ECLI:NL:RBNHO:2024:11631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/15/351598 / HA ZA 24-215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening en teruggave van persoonlijke eigendommen tussen ex-partners

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2024, vorderde de vrouw, eisende partij in conventie, de terugbetaling van een bedrag van €80.250,00 dat zij aan de man, gedaagde partij in conventie, had overgemaakt. De vrouw stelde dat dit bedrag was geleend, terwijl de man betwistte dat er sprake was van een lening en stelde dat het om een schenking ging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de conclusie dat een geldleningsovereenkomst was gesloten, gebaseerd op de correspondentie tussen partijen. De rechtbank wees de vordering van de vrouw toe en veroordeelde de man tot terugbetaling van het geleende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment dat de man in verzuim was geraakt.

Daarnaast vorderden beide partijen teruggave van persoonlijke eigendommen. De man erkende dat hij spullen van de vrouw onder zich hield en werd veroordeeld tot teruggave hiervan. De vrouw had echter niet kunnen aantonen dat zij ook eigendommen van de man onder zich had, waardoor de vorderingen van de man in reconventie werden afgewezen. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th.S. Röell.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/351598 / HA ZA 24-215
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.Z.D. Nasrullah,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.E. Smal.
Zaak in het kort
De vrouw heeft aan de man twee bedragen overgemaakt van totaal € 80.250,00. De vrouw vordert terugbetaling hiervan. Zij stelt dat zij het geld aan hem heeft geleend. De man betwist de lening en betoogt dat sprake is van een schenking. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw toe. De rechtbank is gelet op de correspondentie tussen partijen van oordeel dat een geldleningsovereenkomst is gesloten. Daarnaast vorderen partijen over en weer teruggave van persoonlijke eigendommen. De man erkent spullen van de vrouw onder zich te houden en wordt veroordeeld tot teruggave hiervan aan de vrouw. Dat de vrouw eigendommen van de man onder zich heeft is in deze procedure niet vast komen te staan. De vorderingen van de man worden daarom afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2024
  • het bericht van de man van 25 september 2024 met producties 9 t/m 11
  • de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is beëindigd medio september 2023.
2.2.
De vrouw heeft aan de man twee bedragen overgemaakt:
  • op 30 september 2022 een bedrag van € 50.000,00;
  • op 10 oktober 2022 een bedrag van € 30.250,00.
2.3.
Op 11 oktober 2022 heeft de man een bedrag van € 30.250,00 overgemaakt naar de verhuurder van het kantoorpand van zijn onderneming onder de vermelding ‘lening tbv verbouwwerkzaamheden [adres] [plaats 2]’.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert, samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de man tot betaling van € 80.250,00, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast vordert de vrouw afgifte van persoonlijke eigendommen zoals gespecifieerd in productie 4 van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen sprake is van een geldleningsovereenkomst. De vrouw heeft het bedrag op 25 september 2023 opgeëist en de man was gehouden dit bedrag binnen zes weken, uiterlijk 7 november 2023, te voldoen. Dit heeft hij nagelaten. De vrouw stelt dat zij aanspraak maakt op rente over de geldlening, omdat partijen dat zijn overeengekomen en vaststaat dat de lening voor zakelijke doeleinden is aangewend. Bovendien is de man rente verschuldigd uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid, aldus de vrouw. Subsidiair vordert de vrouw wettelijke rente vanaf de datum dat de man in verzuim is.
3.3.
De vrouw stelt daarnaast dat de man persoonlijke eigendommen van de vrouw zonder toestemming onder zich houdt. De vrouw stelt kortgezegd dat aan alle vereisten voor een onrechtmatige daad is voldaan en de man is gehouden deze eigendommen terug te geven.
3.4.
