ECLI:NL:RBNHO:2024:11402

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/15/357515 / JU RK 24-1471
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp

Op 17 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige af te wijzen. De kinderrechter oordeelde dat er geen gesloten plek voor de minderjarige beschikbaar was en dat een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper ontbrak. De minderjarige had eerder te maken gehad met automutilatie en suïcidaliteit, maar sinds haar terugkeer naar de thuissituatie bij de moeder leek de situatie te stabiliseren. De kinderrechter concludeerde dat de huidige thuissituatie voldoende ondersteuning bood en dat er geen noodzaak was voor een gesloten plaatsing. De kinderrechter beëindigde de eerder verleende spoedmachtiging en wees het verzoek voor een aansluitende machtiging af, met de mogelijkheid voor de GI om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen indien nodig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/357515 / JU RK 24-1471
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een beëindiging spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en een afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
gevestigd te Velserbroek,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. B. Bos te Hoorn.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 4 oktober 2024;
  • de beschikking van de kinderrechter van 4 oktober 2024;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 4 oktober 2024, ontvangen op 14 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met haar advocaat mr. B. Bos;
  • de moeder met haar advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs;
  • de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar advocaat, eerst apart met de kinderrechter een gesprek gehad.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 februari 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 februari 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 februari 2024 ook een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 5 februari 2025.
2.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 oktober 2024 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor [de minderjarige] voor de duur van vier weken.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt aansluitend op de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp, een machtiging gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] voor de duur van drie maanden.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. De problematiek van [de minderjarige] bestaat uit automutilatie en suïcidaliteit. [de minderjarige] was geplaatst in een gezinshuis. [de minderjarige] is vanaf 19 augustus 2024 bij Nabij Zorg opgenomen. Bij Nabij Zorg is er een gedragswetenschapper aanwezig en heeft [de minderjarige] een mentor. Gedurende de opname zijn er afspraken gemaakt omtrent de omgang, wat tot spanningen heeft geleid. Er is een schriftelijke aanwijzing omgang aan te pas gekomen om de afspraken vast te leggen en om aan betrokkenen duidelijk te maken dat het van belang is dat [de minderjarige] en de moeder zich aan de afspraken houden. De moeder geeft op 4 oktober 2024 aan dat zij niet van plan is om zich aan de afspraken te houden. Daarbij is er sprake van een complexe echtscheiding en is er een loyaliteitsconflict naar de vader. [de minderjarige] gaat nog halve dagen naar school, maar het is te merken dat het haar veel energie kost. Bij Nabij Zorg wordt opgemerkt dat [de minderjarige] snel overprikkeld is. Gedurende het verblijf bij Nabij Zorg is de automutilatie toegenomen. [de minderjarige] snijdt zich dagelijks en het is niet gelukt om haar met de behandeling die haar geboden wordt andere manieren aan te leren om zich te uiten. Inmiddels wordt zij dagelijks naar de eerste hulp gebracht en moet zij worden gehecht. Nabij Zorg geeft aan dat zij de veiligheid van [de minderjarige] niet meer kunnen garanderen, ook op de groepsgenoten heeft dit een grote emotionele impact en dit geldt ook voor de behandelaar, de groepsleiding en de GI. De crisisdienst van de GGZ is ingeschakeld voor een noodbeoordeling van [de minderjarige] . De psychiater heeft [de minderjarige] digitaal gezien en heeft beoordeeld dat [de minderjarige] met afspraak weer naar Nabij Zorg zou kunnen, [de minderjarige] wilde namelijk niet opgenomen worden. De psychiater zag geen grond voor een gesloten machtiging in de GGZ. De GI meent dat de opties in het vrijwillig kader niet meer aan de orde zijn en dat de keuze voor een gesloten machtiging voor [de minderjarige] genomen dient te worden, in het belang van haar veiligheid.