Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Het geschil
3.De beoordeling
‘De door de minister belast met de volkshuisvesting vast te stellen (jaarlijkse) huurprijswijziging is van toepassing op de netto huur zoals genoemd in artikel 3. Deze huurprijswijziging zal elke huurder afzonderlijk worden meegedeeld.’
Huurder is verplicht ten behoeve van verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van €25,- [niveau 2007, geïndexeerd volgens het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) Consumentenprijsindex, alle huishoudens] per kalenderdag te betalen, indien hij enige bepaling uit dit huurreglement overtreedt. Dit onverminderd zijn verplichting om alsnog overeenkomstig dit huurreglement te handelen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding. De door huurder op grond van dit huurreglement verschuldigde boete is, zonder dat daartoe gerechtelijke tussenkomst noodzakelijk is, verschuldigd aan de verhuurder zolang de overtreding voortduurt.’
Indien huurder in gebreke blijft te voldoen aan enige verplichting die uit de huurovereenkomst voortvloeit, is hij de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag dat huurder in gebreke is.’
Alle ter uitvoering van deze overeenkomst gemaakte of te maken kosten, waaronder begrepen administratie- en aanmaningskosten, alsmede alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die verhuurder maakt ingeval van het niet nakomen van enige verplichting in deze overeenkomst, zijn voor rekening van huurder.’
op onvoorwaardelijke en onherroepelijke wijze’ afstand heeft gedaan van artikel 3 en 22.2 van de algemene voorwaarden en dat er daardoor geen bedingen meer zijn die vernietigd kunnen of moeten worden met als gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft Woningstichting Den Helder niet gevolgd in dat standpunt. Dit omdat Woningstichting Den Helder pas in de loop van de procedure, na op de oneerlijkheid van de bedingen en de gevolgen daarvan gewezen te zijn door de kantonrechter én nadat [gedaagde] al (geruime tijd) in verzuim was, tot actie (afstand nemen van de oneerlijke bedingen) is overgegaan. Ondanks dat de kantonrechter niet meer tot vernietiging van de bedingen kon overgaan, is wel de gevolgtrekking daarvan toegepast: de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente zijn afgewezen. Geoordeeld is dat dat pas anders zou kunnen zijn als het nieuwe vorderingen betreft die zijn ontstaan nadat rechtsgeldig afstand is gedaan van de oneerlijke bedingen.