De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. De man erkent dat hij € 80.250,00 van de vrouw heeft ontvangen, maar hij betwist dat sprake is een lening. Volgens de man heeft de vrouw het bedrag van € 50.000,00 geschonken dan wel geïnvesteerd in de onderneming van de man. Ten aanzien van het bedrag van € 30.250,00 bestaat er een leningsovereenkomst tussen de vrouw en de verhuurder van het kantoorpand. De man fungeerde slechts als tussenpersoon. De man betwist verder dat sprake is van een onrechtmatige daad ten aanzien van de persoonlijke eigendommen van de vrouw. Haar spullen liggen in een opslagloods van de man en hij heeft de vrouw meermaals in de gelegenheid gesteld om haar spullen op te halen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
De man vordert samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen tot teruggave van de volgende eigendommen binnen twee dagen na dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft te voldoen:
a. een tas van het merk Louis Vuitton;
b. alle documenten en gegevens die de vrouw onrechtmatig naar haar computer heeft overgezet dan wel op enige wijze onder zich houdt van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] waaronder de rapporten van Huntum en Stationsstraat, zakelijke contracten, toegangscodes en wachtwoorden van applicaties;
c. het wachtwoord van het [bedrijf 1] e-mail account, althans een beslissing in goede justitie te bepalen,
II. te verklaren voor recht dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld door deze eigendommen onder zich te houden,
III. de vrouw te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 99.000,00 vanwege het onrechtmatig handelen van de vrouw,
IV. man de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.7.
De man legt samengevat aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw de genoemde zaken onrechtmatig onder zich houdt en gebruikt. Volgens de man is aan de voorwaarden van een onrechtmatige daad voldaan. De man stelt dat hij schade heeft geleden van € 150.000,00, welke hij in deze procedure matigt tot € 99.000,00.
3.8.
De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure. De vrouw betwist documenten of andere informatie van de onderneming van de man te hebben ontvreemd. Toegang tot zakelijke documenten werd verschaft via een cloudomgeving en daar heeft de vrouw geen toegang meer toe. De vrouw beschikt ook niet over fysieke of andere digitale documenten. De vrouw betwist een tas van Louis Vuitton in haar bezit te hebben.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Vordering I: geldlening
4.1.
Tussen partijen staat vast dat de vrouw aan de man een bedrag van € 50.000,00 en € 30.250,00 heeft overgemaakt. Ook staat vast dat dit geld is aangewend voor de onderneming van de man.
4.2.
Voor deze overboekingen ligt de vraag voor of er tussen de man en de vrouw een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen en de man deze bedragen terug moet betalen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen voor beide bedragen een geldleningovereenkomst tot stand is gekomen. De man heeft, in het licht van de stellingen van de vrouw, onvoldoende gemotiveerd betwist dat de bedragen op grond van een andere titel dan een geldleningsovereenkomst aan de man zijn overgemaakt. De rechtbank motiveert dit als volgt.
4.4.
Voor het bedrag van € 50.000,00 hebben beide partijen afzonderlijk - voorafgaand aan de overboeking - een leningsovereenkomst opgesteld en via Whatsapp naar elkaar verstuurd. Hieruit blijkt, mede in het licht bezien van de navolgende correspondentie, dat partijen de bedoeling hadden om een leningsovereenkomst aan te gaan. Aan deze overeenkomst is uitvoering gegeven door de betaling van dit bedrag door de vrouw aan de man. Anders dan de man betoogt, kan uit het feit dat ondertekening is uitgebleven niet worden geconcludeerd dat de vrouw het geld geschonken heeft. De vrouw heeft over de ondertekening per Whatsapp aan de man geschreven
‘Ik hoef niet eens iets te tekenen. echt niet. Ik vertrouw jou my love’. Dat de vrouw hiermee heeft bedoeld een bedrag te schenken, leest de rechtbank hier niet in. De man heeft zijn stelling verder niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. Ook is niet, of althans onvoldoende, gemotiveerd dat sprake is van een investering in de onderneming van de man. Er is bijvoorbeeld niet gesteld of gebleken van enige afspraken over een bepaald rendement, wat voor de hand zou liggen als sprake zou zijn van een investering.
4.5.
Het bedrag € 30.250,00 heeft de vrouw naar de man overgemaakt en één dag later heeft de man een gelijk bedrag naar de verhuurder van zijn kantoorpand overgemaakt. De man betoogt dat tussen de vrouw en de verhuurder een geldleningsovereenkomst bestaat en hij slechts als tussenpersoon fungeerde. De rechtbank stelt voorop dat van contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen sprake is. Daartoe hadden de rechten uit de geldleningsovereenkomst middels een drie-partijenovereenkomst overgedragen moeten zijn. Vast staat dat dat niet is gebeurd. Van onderlinge afspraken tussen de vrouw en de verhuurder, zoals gesteld door man, is evenmin gebleken. De man heeft verder niet betwist dat de vrouw dit bedrag aan hem ter beschikking heeft gesteld in het kader van een lening aan de verhuurder. De vrouw heeft het door de man uitgeleende geld aan de man verstrekt, zodat hij gehouden is dit bedrag terug te betalen.
