6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de
rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de
omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een
en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat sprake is van zeer ernstige feiten waarbij de
verdachte zelf onder meer hevig geweld heeft toegepast door met een mes hakkende bewegingen te maken richting het bovenlichaam van het slachtoffer en hem hierbij te raken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een mes heeft meegenomen naar een confrontatie en uiteindelijk het conflict tussen het slachtoffer en zijn vriendin op zo’n gewelddadige en bedreigende manier heeft willen oplossen, terwijl er geen enkele aanleiding voor was. Het conflict tussen zijn vriendin en het slachtoffer was namelijk klein en het slachtoffer rende vrijwel meteen weg. Er mag van geluk worden gesproken dat het letsel van het slachtoffer als gevolg van de steken beperkt is gebleven. Het had veel slechter kunnen aflopen. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld in het algemeen nog lang de negatieve gevolgen ervaren. Deze feiten hebben ook daadwerkelijk grote gevolgen gehad voor het slachtoffer, vooral mentaal, wat ook blijkt uit de toelichting van de raadsman van het slachtoffer ter terechtzitting.
Dit soort feiten zorgt tot slot ook voor maatschappelijke onrust en versterkt de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder ten nadele van verdachte rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte, gedateerd 19 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict met een wapen (mes) is veroordeeld. Dit was een deels voorwaardelijke veroordeling voor een vergelijkbaar ernstig geweldsdelict waarvan hij ten tijde van het onderhavige feit in een proeftijd liep en toezicht, begeleiding en behandeling ontving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 20 augustus 2024, van de Raad en het ongedateerde verslag van [behandelaar] , behandelaar van de Waag.
Het rapport van de Raad van 20 augustus 2024 houdt — kort en zakelijk weergegeven — onder meer het volgende in.
De Raad vindt het belangrijk dat verdachte zijn leven buiten de [JJI] (hierna: JJI) (verder) gaat opbouwen, met de nodige behandeling en coaching om zo de kans op recidive te verkleinen. De behandeling en begeleiding dienen met name gericht te zijn op het vergroten en versterken van de grip op zijn handelen, keuzes en denken alsmede zijn probleemoplossend vermogen en vaardigheden. Stress en het zelfstandig willen oplossen van problemen zijn namelijk risicofactoren gebleken. Daarnaast is het afgelopen jaar gebleken dat een gestructureerde dag invulling moeizaam van de grond komt, wat mogelijk komt door zijn enigszins zelfbepalende gedrag en gebrek aan vaardigheden.
De Raad heeft dan ook geadviseerd een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast wordt geadviseerd om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan forensische behandeling, zoals vanuit de Waag of een vergelijkbare instantie;
- meewerkt aan coaching zoals vanuit Nova Forte of een vergelijkbare instantie;
- een gestructureerde dag- en vrijetijdsbesteding heeft;
- verboden wordt om met het slachtoffer direct of indirect contact te leggen of te laten leggen met uitzondering van een herstel- bemiddelingstraject;
waarbij aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte
ten behoeve daarvan te begeleiden. Verdachte is daarbij van rechtswege verplicht zijn
medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Hierbij adviseert de Raad een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, wegens de verdenking van een ernstig geweldsdelict en de ingeschatte kans op herhaling.
Mochten deze afdoeningen als niet toereikend worden bevonden, dan adviseert de Raad om aanvullend een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
De Raad heeft zijn strafadvies ter terechtzitting gehandhaafd en hieraan toegevoegd dat wegens het verkleinen van het recidiverisico gekozen is voor behandeling in plaats van afstraffing. Recent is er sprake van een gedragsverandering bij verdachte, wat ook blijkt uit informatie van de Waag. Verdachte toont inmiddels inzicht, maar hij dient dit nog in de praktijk toe te passen en daarom is behandeling, begeleiding en mogelijk ook systeemtherapie noodzakelijk. Jeugddetentie wordt dan ook niet in het belang van verdachte geacht omdat dit hem vermoedelijk zal demotiveren. Daarnaast is de behandeling van de Waag eindelijk van de grond gekomen en dit zal stopgezet worden indien hij opnieuw vast komt te zitten. Er is geen gedragsbeïnvloedende maatregel geadviseerd, omdat er geen persoonlijkheidsonderzoek heeft plaatsgevonden. In het verleden heeft er al een dubbel persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden en er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor de noodzaak van een aanvullend onderzoek.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de schorsingsperiode wisselend is verlopen. Gezien wordt dat hij baat heeft bij strakke regels en afspraken, maar dat hij lastig te motiveren is. Indien hij meer vrijheden heeft, moeilijke vragen krijgt of aangesproken wordt op zijn gedrag, wordt hij koppig en opstandig. Er heeft geen terugmelding plaatsgevonden wegens het belang van voorzetting van de behandeling voor de onderliggende problematiek. De onderliggende problematiek is op dit moment echter nog onduidelijk, al zijn er wel vermoedens.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, deels voorwaardelijk. De intentie van de rechtbank daarbij is dat verdachte niet zal hoeven terugkeren naar een [JJI] voor de veroordeling van deze feiten. De op te leggen jeugddetentie is lager dan geëist door de officier van justitie gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de positieve houding die hij (zoals de Raad vaststelt) aanneemt ten aanzien van bijvoorbeeld hulpverlening en behandeling. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de algemene voorwaarde en de na te noemen, uit het advies van de Raad en de aanvulling ter zitting, voortvloeiende bijzondere voorwaarden, waaronder forensische behandeling, systeemtherapie, coaching, dagbesteding en een contactverbod. Daarmee zal – ter voorkoming van recidive – toezicht, begeleiding en behandeling kunnen voortduren en wordt voorkomen dat betrokkene contact opneemt met het slachtoffer.
Gezien het verloop van het eerder opgelegde jeugdreclasseringstoezicht, de leeftijd van
verdachte tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten en het advies van de Raad, ziet
de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de gecertificeerde instelling De Jeugd- en gezinsbeschermers te Haarlem, opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank zal bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten het meermaals steken van het slachtoffer in de rug. Dit terwijl hij circa drie jaar geleden nog is veroordeeld voor een vergelijkbaar geweldsdelict. De rechtbank is daarom, in het licht bezien van het risico op herhaling dat is vastgesteld door de Raad, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Daarnaast is de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat, naast de jeugddetentie, verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.