 geaccepteerde kosten voor een bedrag van € 271.739 zien op de facturen zoals bij de beoordeling van de aanslag Vpb 2012 reeds zijn overgelegd door eiseres (zie onder 8), en door verweerder zijn bijgevoegd als bijlage 23 van het verweerschrift. Over overige facturen beschikt de rechtbank niet.
28. De rechtbank stelt, zoals hiervoor reeds opgemerkt, verder vast dat eiseres geen overige facturen heeft overgelegd. Eiseres heeft over het ontbreken van de facturen, desgevraagd, verklaard dat de desbetreffende facturen door haar zijn vernietigd omdat de voorgeschreven bewaartermijn van zeven jaar inmiddels was verstreken. De rechtbank is het niet eens met de gevolgtrekking van eiseres dat de vernietiging van de facturen geen (nadelige) bewijsrechtelijke gevolgen kan hebben voor haar. Het had op de weg van eiseres gelegen de facturen (of andere stukken), indien aanwezig, te bewaren. Wat betreft het betoog van eiseres dat de volgens haar ooit aanwezig zijnde facturen in handen van verweerder zijn, en verweerder deze had moeten overleggen als op de zaak betrekking hebbende stukken, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 24.
29. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat de (verbouwings)kosten zijn gemaakt (ten behoeve van de bovenwoningen). Eiseres heeft slechts een reconstructie van de activeringen (zie onder 16) en een aantal grootboekrekeningen (zie onder 20) verstrekt. Uit de grootboekrekeningen kan slechts worden opgemaakt dat bepaalde bedragen via memoriaalboekingen zijn geactiveerd. Verdere toelichting of onderbouwing is, ondanks de betwisting door verweerder, niet gegeven.
30. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bedrag van € 278.483 niet als een buitengewone last in aanmerking kan worden genomen.
31. Gezien hetgeen hiervoor is opgemerkt en overwogen, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige standpunten van partijen.
32. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
33. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Huisman, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam .
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de datum van verzending;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
e redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).