ECLI:NL:RBNHO:2024:11777

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
96-067835-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in verband met demonstratie door Extinction Rebellion

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een demonstratie van de milieubeweging Extinction Rebellion in Castricum. De verdachte was beschuldigd van het veroorzaken van onnodige overlast en hinder door te demonstreren op het Raadhuisplein. De kantonrechter heeft de dagvaarding nietig verklaard, omdat de omschrijving van de handelingen die de verdachte werden verweten onvoldoende feitelijk was. De tenlastelegging gaf aan dat de verdachte hinder en overlast had veroorzaakt omdat zij demonstreerde, maar hinder en overlast zijn inherent aan een demonstratie. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig was.

De kantonrechter benadrukte het belang van een duidelijke en feitelijke omschrijving van de verweten handelingen, vooral in het licht van het grondwettelijk beschermde recht op demonstratie. De rechter merkte op dat het essentieel is om te voorkomen dat er een afschrikwekkend effect ontstaat bij vreedzame demonstraties. De officier van justitie had betoogd dat de tenlastelegging niet innerlijk tegenstrijdig was, maar de kantonrechter oordeelde dat de omschrijving van de handelingen niet voldoende was om de verdachte in staat te stellen zich adequaat te verdedigen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de dagvaarding nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden vervolgd. Dit vonnis onderstreept de noodzaak voor strenge eisen aan de feitelijke onderbouwing van beschuldigingen in het kader van demonstraties, ter bescherming van het recht op vrije meningsuiting en het recht om te demonstreren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Kantonrechter
Parketnummer: 96-067835-24
Uitspraakdatum: 02 oktober 2024
Tegenspraak
Schriftelijk vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Troost en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. D. Gaasbeek te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 4 november 2022 te Castricum, op of aan een weg, te weten Raadhuisplein 1, Demonstratie Van Milieubeweging Extinction Rebellion In De Centrale Hal Van Het Gem, zich zodanig heeft opgehouden en/of gedragen dat aan weggebruikers en/of aan bewoners van (een) nabij die weg gelegen woning(en) onnodig overlast en/of hinder werd veroorzaakt, immers heeft zij, verdachte, toen aldaar gedemonstreerd;
(Artikel 2:47 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Castricum)

2.Voorvragen: beroep op nietigheid van de dagvaarding

2.1
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de oproeping van de verdachte nietig dient te worden verklaard. De tenlastelegging verwijt immers de verdachte hinder en overlast te hebben veroorzaakt
omdatzij demonstreerde, maar hinder en overlast zijn wezenskenmerken van een demonstratie. De tenlastelegging is daardoor innerlijk tegenstrijdig. De verdediging verwijst in dat verband ook naar het oordeel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat als ‘general principle’ geldt dat iedere vorm van betoging onvermijdelijk ontwrichting van het dagelijks leven veroorzaakt en dat ook in dat geval van de autoriteiten tolerantie wordt verlangd.
2.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastelegging niet innerlijk tegenstrijdig is. Volgens de officier van justitie moet de tenlastelegging in samenhang met het dossier gelezen worden. Als, zoals hier het geval was, op een gegeven moment een tijdslimiet wordt gesteld en gevorderd wordt het gemeentehuis te verlaten en daar geen gehoor aan wordt gegeven, is wel degelijk sprake van zodanige overlast en hinder door te demonstreren, dat tegelijkertijd geen sprake is van innerlijke tegenstrijdigheid van de tenlastelegging.
2.3
Oordeel van de kantonrechter
Artikel 261 van het Wetboek van strafvordering (Sv) bepaalt dat de dagvaarding een opgave van het ten laste gelegde feit moet inhouden met vermelding van de tijd omstreeks welke en de plaats waar dat feit zou zijn begaan. Die eis betekent onder andere dat de tenlastelegging voldoende feitelijk moet zijn. Om zich goed te kunnen verdedigen moet voor een verdachte duidelijk zijn welke concrete handeling(en) hem of haar worden verweten.
De omschrijving van de handelingen die de verdachte in deze zaak worden verweten (“immers heeft zij, verdachte, toen aldaar gedemonstreerd”) is niet voldoende feitelijk. Op grond van die terminologie is voor de verdachte niet duidelijk welke concrete handeling(en) haar wordt verweten (vastketenen in het gemeentehuis? niet verlaten van het gemeentehuis na daartoe strekkende vordering van de politie? een andere handeling?). Daardoor is ook niet duidelijk of en in hoeverre die handelingen hinder en overlast kunnen veroorzaken als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Castricum. Daaraan doet niet af dat in het proces-verbaal wordt beschreven dat “[verdachte] weigerde het gemeentehuis van Castricum te verlaten nadat zij daartoe meerdere keren was verzocht door de ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Castricum” en zij “2 keer [is] gevorderd het gemeentehuis te Castricum te verlaten door verbalisant [verbalisant]”. Uit dat proces-verbaal blijkt bijvoorbeeld niet duidelijk op welke tijdstippen de verdachte is gevorderd het gemeentehuis te verlaten en hoe zij, in verband daarmee, “onnodig hinder en overlast” veroorzaakte. Ook wanneer de dagvaarding wordt gelezen in samenhang met dat proces-verbaal is onvoldoende duidelijk welke concrete feitelijke handeling verdachte wordt verweten in het kader van de demonstratie waaraan zij deelnam.
Een voldoende feitelijke beschrijving van de concrete handeling(en) die de verdachte worden verweten is in het bijzonder ook relevant, omdat de daarop gegronde bewezenverklaring en strafbaarheid van die handeling(en) beoordeeld zal/zullen moeten worden in het licht van het grondwettelijk beschermde recht op demonstratie, aan de uitoefening waarvan meestal enige hinder en overlast is verbonden.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat het in een democratische rechtsstaat van groot belang is strenge eisen te stellen aan de verfeitelijking van hetgeen aan een verdachte ten laste wordt gelegd in het kader van een demonstratie. Als drempel voor de vervolgingsbeslissing bij demonstraties en, mede daardoor, om te voorkomen dat van vervolging in geval van een vreedzame demonstratie als de onderhavige een ongewenst afschrikwekkend (chilling) effect uitgaat.
De conclusie moet zijn dat de dagvaarding nietig is.
Gelet op het voorgaande kan onbesproken blijven in hoeverre de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig is, omdat hinder en overlast wezenskenmerken zijn van een demonstratie.

3.Beslissing

De kantonrechter:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt.
Verklaart de dagvaarding voor dit ten laste gelegde feit nietig.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr M.C.J. Lommen, kantonrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H de Koning,
en mondeling uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2024.
Bij afwezigheid van de griffier alleen door de kantonrechter getekend.