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd. Er is geen passende plek gevonden voor [de minderjarige] . Aangezien [de minderjarige] niet meer bij Nabij Zorg terecht kon, was er daardoor geen alternatief beschikbaar. Daarom is [de minderjarige] als noodoplossing weer bij de moeder gaan wonen, met inzet van de hulpverlening van Nabij Zorg. [de minderjarige] zal een confronterende periode ingaan tijdens de intensieve traumabehandeling. De GI twijfelt of het passend is dat [de minderjarige] tijdens deze periode bij de moeder verblijft. Daarom acht de GI een machtiging gesloten jeugdhulp nog steeds noodzakelijk, zodat [de minderjarige] tijdens de behandeling eventueel kan worden opgenomen. De GI heeft de casus ondergebracht bij het Regionaal Expertiseteam (RET) zodat er advies kan worden ingewonnen over de verdere behandeling en eventuele opname.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het op dit moment iets beter met haar gaat. Sinds ongeveer twee weken woont zij weer bij haar moeder. Dit gaat best goed. Op de open groep bij Nabij Zorg werd [de minderjarige] door veel dingen getriggerd. Deze spanningen zijn thuis afgenomen. Thuis kan zij elke dag langs haar paard en dit bevordert haar ontspanning. Wel heeft [de minderjarige] bij de moeder thuis nog één terugval gehad in het snijden. Dit kwam door de spanning die zij voelde voor de zitting. In december zal [de minderjarige] beginnen aan een traumabehandeling bij de GGZ. Aan de ene kant ziet zij hier tegenop, maar aan de andere kant weet zij dat het gaat helpen om haar trauma’s te verwerken zodat zij minder triggers heeft.
4.2.
Mr. Bos heeft zich namens [de minderjarige] op het standpunt gesteld dat er niet langer voldaan is aan de eisen voor de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] is niet onderzocht door een gedragswetenschapper, terwijl er voldoende gelegenheid was om haar te laten onderzoeken. Daarnaast heeft mr. Bos namens [de minderjarige] betwist dat er voldaan is aan de gronden voor een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] wil de benodigde hulpverlening aanvaarden en onttrekt zich hieraan niet. Door de GGZ-psycholoog wordt aanbevolen dat [de minderjarige] vanuit een rustige plek, indien mogelijk bij de moeder thuis, de intensieve traumabehandeling gaat te volgen. Zo kan zij zo veel mogelijk van de behandeling profiteren. Een gesloten of open plaatsing van [de minderjarige] elders zal juist onrust opleveren. Nu [de minderjarige] weer bij de moeder woont, zijn de spanningen afgenomen. Mr. Bos verzoekt het verzoek af te wijzen, dan wel de GI niet-ontvankelijk te verklaren.
4.3.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de moeder naar voren gebracht dat de moeder het fijn vindt dat [de minderjarige] weer thuis woont. [de minderjarige] krijgt begeleiding in de thuissituatie, waarbij zij zelf kan aangeven hoe zij zich voelt en wat ze wil doen. Ook met de school van [de minderjarige] zijn er afspraken gemaakt, waardoor zij op dit moment minder uren volgt en minder huiswerk krijgt. Vanuit de GGZ wordt steeds aangegeven dat het belangrijk is dat [de minderjarige] niet weer hoeft te verhuizen, zodat zij rust heeft en naar haar paard kan gaan. Vanuit dat oogpunt wordt het verzoek van de GI onbegrijpelijk geacht.
4.4.
Ter zitting is door de vader naar voren gebracht dat hij zich enorm veel zorgen maakt over [de minderjarige] . De vader twijfelt over de stabiliteit in de thuissituatie en vindt het zorgelijk dat [de minderjarige] zich ook in de thuissituatie bij de moeder een keer heeft gesneden.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
5.1.
Op 4 oktober 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven voor de duur van vier weken. De kinderrechter heeft op basis van de destijds beschikbare informatie geoordeeld dat er sprake was van een situatie die een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp rechtvaardigde. Hierbij heeft de kinderrechter meegewogen dat volgens de GI de automutilatie zodanig was toegenomen, dat de veiligheid van [de minderjarige] en anderen in een open setting niet meer kon worden gegarandeerd. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven onder de voorwaarde dat [de minderjarige] binnen één dag na plaatsing door een onafhankelijke gedragswetenschapper zou worden onderzocht en dat de eerder afgegeven instemmende verklaring op basis van de stukken werd gehandhaafd. De kinderrechter begrijpt echter nu dat [de minderjarige] niet gesloten is geplaatst en dat zij niet is onderzocht door een onafhankelijke gedragswetenschapper.