4.6.
De rechtbank wijst de gevorderde rente vanaf 30 september 2022 respectievelijk 10 oktober 2022 af. De stelling van de vrouw dat partijen dat zijn overeengekomen dan wel dit voortvloeit uit de redelijkheid en billijkheid is namelijk niet gemotiveerd en daar is ook niet van gebleken.
4.7.
De rechtbank zal de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) toewijzen vanaf het moment dat de man in verzuim verkeert met de terugbetaling van het geleende bedrag. Partijen zijn geen datum van terugbetaling overeengekomen. Daarom was de man op grond van artikel 7:129e BW verplicht om de geleende bedragen uiterlijk zes weken na het moment van opeisen te betalen. De man heeft niet betwist dat de vrouw op 25 september 2023 per Whatsapp de vordering heeft opgeëist. Aangezien betaling is uitgebleven, is de man vanaf 8 november 2023 in verzuim.
4.8.
De vrouw vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.577,50. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, omdat onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vrouw heeft alleen gesteld dat haar advocaat op 9 november 2023 een sommatie heeft verstuurd, maar (de ontvangst van) deze brief is door de man betwist en deze brief is vervolgens niet overgelegd.
Vordering II: persoonlijk eigendommen
4.9.
De man heeft erkend dat hij de door de vrouw genoemde persoonlijke eigendommen in een box heeft opgeslagen waar hij toegang toe heeft. De man heeft ter zitting aangevoerd dat hij uit principe en eerherstel deze spullen niet wil teruggeven. Deze redenen vormen geen rechtvaardiging voor het onder zich houden van de spullen van de vrouw. De vordering van de vrouw tot afgifte van deze persoonlijke eigendommen zal daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.10.
De man vordert samengevat afgifte van de volgende eigendommen:
a. een tas van het merk Louis Vuitton;
b. alle documenten en gegevens van zijn bedrijf die de vrouw onrechtmatig naar haar computer heeft overgezet dan wel op enige wijze onder zich houdt;
c. het wachtwoord van het [bedrijf 1] e-mail account.
4.11.
Ter zitting heeft de man de vordering tot afgifte van de sleutels ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
4.12.
De rechtbank zal de vorderingen van de man afwijzen en motiveert dit als volgt.
4.13.
De man heeft gesteld dat de vrouw zijn huis binnen is gegaan op een dag dat hij niet thuis was. Zij heeft toen de Louis Vuitton tas meegenomen, waarvan zij wist dat daar contant geld in zat. Vervolgens is de vrouw naar zijn kantoorpand gereden en heeft kopieën van documenten en contracten meegenomen, aldus de man. De vrouw heeft bevestigd dat zij in het huis en op kantoor is geweest, maar zij heeft toegelicht dat zij alleen haar eigendommen heeft meegenomen. De tas van Louis Vuitton is haar niet bekend en in het kantoor heeft ze alleen haar eigen computer meegenomen en geen documenten en contracten toebehorend aan het bedrijf van de man. De vrouw zegt geen toegang meer te hebben tot haar online account van het bedrijf van de man, waar zij werkzaam is geweest.
4.14.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw, had het op de weg van de man gelegen zijn stellingen nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten en daarom is niet komen vast te staan dat de vrouw deze eigendommen van de man daadwerkelijk onder zich heeft. De man heeft ter onderbouwing geen stukken overgelegd, behoudens een aankoopbon bij een winkel van Louis Vuitton. Dit is onvoldoende. Bij gebrek aan onderbouwing wordt ook de stelling van de man niet gevolgd dat hij als eigenaar van zijn bedrijf geen toegang heeft tot online accounts en niet in staat is deze te beheren. Overigens is niet gebleken dat de vrouw nog toegang heeft tot bepaalde accounts en e-mails verstuurt vanaf deze accounts.
4.15.
Voor de door de man gevorderde schadevergoeding van € 99.000,00 bestaat gelet op bovenstaande geen grondslag en wordt deze afgewezen. Daargelaten dat de hoogte van de schade in het geheel niet is onderbouwd.
Proceskosten in conventie en reconventie
4.16.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 80.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 8 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
beveelt de man tot afgifte van alle persoonlijke eigendommen van de vrouw genoemd in productie 4 van de dagvaarding, binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel ingeval de man in gebreke blijft daaraan te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van de man af,
in conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.