5.2.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp beëindigen met ingang van heden (17 oktober 2024).
Ten aanzien van de aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid van de Jeugdwet (Jw) kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Een verzoek tot een machtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te verblijven, behoeft ingevolge artikel 6.1.2, zesde lid JW de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.4.
Naar het oordeel van de kinderrechter is uit de verkregen informatie gebleken dat niet aan voornoemde criteria is voldaan. De kinderrechter stelt vast dat er al langere tijd ernstige zorgen bestaan over [de minderjarige] . Door de aanhoudende strijd tussen de ouders is [de minderjarige] lange tijd opgegroeid in een onveilige thuissituatie, waarin zij slachtoffer en getuige is geweest van huiselijk geweld. Hierdoor is er bij [de minderjarige] sprake van complexe problematiek, bestaande uit onder andere de onverwerkte trauma’s, automutilatie en (in het verleden) depressieve en suïcidale gedachten. Als gevolg van de onveilige thuissituatie is [de minderjarige] uithuisgeplaatst bij gezinshuis [gezinshuis] , vervolgens bij gezinshuis [gezinshuis] en sinds 19 augustus 2024 op een open groep van Nabij Zorg. Tijdens de afgelopen periode bij Nabij Zorg is de automutilatie van [de minderjarige] toegenomen, waarbij zij zich (bijna) dagelijks heeft gesneden. Hierdoor is door Nabij Zorg aangegeven dat de veiligheid van [de minderjarige] niet meer kon worden gewaarborgd waardoor de open plaatsing niet meer houdbaar was.
5.5.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting blijkt dat er nog geen gesloten plek voor [de minderjarige] is gevonden en dat een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, gebaseerd op recent onderzoek, ontbreekt. Dit betekent dat het verzoek reeds om formele redenen dient te worden afgewezen.
5.6.
Daarnaast is het de kinderrechter tijdens de zitting gebleken dat [de minderjarige] sinds het eerste weekend van oktober 2024 weer bij de moeder thuis woont. Door [de minderjarige] en de moeder wordt aangegeven dat dit tot nu toe redelijk goed en rustig verloopt. Voorts is ter zitting gebleken dat sinds de thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder, er per direct intensieve ambulante hulpverlening van Nabij Zorg in de thuissituatie is ingezet. Ook is gebleken dat [de minderjarige] (zo veel als mogelijk) naar school gaat en in haar vrije tijd haar paard bezoekt. Daarnaast is er zicht op het starten van de intensieve traumabehandeling bij de GGZ in december. [de minderjarige] heeft ter zitting concreet aangegeven dat zij verwacht dat de intensieve traumabehandeling haar zal helpen om haar opgedane trauma’s te verwerken. Er lijkt sprake te zijn van intrinsieke motivatie voor hulpverlening. Dit alles zou in de thuissituatie voldoende mogelijkheden moeten bieden om [de minderjarige] de nodige structuur, veiligheid en behandeling te bieden. Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter dat een plaatsing van [de minderjarige] binnen het gesloten kader nu niet passend is. Hoewel de kinderrechter het standpunt van de GI gelet op de ernst van de zorgen begrijpt en de positieve ontwikkeling nog pril is, is de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat thans niet meer voldaan is aan het criterium dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft niet de vrees dat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.7.
Nu naar het oordeel van de kinderrechter niet wordt voldaan aan de criteria die gelden voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp, zal het verzoek van de GI worden afgewezen. Mocht het onverhoopt toch mis gaan in de thuissituatie, dan heeft de GI uiteraard de mogelijkheid om opnieuw een (spoed)verzoek tot een gesloten plaatsing ter beoordeling aan de kinderrechter voor te leggen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
beëindigt voor de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend op 4 oktober 2024, met ingang van 17 oktober 2024;
6.2.
wijst af het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp van de GI.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024 door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.